Mijn Werk

Door de Tibetaan

In de maand november 1919 maakte ik contact met A.A.B. (Alice A. Bailey) en vroeg haar het een en ander voor mij te schrijven en ook de uitgaven van bepaalde boeken op zich te nemen die – krachtens de wet van het geregeld publiceren der waarheid – zouden moeten verschijnen. Zij weigerde onmiddellijk, daar zij geen sympathie voelde voor de stroom van zogenaamde occulte literatuur die door de diverse occulte groepen aan het publiek worden uitgegeven, en zij geen ervaring had in schrijven voor het grote publiek en daarenboven een diepe afkeer had van iedere vorm van psychisch schrijven en psychisch werk. Later veranderde zij van inzicht, toen ik haar uitlegde, dat telepathisch contact een bewezen feit was en een zaak van wetenschappelijk belang, dat zij niet helderhorend was en evenmin helderziend en het ook nimmer zou worden en dat (boven alles) het criterium der waarheid in de waarheid zelf ligt. Ik zei haar dat, indien zij een maand lang zou willen schrijven, het opgeschreven materiaal haar zou bewijzen of het waarheid bevatte, of het intuïtief begrip en erkenning opriep en of het datgene inhield wat van waarde zou kunnen zijn in het nieuwe geestelijke tijdperk dat voor de deur stond. Daarom overwon zij haar afkeer van dit soort werk en van de vele occulte weerga­ven van de waarheid, die toen voorkwamen. Zij stelde slechts de voor­waarde, dat het geschrevene zou uitkomen zonder ook maar ergens aanspraak op te maken en dat de leerstof zou staan of vallen op grond van eigen verdienste.

De Boeken

Het eerste boek dat uitgegeven werd, was "Mensen- en Zonne­Inwijding". Dit was het resultaat van haar eerste poging om dit soort werk te doen. Het legde de grondslag voor alle daarop volgende boeken. Sindsdien heeft A.A.B. gedurende bijna vijfentwintig jaren voor mij geschre­ven. De boeken zijn uitgegeven overeenkomstig een diepe, daaraan ten grondslag liggende doelstelling, waarover u misschien wel iets zult willen weten; ze hebben over de gehele wereld erkenning gevonden.

Mensen- en Zonne-Inwijding” was bedoeld om het bestaan van de Hiërarchie onder de aandacht van het publiek te brengen. Dit was door H.P. Blavatsky gedaan in de vorm van conclusies en beweringen, maar zonder enig logisch verband. De Theosofische Vereniging had het feit van het bestaan der Meesters onderricht, hoewel H.P.B. (in haar mededelin­gen aan de Esoterische afdeling) beweerde, dat het haar bitter speet dat zij dit gedaan had. Deze lering werd door latere theosofische leiders verkeerd uitgelegd en zij maakten zekere fundamentele fouten. De Meesters Die zij uitbeeldde, werden gekenmerkt door een onmogelijke onfeilbaarheid, onmogelijk, omdat de Meesters Zelf ook nog evolueren. Het onderricht dat gegeven werd, moedigde een belangstelling aan die zich verdiepte in zelfontwikkeling en zich intens richtte op persoonlijke ontplooiing en bevrijding. De mensen die als ingewijden en oudere discipelen werden aangeduid, waren volstrekt middelmatige mensen zonder de minste invloed buiten de Theosofische Vereniging zelf. Ook werd de nadruk gelegd op volstrekte toewijding aan de Meesters, toewijding aan Hun persoonlijkheden. Ook stelde men het voor, alsof deze Meesters zich bemoeiden met de Organisatie van de diverse occulte groepen, die beweerden onder Hun leiding te werken. Zij werden verantwoordelijk gesteld voor de fouten van de leiders der groepen, die zich verscholen achter zulke beweringen als “De Meester heeft mij gelast te zeggen”, “De Meester wil dat het volgende werk gedaan wordt” of “De Meester wenst, dat de leden zus of zo handelen”. Zij, die gehoorzaamden, werden als goede leden be­schouwd; zij die weigerden er belang in te stellen of niet te gehoorzamen, werden beschouwd als afvalligen. Doorlopend werd er inbreuk gemaakt op de vrijheid van de enkeling; De zwakheden en de eerzucht der leiders werden verontschuldigd. A.A.B., die dit alles wel wist, weigerde om aan die zich steeds herhalende gang van zaken mee te doen, want dit is de geschiedenis van praktisch alle bekende occulte groepen die de aandacht van het publiek trekken. Zelfs indien ik al op die manier had willen werken (wat niemand die met de Hiërarchie is verbonden, ooit doet) dan zou ik van haar geen medewerking gekregen hebben.

Brieven over Occulte Meditatie” volgde daarop. Deze gaven een enigszins nieuwe benadering betreffende meditatie, niet gebaseerd op toewijding aan de Meesters, maar op een erkenning van de ziel in ieder mens. Dit werd gevolgd door “Een Verhandeling over Kosmisch Vuur”. Dit boek bevatte een uitbreiding van de leerstof, gegeven in de Geheime Leer, over de drie vuren – elektrisch vuur, zonne-vuur en vuur door wrijving – en was een vervolg dat verwacht werd, en dat de psychologi­sche sleutel op de Geheime Leer bood. Het is bedoeld als een studie voor discipelen en ingewijden aan het einde van deze eeuw en het begin van de volgende eeuw, tot aan het jaar 2025.

