Navigeren in de hoofdstukken van dit boek

BRIEF VIII - TOEGANG TOT DE MEESTERS VIA MEDITATIE - Deel 1

 

BRIEF VIII

TOEGANG TOT DE MEESTERS VIA MEDITATIE

1.    Wie zijn de Meesters?

2.    Wat houdt de toenadering tot een Meester in:

a.    Vanuit het standpunt van de leerling

b.    Vanuit het standpunt van de Meester

3.    Methoden om de Meester in meditatie naderbij te komen

4.    De uitwerking van deze toenadering op de drie gebieden

[254]

Chart SOLAR AND PLANETARY HIERARCHIES

[255]

{i}Key to Diagram of Solar and Planetary Hierarchies

[256]

LETTER VIII.

Toegang tot de Meesters via Meditatie

12 september 1920

Het Zoeken naar het Doel

Vandaag zal het mogelijk zijn enigszins in te gaan op het onderwerp van de Meesters en hoe u nader tot Hen kunt komen door middel van meditatie. Ik weet dat dit onderwerp u zeer na aan het hart ligt, net zoals het een geliefkoosd onderwerp is voor allen die ernstig het innerlijke licht volgen. Ik zal trachten het op zulk een wijze met u te behandelen, dat aan het einde van deze brief de Meesters wezenlijker voor u zullen zijn dan ooit tevoren, de betekenis van deze toenadering tot Hen beter wordt begrepen en de methode meer vereenvoudigd; de uitwerking van het contact met Hen wordt op een zodanige wijze in het leven aangetoond, dat er ernstig gestreefd zal worden naar de onmiddellijke en praktische bereiking ervan. Laten we nu ons onderwerp, zoals wij altijd hebben gedaan, in verschillende hoofdstukken onderverdelen:

1.    Wie zijn de Meesters?

2.    Wat houdt de toenadering tot een Meester in?

a.    Vanuit het standpunt van de leerling.

b.    Vanuit het standpunt van de Meester.

3.    Methoden om dichter bij de Meester te komen door middel van meditatie.

4.    De uitwerking van deze toenadering op de drie gebieden.

Overal in de wereld wordt de drang gevoeld die een mens ertoe drijft naar iemand te zoeken die voor hem het ideaal belichaamt. Zelfs degenen die het bestaan van de Meesters niet erkennen, zoeken naar het een of ander ideaal en visualiseren dan dat ideaal als belichaamd in de een of andere vorm op het stoffelijk gebied. Zij verbeelden zich misschien de vertolkers te zijn [257] van een ideale actie, of zij vormen zich een beeld van de een of andere grote filantroop, de een of andere voortreffelijke geleerde, de een of andere aanzienlijke kunstenaar of musicus, als de belichaming van hun hoogste opvatting. Het menselijke wezen heeft altijd — eenvoudig doordat hij in zichzelf verdeeld en onvolledig is — deze drang in zich om iemand anders te zoeken die groter is dan hijzelf. Die drang drijft hem terug naar het centrum van zijn bestaan en dwingt hem het pad van terugkeer naar het Al Zelf op te gaan. Altijd, door de eeuwen heen, staat de Verloren Zoon op en gaat naar zijn Vader, terwijl er altijd latent in hem de herinnering leeft aan het Vaderhuis en de heerlijkheid die daar gevonden kan worden. Het menselijk denkvermogen is echter zo gevormd, dat het zoeken naar licht en naar het ideaal noodzakelijkerwijs lang en moeilijk is. "Nu kijken wij door beslagen vensterglazen, maar straks zien wij van aangezicht tot aangezicht"; nu vangen wij flitsen op van andere Wezens groter dan wijzelf door de ramen waar wij toevallig langskomen wanneer wij de ladder bestijgen; Zij reiken ons de helpende hand en onder het geschal van klaroenen roepen Zij ons toe dat, willen wij eens staan waar Zij nu staan, wij moedig door moeten worstelen.

Wij voelen de ons omringende schoonheid en glorie aan waar wij nog niet van kunnen genieten; zij zweven voor onze ogen, en slechts in een verheven ogenblik komen wij ermee in aanraking, alleen om het contact weer te verliezen en terug te zinken in de ons omhullende trieste duisternis. Wij weten echter dat er buiten ons en verderop iets is wat de moeite waard is om naar te verlangen; wij leren ook het mysterie kennen dat wij alleen met dat uiterlijke wonder in aanraking kunnen komen door ons in onszelf terug te trekken, totdat wij het centrum van bewustzijn vinden dat in overeenstemming trilt met die vaag besefte wonderen en met die stralende Zielen die zich onze Oudere Broeders noemen. Slechts door de uiterlijke omhulsels die het innerlijke centrum omsluieren en verbergen, te vertrappen, bereiken wij het doel en vinden Degenen die wij zoeken. Slechts door alle vormen te beheersen en die vormen onder het bestuur van de God in ons te brengen, kunnen wij de God in alles vinden, want het zijn slechts de [258] omhulsels waarin wij ons op het gebied van bestaan bewegen die onze innerlijke God voor ons verbergen en die ons afsluiten van Diegenen waarin de God alle uiterlijke vormen overtreft.