Later was A.A.B. van mening, dat het zowel voor mij als voor het werk van waarde zou zijn, als zij bepaalde voor leerlingen geschikte boeken zou schrijven, apart van het doorgeven van mijn geschriften en het opnemen van mijn aantekeningen en het stellen daarvan in dat Engels dat tot nadenken aanspoort en dat door ons gezamenlijk ontwikkeld is als een middel tot het overbrengen van die denkbeelden, waarvan het mijn plicht is ze openbaar te maken. De gemiddelde psychische mens en het medium zijn gewoonlijk niet bijzonder intelligent en A.A.B. wenste te bewijzen (om het werk van de toekomst te helpen), dat men bepaald psychisch werk kan doen en toch werkelijk intelligent kan zijn. Zij heeft daarom vier boeken geschreven, die geheel haar eigen schepping zijn":

  • Het Bewustzijn van het Atoom.
  • De Ziel en haar Mechanisme.
  • Van Intellect naar Intuïtie.
  • Van Bethlehem tot Golgotha.

Ook heeft zij in samenwerking met mij een boek geschreven, geti­teld: “Het Licht der Ziel”. Daarin geef ik de vertolking van de Sanskriet Sutra’s van Patanjali en zij geeft het commentaar, terwijl zij zich zo nu en dan met mij in verbinding stelde om zeker te zijn van de betekenis.

Daarop volgde “Een Verhandeling over Witte Magie”. Dit boek werd jaren geleden geschreven en naarmate het vorderde werd het hoofd­stuk na hoofdstuk, slechts als leesstof, aan de oudere leerlingen van de Arcane School toegestuurd. Het is het eerste boek dat ooit is uitgegeven over het trainen en beheersen van het astrale en emotionele lichaam. Er zijn vele occulte boeken geschreven over het stoffelijk lichaam en het louteren daarvan en over het etherische of levenslichaam. De meeste daarvan zijn samengesteld uit andere boeken, oude zowel als nieuwe. Mijn boek heeft echter de bedoeling om de moderne aspirant te trainen in het beheersen van zijn astrale lichaam met behulp van het denkvermo­gen, terwijl dat denkvermogen op zijn beurt door de ziel wordt verlicht.

Het boek dat wij vervolgens opzetten was “Een Verhandeling over de Zeven Stralen”. Het is een omvangrijk werk. Het worden vier delen, waarvan er reeds twee zijn uitgegeven, het derde ligt gereed voor publicatie en het laatste deel zijn wij bezig te schrijven. (geschreven in 1943). Deel I en Deel II behandelen de zeven stralen en hun zeven psychologische typen; zij leggen de grondslag voor de nieuwe psycholo­gie, waarvoor de moderne psychologie, zo materialistisch als deze ook zijn moge, een gezonde basis heeft gelegd. Deel III is geheel gewijd aan het onderwerp van esoterische astrologie en vormt een afgerond geheel op zichzelf. Het is bedoeld om de nieuwe astrologie te lanceren, die op de ziel en niet op de persoonlijkheid gebaseerd is. De orthodoxe astrologie trekt een horoscoop die het lot en de bestemming van de persoonlijkheid aangeeft, en wanneer die persoonlijkheid weinig geëvolueerd is of slechts matig ontwikkeld, is deze dikwijls verwonderlijk juist. In het geval van hoog ontwikkelde mensen, aspiranten, discipelen en ingewijden, die beginnen hun sterren en dientengevolge hun daden te beheersen, is de horoscoop echter niet zo juist; dan zijn de voorvallen en gebeurtenissen in hun leven niet meer te voorspellen. De nieuwe astrologie van de toekomst probeert de sleutel te geven tot de horoscoop van de ziel en niet tot die van de persoonlijkheid. Er is genoeg door mij gegeven om de astrologen, die belangstellend zijn en tot de nieuwe richting behoren, in staat te stellen de toekomst uit te werken vanuit het oogpunt van deze nieuwe benadering. Astrologie is een fundamentele en hoogst noodzakelijke wetenschap. A.A.B. weet niets af van astrologie; zij kan zelfs geen horoscoop trekken en evenmin zou zij u de namen kunnen noemen van de planeten en de huizen waarover zij heersen. Daarom ben ik geheel en al verantwoordelijk voor alles wat in dit en al mijn boeken verschijnt, behalve voor dat ene boek, zoals ik hierboven al uitlegde, “Het Licht der Ziel”.

Het vierde deel behandelt het onderwerp van genezing en het door het antahkarana overbruggen van de kloof, die bestaat tussen de Monade en de persoonlijkheid. Ook somt het de Veertien Regels op, die degenen die in training zijn voor inwijding, moeten leren toepassen (De Tibetaan en A.A.B. besloten later die Veertien Regels als een apart deel uit te geven. Zij zullen daarom verschijnen als Deel V van de Verhandeling over de Zeven Stralen. – Foster Bailey.) Op dit laatste onderwerp zou ik nog eens uw aandacht willen vestigen en er u aan willen herinneren, dat A.A.B., hetzij privé, hetzij, in het openbaar, er nooit aanspraak op heeft gemaakt, of zal maken, een ingewijde te zijn. Zij weet dat dit tegen de occulte wet ingaat en zij heeft te veel mensen van niet bepaald geestelijke instelling of intellectuele bekwaamheid die aanspraken zien maken en zij heeft het daaruit volgend kwaad dat ontstond, gezien waardoor het denkbeeld van de Hiërarchie en de aard van adeptschap naar beneden gehaald werden in de ogen van het toeschouwend publiek. Voor de Veertien Regels en de toelichting ervan ben ik dus geheel verantwoordelijk. Nimmer heeft A.A.B. er aanspraak op gemaakt, meer te zijn dan een werkend discipel, die zich bezig houdt met wereldomvattend werk (wat niemand kan ontkennen), en keer op keer heeft ze herhaald, dat het woord “discipel” het wettig en onbetwistbaar woord is (en ook het ware woord), dat gebruikt moet worden voor alle graden van werkers in de Hiërarchie, vanaf de proefdiscipel, die in los verband staat met zekere discipelen in de Hiërarchie, tot en met de Christus zelf, de Meester alle Meesters en de Leraar zowel van Engelen als van mensen. Doorlopend heeft ze zich, en dat met mijn volle toestemming, teweer gesteld tegen de ongezonde nieuwsgierigheid naar status en titel, die zo’n verderfelijke invloed heeft gehad op zoveel occulte groepen, en die geleid heeft tot zo geweldig veel wedijver, jaloezie, kritiek en het maken van aanspraken, waardoor de meeste occulte groepen worden gekenmerkt en waardoor zoveel hunner publicaties worden gedoemd tot doelloosheid en waardoor het de grote massa onmogelijk wordt gemaakt het onderricht in alle zuiverheid en eenvoud te ontvangen. Status en titel, plaats en positie tellen niet. Het is de leerstof, waar het op aankomt – de waarheid ervan en het beroep, dat deze doet op de intuïtie. Dit moet men altijd in gedachten houden.

De aangenomen discipelen van een Meester, die uit zichzelf er toe komen Hem te erkennen – een erkenning die dan door hun medediscipelen kan worden bevestigd en door de Meester zelf kan worden aangewend als een feitelijke omstandigheid – kennen Hun Meester, aanvaarden onderricht van Hem en spreken onder elkaar over Hem, zoals Hij tegenover hen staat, maar niet tegenover de buitenwereld.

De boeken zijn dus gedurende jaren geregeld uitgekomen. Wanneer “Een Verhandeling over de Zeven Stralen” klaar is, en een klein boek over “Begoocheling” persklaar, en een boek over “Discipelschap in het Nieuwe Tijdperk” in handen van het publiek is, dan zal het werk van A.A.B. voor mij voltooid zijn en kan zij haar werk in de Ashram van haar eigen Meester hervatten – het werk van een discipel.

De School

Het volgend stadium van het werk dat ik trachtte tot stand te brengen, is nu in werking. Het was mijn wens (zoals het de wens is van velen die met de Hiërarchie zijn verbonden) om een esoterische school opgericht te zien, waarvan de leden vrij zouden zijn, waar zij niet gebonden zouden worden door geloften en eden en waar – terwijl men meditatie en studie voorschreef en esoterisch onderricht verstrekte – het aan de leerlingen zou worden overgelaten zichzelf aan te passen en de waarheid te vertolken zo goed zij konden; een school die hun de vele gezichtspunten voor zou leggen en hun tezelfdertijd de diepste esoterische waarheden zou mededelen, die zij zouden kunnen erkennen, indien er ook maar iets in hen was dat open stond voor de mysteriën en die, zelfs indien zij gelezen of gehoord werden door hen die de perceptie (waarnemingsvermogen) misten om de waarheid als zodanig te erkennen, geen kwaad zouden kunnen doen.