De grote Ingewijde, die de door mij aangehaalde woorden uitsprak, voegde nog andere woorden van stralende waarheid hieraan toe: "Dan zullen wij kennen zoals wij gekend worden". De toekomst houdt voor allen die eerlijk streven, die onzelfzuchtig dienen en occult mediteren, de belofte in dat zij Diegenen leren kennen die reeds alles van de strijder afweten. Daarin ligt de hoop voor degene die meditatie beoefent; terwijl hij worstelt, terwijl hij faalt, terwijl hij volhardt en moeizaam dag in dag uit de zware taak herhaalt van zich te concentreren en zijn denken te beheersen, staan er aan de innerlijke zijde Diegenen die hem kennen en die met innig medeleven de vorderingen die hij maakt, gadeslaan.

Vergeet niet het eerste deel van de opmerkingen van de Ingewijde waar hij de middelen aangeeft waardoor de duisternis wordt verdreven en de kennis van de Groten wordt verworven. Hij beklemtoont dat alleen door liefde het pad van licht en kennis kan worden betreden. Waarom die nadruk op liefde? Omdat het doel voor allen en van alles liefde is en hierin de samensmelting ligt. Om datgene wat vaak een vaag gevoel is, wetenschappelijk te stellen, zouden wij het als volgt kunnen uitdruk- ken: door de trilling te bereiken die overeenkomt met die van de straal van Liefde Wijsheid (de Goddelijke Straal), komen wij in aanraking met de Heren van Liefde, leren wij de Meesters van Mededogen kennen, en de mogelijkheid in het bewustzijn te treden van de Groten en van al onze broeders, van welke graad ook, wordt een feit in openbaring.

Dit is het pad dat door iedereen moet worden betreden, en de methode is medi- tatie. Het doel is volmaakte liefde en wijsheid; de stappen zijn het overwinnen van ondergebied na ondergebied op al de drie gebieden; de methode is die van occulte meditatie; de beloning is een voortdurende [259] bewustzijnsverruiming,  waardoor een mens ten slotte in verbinding komt met zijn eigen Ego, met andere zelven, met de op hem wachtende Meester aan Wie hij is toegewezen, met medediscipelen en meer gevorderde Ingewijden waarmee hij in aanraking kan komen in de aura van die Meester, totdat hij uiteindelijk contact krijgt met de Ene Inwijder, wordt toegelaten tot de Geheime Plaats, en het mysterie leert kennen dat ten grondslag ligt aan het bewustzijn zelf.

Wie zijn de Meesters?

14 september 1920

Het zou van waarde kunnen zijn in onze beschouwing van het onderwerp over de toegang tot de Meesters door middel van meditatie te beginnen met enkele fundamentele verklaringen, die te maken hebben met de Meesters en hun plaats in de evolutie. Wij zullen daarom ons eerste punt weer opvatten en de lezers van deze brieven enig idee geven over hun status, hun alomvattende ontwikkeling en hun werkwijze. Onnodig te zeggen dat veel van wat hier zal volgen, niets nieuws van belang zal brengen. De dingen die ons het meest aangaan en de dingen die ons het vertrouwdst zijn, worden meestal over het hoofd gezien en blijven voor ons verstan- delijk vermogen het vaagst.

•      Een Meester van Wijsheid is Hij die de vijfde inwijding heeft ondergaan.

Dat betekent in werkelijkheid dat zijn bewustzijn zulk een uitbreiding heeft

ondergaan, dat het nu het vijfde of geestelijke rijk omvat. Hij heeft zijn weg

gebaand door de vier lagere rijken: het minerale, het planten , het dieren en

het mensenrijk — en heeft door middel van meditatie en dienst zijn cen-

trum van bewustzijn zo vergroot, dat het nu het gebied van de geest omvat.

•      Een Meester van Wijsheid is Hij die de overdracht van gerichtheid vanuit de

drie atomen van het persoonlijke leven — zoals ze omvat zijn in het oorza-

kelijk lichaam — naar de drie atomen van de Geestelijke Triade ten uitvoer

heeft gebracht. Hij is op bewuste [260] wijze geest intuïtie-abstract denkver-

mogen of atma buddhi manas, en dit niet in aanleg, maar uitgegroeid tot

een doeltreffende kracht, verkregen door ervaring. Dit is teweeggebracht,

zoals al eerder is gezegd, door middel van het proces van meditatie.

•      Een Meester van Wijsheid is Hij die niet alleen het akkoord van het Ego

maar ook het volle akkoord van de Monade heeft gevonden, en daardoor

kan Hij naar eigen goeddunken de tonen van de laagste tot die van de mo-

nadische met allerlei variaties laten klinken. In occulte zin betekent dit dat

Hij nu het scheppend vermogen heeft ontwikkeld en de toon van elk gebied

kan laten klinken en erop kan bouwen. Dit vermogen, ten eerste om de

tonen van het monadisch akkoord te ontdekken en ten tweede om die to-

nen te gebruiken in opbouwend werk — komt pas tot zijn volle recht door

occult beoefende meditatie, in evenwicht gebracht door dienst, verleend op

liefderijke wijze.

•      Een Meester van Wijsheid is Hij die de wet in de drie werelden kan hanteren

en alles wat zich op die gebieden ontwikkelt kan beheersen. Door de wetten

van het denkvermogen te leren door middel van mediteren, breidt Hij de

wetten van het denkvermogen uit totdat zij de wetten van het Universeel

Denkvermogen omvatten, zoals in een lagere openbaring tot uitdrukking

komt. Door te mediteren leert men de Wetten van het Denkvermogen be-

heersen. Zij worden in het leven van dienst toegepast, wat het logische re-

sultaat is van ware kennis.