Zo’n school werd in 1923 door A.A.B. opgericht met behulp van Foster Bailey en van zekere leerlingen met visie en geestelijk begrip. Zij stelde als voorwaarde, dat ik niets met de Arcane School te maken zou hebben en dat ik niets te zeggen zou hebben over de leiding en het leer­plan ervan. In dit opzicht was zij verstandig en had zij gelijk en ik onderschrijf haar houding ten volle. Zelfs mijn boeken werden niet als leer­boeken gebruikt en pas gedurende de laatste drie jaren is één ervan – “Een Verhandeling over Witte Magie” – als studieboek bewerkt en wel op zeer ernstig verzoek van vele leerlingen. Ook is iets van het onderricht over het antahkarana (dat in een volgend deel van “Een Verhandeling over de Zeven Stralen” zal verschijnen) gedurende twee jaren gebruikt in een afdeling van de vierde graad. De leerstof over begoocheling is als deel van het leesmateriaal voor een andere afdeling uitgegeven. In de Arcane School wordt geen gehoorzaamheid geëist, er wordt geen nadruk gelegd op het gehoorzamen aan de Meester, want er is geen Meester, die de school leidt. Er wordt nadruk gelegd op de ene Meester in het hart, de ziel, de waarlijk geestelijke mens, in het innerlijk van ieder menselijk wezen. Er wordt geen theologie onderwezen en de student wordt op geen enkele wijze gedwongen om de een of andere vertolking of verkondiging van de waarheid te aanvaarden. Een lid van de school kan het bestaan van de Meesters, van de Hiërarchie, van reïncarnatie of van de ziel aannemen of verwerpen en toch lid blijven van de school en er in hoog aanzien staan. Aanhankelijkheid wordt niet verwacht of gevraagd, noch ten opzichte van de school, noch ten opzichte van A.A.B. Leerlingen kunnen werken in alle mogelijke occulte, esoterische, metafysische of orthodoxe groepen en kerken en toch lid zijn van de Arcane School. Er wordt hun verzocht dergelijke werkzaamheden te beschouwen als gebie­den van dienstbetoon, waarop zij alle geestelijke hulp die zij mogelijkerwijs door hun werk in de school verworven hebben, tot uitdrukking kunnen brengen. Van vele occulte groepen werken er leiders en oudere werkers in de Arcane School, maar zij voelen zich volkomen vrij om hun tijd, hun aanhankelijkheid en dienst te geven aan hun eigen groepen.

De Arcane School bestaat al twintig jaar en gaat thans – net als de gehele mensheid – een nieuwe cyclus van groei en dienstbaarheid in en hiervoor worden de nodige voorbereidingen getroffen. DIENST is de grondtoon van de school, een dienst gebaseerd op liefde voor de mensheid. Het meditatiewerk gaat vergezeld en wordt in evenwicht gehouden door studie en door het streven de studenten te leren dienen.

De Nieuwe Groep van Werelddienaren

Een andere fase van mijn werk trad ongeveer tien jaar geleden in werking, toen ik zekere brochures begon te schrijven voor het grote pu­bliek, waarin ik de aandacht vestigde op de wereldsituatie en de Nieuwe Groep van Werelddienaren. Op die wijze trachtte ik op aarde een veruiterlijking of symbool te verankeren (als ik een dergelijke uitdrukking mag gebruiken) van het werk der Hiërarchie. Het was een poging om subjectief en – zo mogelijk – ook objectief al die mensen, vervuld van geestelijke doelstelling en diepe liefde voor de mensheid, die in ver­schillende landen actief werkzaam waren, hetzij in organisaties, hetzij alleen, met elkaar te verenigen.

Hun namen zijn legio. Enkelen ervan zijn aan de werkers in de school en aan Foster Bailey en Alice A. Bailey bekend. Duizenden zijn mij bekend, maar zijn hun onbekend. Zij werken allen onder de inspiratie van de Hiërarchie en vervullen, bewust of onbewust, de plichten voor de Meesters. Samen vormen zij een groep die aan de innerlijke zijde nauw is verbonden door geestelijke bedoeling en liefde. Sommigen zijn occultis­ten en werken in verschillende occulte groepen, anderen zijn mystici en werken met visie en liefde; weer anderen behoren tot orthodoxe godsdien­sten en nog weer anderen erkennen totaal geen zogenaamde geestelijke banden. Allen worden evenwel bezield door een gevoel van verantwoordelijkheid voor het welzijn van de mensheid en hebben zich innerlijk gewijd aan het helpen van hun medemensen. Deze grote groep vormt op het ogenblik de Wereldverlosser en zal de wereld redden en de nieuwe tijd in­luiden na de oorlog. De brochures die ik schreef (en waarvan de eerste nu genoemd wordt “De volgende Drie Jaar” en in 1932 werd uitgegeven onder de titel “De Nieuwe Groep van Werelddienaren”) gaven hun plannen en bedoelingen weer en opperden manieren en methoden om met deze groep van Werelddienaren, die reeds bestond en op velerlei gebied werkzaam was, samen te werken.

Diegenen die door de Nieuwe Groep van Werelddienaren worden beïnvloed en waarmee deze groep tracht samen te werken en die als haar medewerkers kunnen optreden, noemen wij de mannen en vrouwen van goede wil. Ik deed een poging om die mensen te bereiken in 1936, toen er nog een flauwe kans bestond, dat zelfs op dat late tijdstip de oorlog kon worden afgewend. Velen zullen, zich die campagne en het betrekkelijk succes ervan herinneren. Miljoenen werden door middel van het gespro­ken en geschreven woord bereikt, evenals door radio, maar niet genoeg mensen hadden geestelijke belangstelling om de nodige stappen te ondernemen om de vloed van haat, kwaad en agressie tegen te houden, die dreigde de wereld te verzwelgen. In 1939 brak de oorlog uit, ondanks alle pogingen der Hiërarchie en Haar medewerkers, en het werk van goede wil kwam natuurlijk tijdelijk tot stilstand. Ook met dat deel van het werk waarin de leden van de Arcane School hadden getracht te dienen – en wat het vormen van negentien centra van dienst in even zoveel landen tot resultaat had gehad – moest men ophouden, maar slechts tijdelijk, mijn broeders, want goede wil is de “reddende kracht” en een uitdrukking van de wil-ten-goede, waardoor de Nieuwe Groep van Werelddienaren wordt bezield.

Ik wil er hier de nadruk op leggen, dat dit verankeren van de Nieuwe Groep van Werelddienaren en organiseren van het werk van goede wil hoegenaamd niets te maken heeft met de Arcane School, behalve in zoverre, dat er aan de leden van de school gelegenheid werd gegeven om aan de beweging mee te helpen. Het stond hun geheel vrij dit al dan niet te doen naar verkiezing. Een zeer groot percentage negeerde de poging volkomen en toonde daardoor de vrijheid die zij voelden en die hun geleerd was.

Toen de oorlog uitbrak en de gehele wereld in de daaruit voort­vloeiende chaos, gruwelen, ramp, dood en ziele-angst werd gestort, ver­langden vele geestelijk ingestelde mensen zich van de strijd, afzijdig te houden. Zij vormden geen meerderheid, maar een machtige en luidruchtige minderheid. Iedere houding van partijdigheid beschouwden zij als inbreuk op de wet van broederschap en zij waren bereid het heil der gehele mensheid op te offeren aan een sentimentele drang om alle mensen lief te hebben op een wijze, die hen noodzaakte in geen enkel opzicht te handelen of te besluiten. In plaats van “mijn land onder alle om­standigheden” werd het “de mensheid onder alle omstandigheden”. Toen ik de brochure schreef genaamd “De Huidige Wereldcrisis”, en de daarop volgende artikelen over de wereldsituatie, heb ik gezegd, dat de Hiërarchie de houding en de doelstellingen van de Verenigde Naties steunde, omdat deze streden voor de vrijheid van de gehele mensheid en voor de bevrijding van de lijdende mensen. Dit plaatste de Hiërarchie noodzake­lijkerwijs in de positie, dat zij op geen enkele wijze het standpunt der as­mogendheden onderschreef. Velen mensen in het werk van goede wil en enkelen in de school legden dit uit als zijnde van politieke betekenis. Blijkbaar geloofden wij, dat van geestelijk ingestelde mensen een standpunt van volslagen neutraliteit betreffende goed en kwaad werd geëist. Der­gelijke mensen slagen er niet in helder te denken en verwarren onwil om zich aan een der zijden te scharen met broederliefde, waarbij zij de woor­den van de Christus vergeten: “Wie niet voor mij is, is tegen mij”. Laat mij herhalen, wat ik dikwijls eerder heb gezegd. De Hiërarchie en al haar leden, waaronder ikzelf, hebben de mensheid lief, maar zij wensen geen steun te geven aan kwaad, agressie, wreedheid en het kluisteren van de menselijke ziel. Zij komen op voor vrijheid, voor het feit dat een ieder gelegenheid moet hebben om langs de weg van licht voorwaarts te gaan, voor menselijk welzijn zonder onderscheid, voor vriendelijkheid en voor het recht van ieder mens om zelf te denken, te spreken en te werken. Noodzakelijkerwijs kunnen zij daarom niet achter de naties staan – of achter die mensen in iedere natie – die tegen menselijke vrijheid en het menselijk geluk zijn. In hun liefde en hun begrip van de omstandigheden weten zij, dat in een later leven of latere levens, de meerderheid van hen die nu de vijanden zijn der menselijke vrijheid, zelf vrij zullen zijn en de verlichte Weg zullen betreden. Intussen geeft de Hiërarchie met volle kracht haar steun aan die naties die worstelen om de mensheid te bevrij­den en aan al diegenen in iedere natie die op deze wijze werken. Indien men het feit dat men zich aan de zijde van goedheid en vrijheid schaart, schadelijk acht voor de geestelijke kwestie, dan zal de Hiërarchie er voor werken, dat de houding der mensen tegenover wat geestelijk is, veran­dert.

Daar ik verantwoordelijk ben voor het neerschrijven van de bro­chures en, met F.B., voor het publiceren en verspreiden ervan, werd A.A.B. in een moeilijke positie geplaatst. Zij werd het mikpunt van kritiek en aanvallen. Zij weet echter, dat de tijd alle dingen heelt en dat elk werk, indien de motieven daarvan goed zijn, tenslotte bewijst wat het waard is.

Ik ben dus betrokken geweest bij drie aspecten van het werk: de boeken, de Arcane School en de Nieuwe Groep van Werelddienaren. Van deze drie aspecten van het werk is een bepaald krachtdadige en nuttige invloed op de wereld uitgegaan. Het totaal van nuttig werk, dat tot stand werd gebracht is belangrijk en niet de kritieken en het wanbegrip van hen die in wezen tot de oude orde behoren, tot het Vissentijdperk, en die daarom niet in staat zijn te zien, dat de nieuwe levenswijzen en de nieuwe benaderingen tot de waarheid bezig zijn zich baan te breken.