•      Een Meester van Wijsheid is Hij die vanuit de Hal van Lering overgegaan is naar de Hal van Wijsheid. Hij heeft geleidelijk de vijf rangen ervan doorlopen, Zijn lager denkvermogen omgevormd tot zuiver, onverstoord denken, alsook begeerte omgezet in intuïtie en zijn bewustzijn verlicht met het licht van de zuivere Geest. De discipline van meditatie is de enige weg waarlangs dit volbracht kan worden.

•  Een Meester van Wijsheid is Hij die door kennis, verworven door middel van de vijf zintuigen, heeft geleerd [261] dat synthese bestaat, en die vijf zintuigen heeft doen opgaan in de samenvoegende twee, die het punt van welslagen kenmerken in het zonnestelsel. Door middel van meditatie wordt het meetkundig gevoel voor verhoudingen geordend, het gevoel voor waarden wordt duidelijk onderkend en door die ordening en erkenning wordt illusie verdreven en de werkelijkheid gekend. Het beoefenen van meditatie en de daarbij tot stand gebrachte innerlijke concentratie doen het bewust- zijn ontwaken voor de waarde en het juiste gebruik van vormen. Daardoor komt Hij in contact met de werkelijkheid en de drie werelden kunnen Hem niet meer verlokken.

•  Een Meester van Wijsheid is Hij die de bedoeling van bewustzijn, van het leven en van de geest begrijpt. Hij kan langs de lijn van de minste weerstand

— rechtstreeks tot het "hart van zijn Vader in de Hemelen" komen. De weg van de minste weerstand, het rechtstreekse pad, komt naderbij en wordt gevonden door het beoefenen van meditatie.

•  Een Meester van Wijsheid is Hij die zichzelf vanuit de vijf heeft doen op- gaan in de drie en van de drie in de twee. Hij is de vijfpuntige ster geworden, en wanneer dat ogenblik is gekomen, ziet Hij de uitstraling van die ster boven de Ene Inwijder en herkent haar in hen die dezelfde plaats innemen als Hij. Hij heeft (in occulte betekenis) het Viervoud geheiligd en het gebruikt als hoeksteen waarop de Tempel van Salomo moet worden opgebouwd. Hij is boven die Tempel zelf uitgegroeid en is tot de erkenning gekomen dat die een belemmering vormt. Hij heeft zich onttrokken aan zijn belemmerende muren en is de Triade binnengegaan. Hij heeft dit steeds gedaan volgens de occulte methode, namelijk bewust en met volledige kennis van elke stap die Hij zette. Hij leert de bedoeling kennen van elke beperkende vorm; toen heeft Hij de leiding op zich genomen en de wet gehanteerd op het gebied dat overeenkomt met die vorm. Vervolgens is Hij de vorm ontgroeid en heeft hem verworpen voor andere en hogere vormen. Op die wijze heeft Hij altijd door middel van de opoffering en de dood van de vorm vorderingen gemaakt. [262] De vorm wordt altijd gezien als een kerker; altijd moet hij worden opgeofferd en moet hij sterven opdat het innerlijk leven zich voor- waarts kan spoeden. Het pad van opstanding vooronderstelt kruisiging en dood, maar leidt vervolgens naar de Berg vanwaar de Hemelvaart kan beginnen. In meditatie kunnen de waarden van het leven, evenals de grenzen van de vorm worden geschat en gekend, en door kennis en dienst kan het leven worden bevrijd van alles wat het beperkt en kluistert.

•  Een Meester van Wijsheid is Hij die verkozen heeft op onze planeet te blijven om zijn medemensen te helpen... Allen die de vijfde inwijding hebben ondergaan, zijn Meesters van Wijsheid, maar niet allen blijven om als dienaren van het mensdom te werken. Zij gaan over naar ander werk van grotere of gelijke belangrijkheid. Voor het grote publiek ligt de betekenis van deze zin in de gedachte dat Zij verkiezen te blijven en zichzelf beperken ter wille van de mensen die zich voortspoeden, gedragen op de golf van evolutie. Door middel van meditatie heeft de Grote God zijn doel bereikt en het werk wordt verricht (wat zelden wordt begrepen) door middel van meditatie of het hanteren van gedachtestof en door in te werken op het mentaallichaam van het mensdom ter bevordering van het evolutieproces.

•             Een Meester van Wijsheid is Hij die de eerste inwijding heeft ondergaan die Hem verbindt met de grotere Broederschap op Sirius. Hij is, zoals ik u al eerder heb verteld, een Ingewijde van de Eerste Graad in die grotere Loge. Hij heeft een bewustzijnsverruiming  bereikt die Hem in staat stelt in aanraking te komen met het zonnestelsel in vele van zijn afdelingen. Nu ligt de mogelijkheid voor Hem zijn bewustzijn nog verder uit te breiden, zodat Hij ten slotte aan het bewustzijn van het stelsel zal kunnen ontstijgen om over te gaan tot dat wat veel ruimer en omvattender is. Hij moet beginnen de eerste beginselen te leren van die kosmische meditatie die Hem zal toelaten tot een Bewustzijn dat boven ons bevattingsvermogen ligt. [263]

•             Een Meester van Wijsheid is Hij die bewust kan werken als deel van de Hemelse Mens tot het Lichaam van Wie Hij kan behoren. Hij begrijpt de wetten die groepen en groepszielen besturen. Zelf bestuurt Hij bewust een groepsziel (een groep op het pad van terugkeer en gevormd door vele mensenzonen) en Hij kent zijn plaats in het stelsel. Hij is zich bewust van het centrum in het Lichaam van de Hemelse Mens door middel waarvan Hij en zijn groep samen worden gehouden in een daarmee in verband staande trilling, en leidt zijn verhouding tot andere groepen in hetzelfde Lichaam onder bepaalde wetten. De waarde van meditatie als een voorbereiding voor deze activiteit zal door allen die ernstig nadenken, worden beseft, want meditatie is het enige middel waardoor het gevoel van afgescheidenheid te boven wordt gekomen en eenheid met zijn eigen soort op occulte wijze wordt begrepen.

•             Een Meester van Wijsheid is Hij aan Wie, krachtens het verrichte werk, enkele Woorden van Macht zijn toevertrouwd. Door middel van deze woorden hanteert Hij de wet waar het andere evoluties betreft dan de menselijke, en door middel van hen werkt Hij samen met het activiteitsaspect van de Logos. Op deze wijze vermengt Hij zijn bewustzijn met dat van de derde Logos. Door middel van deze woorden helpt Hij bij het opbouwend werk en de daarmee samenhangende poging tot handelen van de tweede Logos; Hij begrijpt de innerlijke werking van de wet van zwaartekracht (of aan- trekking en terugstoting) die alle functies van het tweede Logoïsch aspect bestuurt. Door middel van deze woorden is Hij behulpzaam bij het werk van de eerste Logos en leert, zodra Hij de zesde en zevende inwijding heeft ondergaan (wat niet altijd wordt gedaan), de bedoeling kennen van de Wil en door het vermogen van helderziendheid, meegedeeld, maar moeten door de Ingewijde zelf worden ontdekt door gebruik te maken van atma, wan- neer Hij het atmisch bewustzijn verkrijgt... Wanneer het atmisch bewust- zijn zich door middel van de intuïtie ontwikkelt, [264] kan de Ingewijde in aanraking komen met de schat van kennis inherent aan de Monade, en op die wijze de Woorden van Macht leren kennen. Dit vermogen komt pas na het opleggen van de Staf van Inwijding, zoals die door de Heer van de Wereld wordt gehanteerd. Daarom vergroot een Meester van Wijsheid in de hogere stadia van occulte meditatie steeds meer zijn kennis. Zijn bewustzijn is niet statisch, maar het omvat dagelijks meer. Elke dag legt Hij zich toe op verdere uitbreiding.

•             Een Meester van Wijsheid is Hij die door gelijkheid van trilling het recht heeft verkregen samen te werken met de Hoofden van de Hiërarchie op deze planeet, en in samenwerking met overeenstemmende Hoofden op twee andere planeten verbonden met onze keten. Wanneer Hij nog andere inwijdingen heeft ondergaan, kan Hij in contact komen en samenwerken met de zeven Planeetlogoi, en niet alleen met de drie die onder heerschappij staan van verwante ketens. Het gehele stelsel kan door Hem worden omvat met inbegrip van het hele objectieve zonnestelsel,  omdat zijn bewustzijn zich in die mate heeft verruimd.

Ik zou nog andere omschrijvingen kunnen geven en het onderwerp nog meer kunnen toelichten, maar wat ik vandaag heb meegedeeld, is voorlopig voldoende. Het door een Meester bereikte punt is hoog, ofschoon dit toch maar betrekkelijk is, want u moet niet vergeten dat, wanneer dat punt is bereikt, het Hem inderdaad laag toeschijnt, omdat Hij het beoordeelt naar het verruimend perspectief dat voor Hem opdoemt. Elke bewustzijnsverruiming, elke stap op de ladder, opent slechts voor de Ingewijde een ander te omvatten gebied en een volgende stap voorwaarts die Hij moet doen; elke bereikte inwijding onthult slechts nog hogere waarnaar gestreefd moet worden, en nooit komt er een punt waar de aspirant (of hij nu een gemiddeld mens, een ingewijde, een Meester, een Chohan of een Boeddha is) kan verblijven in een statische toestand en onmachtig is verdere vorderingen te maken. Zelfs de Logos zelf streeft naar omhoog en zelfs de Ene naar Wie Hij streeft, strekt zich uit naar een Grotere. [265]

Wat in het stelsel gebeurt, doet zich eveneens voor op kosmische niveaus, en wat hier te boven wordt gekomen, moet op een grotere schaal in de kosmos zelf worden herhaald. In deze gedachte ligt bezieling en ontwikkeling en geen wanhoop of vermoeidheid. De beloning die na elke stap voorwaarts komt, de verrukking die in een toegenomen bevattingsbegrip ligt, beloont de worstelende aspirant op dezelfde wijze... Morgen zullen wij ons bezighouden met de meer praktische kant die van de mens die zich deze hoge roeping ten doel stelt.

Wat houdt de Toenadering tot de Meester in?

16 september 1920

Wij bespreken vandaag het tweede punt in onze achtste brief en moeten het onderwerp op tweeërlei wijze bekijken, namelijk kort vanuit het standpunt van de Meester en nogal uitvoerig vanuit het gezichtspunt van de leerling.