Al deze tijd ben ik achter de schermen gebleven. Ik ben verant­woordelijk voor de boeken en de brochures; zij dragen het gezag der waarheid indien er waarheid bestaat en niet de autoriteit van mijn naam en van geen enkele status, waarop ik aanspraak zou kunnen maken of waarop de nieuwsgierigen, de onderzoekers en de toegewijden aanspraak voor mij zouden kunnen maken. A.A.B. is verantwoordelijk voor de Arcane School; ik heb geen richtlijnen daarvan voorgeschreven, noch mij bemoeid met het leerplan. Mijn boeken en brochures zijn beschikbaar gesteld aan de leerlingen van de school, evenals aan de rest van het grote publiek.

Het werk van goede wil, waarvoor Foster Bailey verantwoordelijk is, heb ik getracht te helpen door denkbeelden te opperen en door aan te duiden wat het werk is, dat de Nieuwe Groep van Werelddienaren tracht te doen, maar nooit zijn uit mijn naam of onder het gezag daarvan verzoeken gedaan en dit zal ook nooit gebeuren. Het totaal van al deze werkzaamheden is goed geweest; misvattingen kwamen weinig voor en zijn eigen geweest aan het persoonlijk karakter en de houding van de criticus. Kritiek is gezond, zolang men niet toelaat dat zij afbrekend is.

Persoonlijke training

Gepaard aan deze voornaamste werkzaamheden heb ik sinds het jaar 1931 een over de gehele wereld verspreide groep mannen en vrouwen getraind in de technieken van aangenomen discipelschap, zoals dit academisch wordt opgevat. Uit de vele neofieten wees ik (in 1931 en later) A.A.B. een groep van ongeveer 45 mensen aan – waarvan sommigen haar persoonlijk bekend waren en sommigen totaal onbekend voor haar – die een bereidheid hadden getoond om getraind te worden en die beproefd konden worden om te zien, of zij geschikt waren voor het groepswerk van het nieuwe discipelschap. Deze mensen kregen persoon­lijke instructies rechtstreeks van mij, evenals zekere algemene aanwijzin­gen, die de nieuwe benadering tot de Hiërarchie en tot het geestelijk leven bevatten, hoewel deze natuurlijk op de oude voorschriften gebaseerd waren. Deze instructies zullen binnenkort voor het grote publiek beschikbaar gesteld worden, maar aanwijzingen betreffende de aldus getrainde mensen worden niet gegeven en er zullen geen inlichtingen worden verstrekt; namen, data en plaatsen zullen alle veranderd worden, maar de instruc­ties zullen blijven zoals zij werden gegeven. (Deze instructies staan nu ter beschikking in “Discipelschap in het Nieuwe Tijdperk”, Deel I en Deel II).

Het kon wel niet anders, of deze mensen hebben door hun contact met mij mijn identiteit vastgesteld. Jarenlang hebben zij geweten wie ik ben. Met grote zorg hebben zij en A.A.B. mijn anonimiteit bewaard en ook onder werkelijke moeilijkheden, gezien het feit dat honderden mensen in bijna ieder land ter wereld zich hebben bezig gehouden met gissingen omtrent mijn identiteit, en velen van hen die goed hebben geraden. Daarom wordt tegenwoordig, in weerwil van alles wat A.A.B. en mijn discipelen hebben kunnen doen, algemeen toegegeven, dat ik een Meester ben en er wordt mij een naam gegeven. Tegenover mijn eigen groep van speciaal gekozen aspiranten heb ik mijn naam erkend, wanneer zij zelf innerlijk daarop waren gekomen. Het zou dwaas en oneerlijk geweest zijn om anders te handelen, en wanneer ik met hen in verbinding trad of instructies schreef over het nieuwe discipelschap, nam ik natuurlijk mijn rechtmatige positie in. Enkele dezer instructies achtten ik en A.A.B. nuttig en geëigend voor meer algemeen gebruik en deze werden vervat in een serie artikelen over de “Stadia van Discipelschap”, die onder mijn naam in de “Beacon” werden gepubliceerd. Voordat zij werden uitgegeven, werden zij zorgvuldig gecorrigeerd door A.A.B., uitgezonderd een artikel van enige maanden geleden, toen A.A.B. onder de druk van een zeer zwaar werk verzuimde een alinea te schrappen, waarin ik sprak als een Meester. Zeer tot haar wanhoop verscheen deze alinea in het Julinummer 1943 van de “Beacon”. Na vele jaren waarin zij mijn identiteit beschermde, maakte zij deze vergissing en daardoor is in het openbaar gezegd dat ik een Meester ben.

In dit verband zijn er drie punten waarop ik uw aandacht wil vestigen.

Vroeger – vele jaren geleden – heb ik in “Een Verhandeling over Witte Magie” gezegd, dat ik een ingewijde van zekere graad was, maar dat mijn anonimiteit bewaard zou worden. Jaren later bevind ik mij door deze vergissing van A.A.B. in de omstandigheid, dat ik mijzelf tegen­spreek of mijn woorden herroep en zo mijn koers verander. Feitelijk doe ik dat niet. De verbreiding van de leer verandert de omstandigheden en de nood der mensen eist wel eens een andere benadering. Er is niets statisch in de evolutie van de waarheid. Het was sinds lang mijn bedoeling alles te doen wat nodig was om het bestaan van de Hiërarchie en Haar leden duidelijker en op treffender wijze wereldkundig te maken.