Wij hebben in deze brieven in grote hoofdlijnen de belangrijkheid van de taak beschreven die in het verschiet ligt voor de mens die zich voorneemt iets te bereiken. Er is veel geschreven dat van geen belang is voor de mens die een gemiddelde ontwikkeling heeft, maar dat voornamelijk de mens aangaat die een bepaald punt in de evolutie heeft bereikt en die zich op het Proefpad bevindt. Veel van wat over deze aangelegenheid zou kunnen worden gezegd, heb ik u al in een vorige serie brieven meegedeeld. Ik wil hier niet op terugkomen, maar het met name hebben over die innerlijke verhouding die er bestaat tussen Meester en leerling.

Die verhouding bestaat uit vier graden en in elk ervan komt de mens nader tot zijn Meester. Deze vier graden zijn als volgt en bestrijken de periode waarin de mens wordt geoefend, totdat de tijd aanbreekt dat hijzelf een adept wordt. Zij zijn:

a.    De periode waarin hij zijn proeftijd doormaakt. [266]

b.    De periode waarin hij een aangenomen discipel is.

c.    De periode waarin hij wordt beschouwd als de vertrouweling van de Mees ter of — zoals het esoterisch wordt genoemd — de "Zoon van de Meester". d.           De periode waarin de laatste drie inwijdingen worden ondergaan en hij zichzelf één weet met de Meester. Hij komt dan in aanmerking als de "Geliefde van de Meester" —, een plaats die overeenkomt met die welke Johan- nes, de geliefde discipel, in de bijbelse geschiedenis innam.

Al deze stadia worden door twee dingen beheerst:

a.    Gelijkheid van trilling,

b.    Karma, en bij alle gaat het om het vermogen van de mens het groepsbewustzijn te ontwikkelen.

Op de hogere gebieden van het denkvermogen, op het tweede ondergebied is er een weerspiegeling van wat op de hoogste gebieden van ons zonnestelsel kan wor- den aangetroffen. Wat is daar? Daar bevinden zich de zeven Hemelse Mensen, en ieder van Hen is samengesteld (vanuit het standpunt van de vorm) uit groepszielen

— die groepszielen  die gevormd zijn uit de individuele menselijke eenheden van bewustzijn en uit die van engelen. Op het tweede ondergebied van het mentaal- gebied vindt u de groepen die tot de Meesters behoren, indien ik het zo mag uit- drukken. Deze groepen worden bezield en met leven begiftigd vanuit het atomaire ondergebied waar de Meesters (wanneer Zij zich openbaren om de mensenzonen te helpen) hun verblijfplaatsen hebben. (Sinds 1920 hebben zich grote veranderingen voorgedaan. In deze tijd (1949) heeft er een verschuiving naar het boeddhisch gebied plaatsgevonden. A.A.B.). De Hemelse Mensen hebben hun oorspronkelijke bron en wij het gebied van Adi of het eerste gebied noemen. Deze groepen worden rondom een Meester gevormd, worden in zijn aura opgenomen en maken deel uit van zijn bewustzijn. Zij omvatten mensen van wie de zielenstraal dezelfde is als de zijne, of van wie de monadische straal dezelfde is. [267] Dit betekent dus dat er twee typen van mensen bij betrokken zijn:

1.            Degenen die zich voorbereiden voor de eerste en de tweede inwijding, die plaatsvinden op de straal van het Ego, en

2.            Degenen die zich voorbereiden  voor de twee volgende inwijdingen,  die plaatsvinden op de straal van de Monade. Hier krijgt u een beweegreden om mensen over te plaatsen van de ene straal naar een andere. Het is slechts een schijnbare verplaatsing, zelfs al houdt het de overgang in naar de groep van een andere Meester. Dit heeft plaats na de tweede inwijding.

De drie Doeleinden van een Proefleerling

Gedurende de periode waarin een mens zijn proeftijd doormaakt, wordt er ver- ondersteld dat hij drie vermogens moet ontwikkelen:

1. Het vermogen om contact te maken met zijn groep, of met andere woorden, om gevoelig te worden voor de trilling van de groep waarvan de een of andere speciale Meester het brandpunt is. In het begin komt hij er zo nu en dan en bij lange tussenpozen mee in aanraking. Gedurende het eerste deel van zijn proeftijd kan hij, terwijl hij onder observatie is, de groepstrilling (die de trilling van de Meester is) slechts voor een zeer kort ogenblik aanvoelen en vasthouden. Op een gegeven ogenblik van vervoering zal hij zich verbinden met de Meester en met de groep, waarna die verheven trilling zijn hele wezen zal doordringen, opvlamt en zich ontlaadt in de kleur van zijn groep. Dan zal hij verslappen, terugvallen en het contact verliezen. Zijn lichamen zijn nog niet voldoende gelouterd en zijn trilling is te onbestendig om de sterkere trilling lang te kunnen verdragen.

Na verloop van tijd echter (kort of lang, afhankelijk van de ernst van de leerling) zullen de ogenblikken van contact veelvuldiger voorkomen; hij kan de trilling iets langer verdragen en valt niet zo gemakkelijk in de gewone toestand terug. Vervolgens breekt de tijd aan dat hij erop kan vertrouwen het contact vrij bestendig te kunnen vasthouden. Dan gaat hij over naar het tweede stadium. [268]

2. Er wordt verondersteld dat hij op het proefpad het tweede vermogen ontwikkelt, namelijk het vermogen tot abstract denken of de kracht om zich met het hogere denkvermogen via het oorzakelijk lichaam in verbinding te stellen. Hij moet leren het lagere denkvermogen eenvoudig te gebruiken als een instrument waardoor hij het hogere kan bereiken, en het zo op te heffen, dat zijn denken gericht wordt in het oorzakelijk lichaam. Dan komt hij door middel van het oorzakelijk lichaam in ver- binding met de abstracte niveaus. Niet voordat hij dit kan doen, is het mogelijk in werkelijk contact te komen met de Meester, want de leerling moet, zoals u is verteld, zich opheffen uit zijn wereld (de lagere) tot Hun wereld (de hogere).

Nu zijn deze twee vermogens — het vermogen om in aanraking te komen met de Meester en met de groep van de Meester, en het vermogen zich te richten in het oorzakelijk lichaam en de abstracte niveaus aan te voelen — ontegenzeglijk het resultaat van meditatie; de vroegere brieven die u van mij hebt ontvangen, zullen dit duidelijk hebben gemaakt. Het is dus niet nodig in herhaling te treden, behalve om erop te wijzen dat door ijverig te mediteren, en door het vermogen van een éénpuntig gerichte toewijding aan de voor de hand liggende plicht (wat per slot van rekening de vrucht van meditatie is, uitgewerkt in het dagelijks leven) het vermogen zal groeien en sterker zal worden om de hogere trilling voortdurend vast te houden. Telkens en telkens weer zou ik de ogenschijnlijk simpele waarheid willen herhalen dat alleen gelijkheid van trilling een mens in aanraking zal brengen met de hogere groep waartoe hij kan behoren, met de Meester die voor hem de Heer van zijn straal vertegenwoordigt, met de Wereldleraar die voor hem de mysteriën leidt, met de Ene Inwijder die de uiteindelijke bevrijding bewerkstelligt en met het centrum in de Hemelse Mens in het lichaam van Wie hij een plaats vindt. Door de werking van de Wet van Aantrekking en Terugstoting op alle gebieden wordt het goddelijk leven verzameld uit het minerale rijk, uit het planten  en dierenrijk en wordt de latente Godheid onttrokken aan de begrenzingen van het mensenrijk, en de mens wordt als lid opgenomen [269] in zijn goddelijke groep. Dezelfde wet bewerkstelligt zijn bevrijding uit fijnere vormen die eveneens binden; en zij voert hem terug tot zijn bezielende bron, de Heer van de straal in het lichaam van Wie zijn Monade zich bevindt. Het werk van de proefleerling bestaat dus hieruit dat hij zijn trilling moet afstemmen op die van zijn Meester, zijn drie lagere lichamen moet louteren, zodat zij geen belemmering vormen voor dat contact, en zijn lager denkvermogen moet hij zo beheersen, dat het niet langer een hinderpaal is voor de instroming van licht vanuit de drievoudige Geest. Op die wijze krijgt hij de gelegenheid in aanraking te komen met die Triade en met de groep op het ondergebied van het hoger mentaal waartoe hij — krachtens recht en karma — behoort. Dit alles wordt door meditatie tot stand gebracht en er is geen ander middel om deze doeleinden te bereiken.

3. Het derde wat de proefleerling moet doen, is zichzelf emotioneel en mentaal toe te rusten, en te beseffen dat hij iets heeft mee te delen aan de groep waarbij hij is aangesloten. Denk hieraan, want er wordt soms teveel nadruk gelegd op datgene wat de leerling zal krijgen wanneer hij een aangenomen discipel of een proefleerling wordt. Ik zeg u hier in alle ernst dat hij deze verlangde stappen niet zal doen voordat hij iets te geven heeft en iets zal toevoegen waardoor de schoonheid van de groep toeneemt, dat zal bijdragen tot de bruikbaarheid van de uitrusting die de Meester zoekt ten bate van de mensheid en dat de kleurenrijkdom van de groep zal verrijken. Dit kan op twee manieren die wederzijds op elkaar inwerken, worden teweeggebracht:

1.            Door een bepaalde uitrusting, door middel van studie en toepassing, van de inhoud of het gehalte van het emotie- en het mentaallichaam.

2.            Door gebruik te maken van die uitrusting in dienst van de mensheid op het stoffelijk gebied, daarbij, onder de ogen van de waakzame Hiërarchie, aan-

 

verlangen is liever een weldoener te zijn en [270] te dienen dan te nemen en iets te voor zichzelf te krijgen. Dit leven om te verkrijgen met het doel om te geven moet de in meditatie naar voren komende idealen ter aansporing hebben en ter bezieling die instromingen vanuit de hogere mentale en de boeddhische niveaus die het resultaat zijn van occulte meditatie.

 

Wanneer deze drie resultaten zijn bereikt en wanneer de hoge trilling veelvuldi- ger wordt aangevoeld en stabieler wordt, dan doet de proefleerling de volgende stap voorwaarts en wordt hij een aangenomen discipel.