Jaren geleden heb ik (evenals haar eigen Meester) A.A.B. zeer bepaald gezegd, dat het haar voornaamste taak als discipel was om het publiek vertrouwd te maken met de ware aard van de Meesters van Wijsheid, en om de verkeerde indruk die het publiek had gekregen, weg te nemen.

Tot op zekere hoogte heeft zij dit gedaan, maar niet in die volle omvang die bedoeld was. Zij is voor die taak teruggedeinsd als een gevolg van het diskrediet, waarin het gehele onderwerp was geraakt door de verkeerde voorstellingen die de verschillende leraren en occulte groepen daarvan hadden gegeven en door de belachelijke beweringen, die door de onwetenden over ons werden gedaan. Haar voorgangster, H.P.B., heeft in zekere instructies, die zij heeft rondgezonden aan de Esoterische Afdeling van de Theosofische Vereniging, meegedeeld, dat zij het bitter betreurde ooit de Meesters, Hun namen en functies te hebben genoemd. A.A.B. was van dezelfde opinie. Zoals de Meesters in de Theo­sofische Vereniging zijn uitgebeeld, vertonen Zij slechts weinig gelijkenis met de werkelijkheid. Er is veel goeds gedaan door deze getuigenis aan­gaande Hun bestaan en veel kwaad door de dwaze bijzonderheden, die van tijd tot tijd werden verstrekt. Zij zijn echter niet, zoals Zij werden uitgebeeld; Zij geven geen bevelen aan Hun volgelingen (of liever toegewij­den) om zus of zo te handelen, om deze of gene organisatie op te richten, evenmin wijzen Zij enige, personen aan als zijnde van het hoogste belang voor deze incarnatie, daar Zij ten volle weten, dat de discipelen, ingewij­den en Meesters gekend worden aan hun werken en daden en niet aan hun woorden, en dat Zij hun status moeten bewijzen door het werk dat zijn volbrengen.

De Meesters werken door hun discipelen, in velerlei organisaties, maar zij eisen door middel van deze discipelen GEEN volstrekte ge­hoorzaamheid van de leden van zulke organisaties, evenmin sluiten Zij diegenen van het onderricht uit die niet akkoord gaan met de richtlijnen der Organisatie of met de vertolkingen van de leiders. Zij nemen geen houding aan van afgescheidenheid en antagonisme tegenover de groepen die werken onder andere discipelen of andere Meesters; iedere organisa­tie waarin de Meesters betrokken zijn, zal voor een ieder openstaan en niemand buitensluiten. Zij kibbelen niet over persoonlijkheden en zullen niet de een steunen en de ander afwijzen enkel en alleen, omdat de richt­lijnen van een leider van een organisatie al of niet worden opgevolgd. Zij zijn niet de opvallende en onopgevoede mensen, zoals Zij door de middelmatige leiders van vele groepen worden uitgebeeld. Evenmin kiezen Zij tot discipelen diegenen die de gelofte hebben afgelegd en tot hun vooraanstaande medewerkers mannen en vrouwen die zelfs vanuit we­reldlijk standpunt bezien uitgesproken minderwaardig zijn, of die bepaalde aanspraken doen gelden en de kunst verstaan de aandacht op zichzelf te vestigen. Om een proefdiscipel te zijn, kan men een toegewijde zijn; het zwaartepunt kan dan gelegd worden op loutering en op het verwerven van een intelligent begrip van broederschap en menselijke noden. Om een aangenomen discipel te zijn die rechtstreeks onder de Meesters werkt en die met toenemende invloed werkzaam is in wereldwerk, wordt mentale polarisatie vereist, ontwikkeling van hart en besef van de werkelijke waarden.

Zoals de Meesters aan het grote publiek werden voorgesteld door zulke beweringen als de “I AM” (Ik Ben) beweging, is een bespotting van de werkelijkheid. Zoals de Meesters in vele Theosofische bewegingen (sinds de tijd van H.P.B.) worden uitgebeeld, onderscheiden Zij zich niet door intelligentie en tonen weinig onderscheidingsvermogen bij Hun keuze van diegenen die volgens de organisaties ingewijden zijn of belangrijke leden van de Hiërarchie.

Aangezien A.A.B. dit alles wist en de slechte gevolgen had gadegeslagen van wat gewoonlijk over de Meesters wordt geleerd, heeft zij het uiterste gedaan om de ware aard der Hiërarchie, de doeleinden ervan en de mensen waaruit Zij bestaat, weer te geven; zij heeft ernaar gestreefd om – net zoals de Hiërarchie dat zelf doet – de nadruk te leggen op de mensheid en het dienstbetoon aan de wereld en niet op een groep leraren, die, al zijn zij de gewone persoonlijkheidsproblemen en de ervaring in de drie werelden ontgroeid, toch nog bezig zijn zich te trainen en zich voor te bereiden om (onder leiding van de Christus) de weg van de hogere evolutie, zoals die genoemd wordt, te volgen. De naam, door sommige discipelen in Tibet aan ons gegeven, verschaft een sleutel met betrekking tot het punt in evolutie, dat wij bereikt hebben, Zij noemen de Hiërarchie de Gemeenschap van georganiseerde en Verlichte Denkver­mogen – verlicht door liefde en begrip, door diep mededogen en alomvattendheid, verlicht door kennis omtrent het plan en erop gericht de doelstelling te begrijpen, met opoffering van eigen onmiddellijke vooruitgang om de mensheid te helpen. Zo is een Meester.

Het tweede punt zou ik willen stellen in de vorm van een vraag. Wat voor kwaad doet het, indien iemand naar een Meester wijst en Hem als zodanig erkent, vooropgesteld, dat zijn antecedenten de bewe­ring staven en dat zijn invloed wereldomvattend is? Indien door deze onopzettelijke vergissing A.A.B. mij zo als Meester heeft aangewezen, is er dan enig kwaad geschied? Mijn boeken, de dragers van mijn invloed, zijn tot de verste hoeken van de aarde doorgedrongen en brengen hulpen steun; het werk van dienstbetoon, waarvan ik de idee heb ingegeven en dat door F.B. vrijwillig ten uitvoer werd gebracht, heeft letterlijk miljoenen mensen bereikt door brochures en radio, door het gebruik van de Grote Aanroep, door het werk van de Driehoeken en door de woorden en het voorbeeld van de mannen en vrouwen van goede wil.

A.A.B. heeft in de 25 jaar dat zij voor mij op het occulte gebied gewerkt heeft, geen voordeel getrokken uit het feit dat ik een van de vele Meesters ben, die heden door duizenden mensen erkend worden. Zij heeft zich niet verscholen achter mij of achter haar eigen Meester, voor hetgeen zij gedaan heeft; ook is zij haar werk niet begonnen of heeft het uitgevoerd op basis van: “De Meester heeft dit bevolen”. Zij weet, dat het tot het werk van de Meester behoort een discipel in aanraking te brengen met het Plan en dat de discipel dan op zijn eigen initiatief aan het werk gaat en dat hij, naarmate hij wijsheid en liefde deelachtig is, op intelligente wijze tracht zijn schouders te zetten onder zijn aandeel in de verwerke­lijking van het Plan. Hij maakt fouten, doch hij gaat hiervoor niet naar de Meester, doch betaalt zelf de prijs en leert daardoor zijn les. Hij behaalt succes, doch gaat niet naar de Meester om geprezen te worden, want hij weet, dat Deze hem niet prijzen zal. Hij heeft te kampen met ziekte, met jaloezie en weerstanden van hen die niet met veel succes werken of die concurrentie vrezen, doch hij gaat niet naar de Meester om hulp om staande te blijven. Hij tracht in het licht van zijn eigen ziel voort te gaan en stand te houden door de kracht van zijn eigen geestelijk Wezen en daardoor zichzelf te leren een Meester te worden door zelf zijn moeilijkheden te overwinnen.

Het derde punt dat ik onder uw aandacht zou willen brengen is dat in de nieuwe cyclus, die aan het einde van de oorlog zal aanbreken, het bestaan van de Hiërarchie en van het werk der Meesters – door middel van Hun discipelen – steeds meer onder de aandacht van het publiek moet en zal worden gebracht. In toenemende mate zullen overal de discipelen het Hiërarchisch Plan van broederschap, geestelijk leven en alomvattendheid aan de wereld voorleggen. Dit zal niet gebeuren in dergelijke termen (die onder de dwazen zo gangbaar zijn) als “de Meester heeft mij uitverkoren” of “de Meester staat achter mijn streven” of “ik ben de verte­genwoordiger van de Hiërarchie”, maar door een leven van dienst, door aan te tonen dat de Meesters bestaan en aan vele mensen overal bekend zijn; dat het Plan een plan is van evolutionaire ontwikkeling en opvoedkun­dige vooruitgang naar een intelligent geestelijk doel; dat de mensheid niet alleen staat, maar dat de Hiërarchie stand houdt; dat Christus met zijn mensen is; dat de wereld vol is van discipelen die onbekend zijn, omdat zij in stilte werken; dat de Nieuwe Groep van Werelddienaren bestaat; dat de Mannen en Vrouwen van Goede Wil overal zijn; dat de Meesters niet de minste belangstelling hebben voor persoonlijkheden, maar, dat Zij mannen en vrouwen van alle mogelijke opvattingen, meningen en nationaliteiten zullen gebruiken, vooropgesteld, dat deze door liefde worden gedreven, intelligent zijn en een getraind denkvermogen hebben, alsook een mag­netische en stralende invloed, die de mensen zal aantrekken tot waarheid en goedheid, maar niet tot het individu – zij hij Meester of discipel. De Meesters geven niets om persoonlijke trouw, maar wijden zich slechts aan het verlichten van smart en aan het bevorderen van de evolutie van de mensheid en aan het aanwijzen van geestelijke doeleinden. Zij ver­wachten geen erkenning van Hun werk of de lof Hunner tijdgenoten, maar zien slechts uit naar de groei van het licht in de wereld en naar de ontplooiing van het menselijk bewustzijn.

Augustus, 1943.