 

 

Aangenomen Discipelschap

 

De tweede periode, waarin een mens een aangenomen discipel is, is misschien wel de moeilijkste in de gehele tijdkring van zijn vele levens. Dit komt door allerlei verschillende oorzaken:

 

Hij maakt onbetwistbaar deel uit van de groep van de Meester en is voortdurend in het bewustzijn van de Meester, doordat hij zich in zijn aura bevindt. Dit behelst het gestaag volhouden van een hoge trilling. Ik zou willen dat u nadenkt over wat de uitwerking hiervan zou kunnen zijn. Om deze trilling te allen tijde vast te houden is zeer moeilijk; vaak brengt het een versterking met zich mee van al wat in de aard van de mens leeft en kan dit (vooral in het begin) tot merkwaardige uitingen leiden. Toch moet een mens, indien hij ooit bij machte is de kracht die het resultaat is van het toepassen van de Staf van Inwijding, vast te houden, zijn bekwaamheid om dit te doen in een vroeger stadium tot uitdrukking hebben gebracht en in staat zijn, zijn evenwicht te bewaren en gestaag voorwaarts te gaan wanneer hij wordt onderwor- pen aan de verhoogde trilling die van de Meester komt.

 

Hij moet zichzelf zo leren te beheersen, dat niets in zijn bewustzijn kan opkomen dat op enigerlei wijze de groep waartoe hij behoort, zou kunnen schaden of vijandig tegenover de trilling van de Meester zou staan. Indien ik het zo kan uitdrukken, om [271] u enig idee te geven van wat ik bedoel, zou ik willen zeggen dat, wanneer hij pas deel uitmaakt van de door de aura van de Meester omsloten groep, hij aan de buitenkant van die aura wordt gehouden totdat hij geleerd heeft automatisch elke gedachte en elk verlangen, onwaardig aan het Zelf en dus schadelijk voor de groep, te verwerpen en onmiddellijk terug te stoten. Hij kan niet tot een hechtere verbondenheid komen, totdat hij dat heeft leren doen, maar zal zolang daar moeten blijven waar hij automatisch buitengesloten kan worden. Geleidelijk echter loutert hij zichzelf nog meer, geleidelijk ontwikkelt hij het groepsbewustzijn  en denkt in groepstermen van dienst; geleidelijk neemt zijn aura meer en meer de kleur aan van de aura van zijn Meester, totdat hij er geheel in overgaat en het recht krijgt dichter bij het Hart van de Meester te komen. Later zal ik de technische betekenis van deze zin uitleggen, wanneer ik het werk van de Meester met de leerling bespreek. Het is voldoende om te zeggen dat, wanneer de voorwaarde van "aangenomen discipel" in betekenis toeneemt (en het varieert in verschillende gevallen), de discipel steeds dichter bij het hart van de groep komt en zijn eigen plaats en de bij hem behorende

 

werkzaamheid in die gezamenlijke groep vindt. Dat is het geheim: het vinden van een eigen plaats niet zozeer iemands plaats op de evolutieladder (want die is ten min of meer bekend), maar wat dienst betreft. Dit is van meer belang dan wel beseft wordt, want het bestrijkt de periode die aan het einde ongetwijfeld zal aantonen welke weg een mens zal volgen na de vijfde inwijding.

 

 

De Verhouding van de Zoon tot de Meester

 

Wij komen nu aan de tijd dat de discipel de zeer begeerde plaats van een "Zoon van de Meester" gaat innemen. Hij maakt dan bewust en voorgoed deel uit van het bewustzijn van de Meester. De wisselwerking tussen de Meester en de discipel wordt snel volmaakt; de discipel kan nu bewust en eigenmachtig in verbinding treden met de Meester en zijn gedachten in zich opnemen. Hij kan deelhebben aan zijn plannen, zich verplaatsen in [272] zijn gevoelens en zijn wil aanvoelen. Dit recht heeft hij verkregen door de gelijkheid van trilling en doordat het uitsluitingsproces (vroeger noodzakelijk wegens een niet in overeenstemming zijnde trilling) praktisch niet meer toegepast behoeft te worden; de discipel heeft zich zo gelouterd, dat zijn gedachten en verlangens geen onrust bij de Meester en geen tegenstrijdige trillin- gen bij de groep veroorzaken. Hij is beproefd en heeft de verwachtingen niet beschaamd. Zijn leven van dienst in de wereld wordt geconcentreerder en volmaakter, en dagelijks ontwikkelt hij zijn vermogen tot geven en versterkt zijn uitrusting. Dit alles betreft zijn verhouding tot de een of andere Meester en tot de een of andere groepsziel. Het is niet afhankelijk van een door hem ondergane inwijding. Inwijding is een technische aangelegenheid en kan in termen van esoterische wetenschap worden uitgedrukt. Een mens kan een inwijding ondergaan en toch geen "Zoon van een Meester" zijn. Discipelschap is een persoonlijke verhouding, geregeld door de voorwaarden van karma en verwantschap, en is niet afhankelijk van de plaats van de mens in de Loge. Houd dit scherp in gedachten. Er zijn gevallen bekend dat een mens — door ijver — de technische vereisten voor inwijding verwierf voordat hij was aangesloten bij een speciale Meester.

 

Deze latere verhouding van "zoon" tot de een of andere Meester heeft een zeer bijzondere bekoring en brengt enkele voorrechten met zich mee. Hij kan iets van de last die op de schouders van zijn Meester rust, op zich nemen, Hem ontlasten van enkele van zijn verantwoordelijkheden, zodat Hij zich wijden kan aan omvangrijker werk. Vandaar dat de nadruk wordt gelegd op dienstbetoon, want alleen wanneer een mens dient, maakt hij vorderingen. Dienst is de grondtoon van de trilling van het tweede abstracte gebied. De Meester zal in deze periode beraadslagen met zijn "Zoon" en plannen ontwerpen voor het te verrichten werk volgens hun gezamenlijk inzicht. Op deze wijze zal Hij het onderscheidingsvermogen en het oordeel van zijn leerling ontwikkelen en zijn eigen last langs bepaalde richtlijnen verlichten, waardoor Hij zichzelf vrijmaakt voor ander belangrijk werk. [273]

 

Er kan slechts weinig worden gezegd over de laatste periode van die welke wij zojuist besproken hebben. Het behelst de periode waarin een mens de laatste stadia

 

van het Pad beheerst en steeds sterker voeling krijgt met zijn groep en met de Hiërarchie. Hij trilt niet alleen in overeenstemming met zijn groep en met zijn Mees- ter, maar hij begint nu zijn eigen mensen bijeen te brengen, om zelf een groep te vormen. Deze groep zal aanvankelijk alleen worden aangetroffen op het emotie-, het stoffelijk en op het lagere mentaalgebied. Na de vijfde inwijding zal hij deze groepen en die op de zielenniveaus waartoe hij behoort, in zijn aura opnemen. Dit belet op geen enkele wijze het één zijn met zijn Meester en de groep, maar de methode van in elkaar opgaan is een van de geheimen van inwijding.

 

Dit alles, met inbegrip van wat ik al eerder heb meegedeeld, zal u enig idee geven van de verkregen rechten en de verworven vermogens op het Proefpad en op het Pad van Inwijding. De bronnen van ontwikkeling zijn altijd dezelfde: — occulte meditatie en dienstbetoon; het innerlijke leven van concentratie en het uiterlijke leven van de daad; de innerlijke bekwaamheid om voeling te krijgen met het hogere en de uiterlijke bekwaamheid om dat vermogen tot uitdrukking te brengen in een heilig leven; het innerlijke licht van de Geest en de uiterlijke uitstraling voor de mensen.

 

 

17 september 1920

...Het door ons bestudeerde onderwerp van de laatste paar dagen brengt toch, ofschoon niet zo technisch als enkele van de al eerder meegedeelde gegevens, een trilling met zich die deze achtste brief zal maken tot een met de sterkste aantrekkingskracht voor u in deze serie. Wij hebben ons beziggehouden met de feiten over de Meesters, Wie Zij zijn, evenals hun plaats in het schema van de dingen, en wij hebben beknopt aangeroerd wat de toenadering tot een Meester inhoudt vanuit het standpunt van een leerling. Wij hebben begrepen dat die toenadering een geleidelijk proces is en een mens voert van een toevallig uiterlijk contact met [274] een Meester en zijn groep tot een verstandhouding van de innigste vertrouwelijkheid en tot een verhouding die de leerling in de aura en dicht bij het hart van zijn Leraar plaatst. Vandaag zullen wij in ogenschouw nemen wat deze geleidelijke verandering  van plaats betekent voor de Meester en wat Hij van zijn kant noodzakelijk acht.

 

 

De Verhouding van Meester tot Leerling

 

Zoals u herhaaldelijk is verteld, trekt een mens de aandacht van een Meester door de schittering van innerlijk licht. Wanneer dat licht een bepaalde sterkte heeft bereikt, wanneer de lichamen uit een bepaalde kwaliteit van stof zijn samengesteld, wanneer de aura een bepaalde kleur heeft aangenomen, wanneer de trilling een bepaalde snelheid heeft bereikt en wanneer het leven van een mens in de drie werelden occult begint te klinken (een klank die hoorbaar wordt door het leven van dienst), begint een bepaalde Meester hem aan een proef te onderwerpen door een enigszins hogere trilling op hem toe te passen en door zijn reactie op die trilling te bestuderen. De voorkeur van een Meester voor een leerling wordt bepaald door vroeger karma en door oude verbondenheid, door de straal waarop zij zich beiden bevinden en door

 

de behoefte van het ogenblik. Het werk van een Meester (tenminste zoveel ervan als wijselijk exoterisch kan worden meegedeeld) is vol afwisseling, belangwekkend en berust op een wetenschappelijk begrip van de menselijke aard. Waar bestaat het werk uit dat een Meester moet doen ten opzichte van een leerling? Door de hoofd- zaken op te noemen die moeten worden verricht, kunnen wij enig idee krijgen van de omvang van zijn werk:

 

•             Hij moet de leerling wennen aan het opvoeren van zijn trillingssnelheid, totdat hij onafgebroken een hogere trilling kan verdragen, en hem dan helpen totdat de lichamen van de leerling zich in een bestendige mate aan die hoge trilling hebben aangepast

•             Hij moet de leerling helpen bij het verplaatsen van zijn gerichtheid vanuit de lagere drie atomen van de Persoonlijkheid naar de hogere van de Gees- telijke Triade. [275]

•             Hij moet het werk dat door de leerling wordt verricht, in het oog houden, terwijl hij het kanaal tussen het hoger en het lagere denkvermogen vormt en dit kanaal (de antahkarana) opbouwt en gebruikt. Dit kanaal vervangt ten slotte het oorzakelijk lichaam als verbindingsmiddel tussen het hogere en het lagere. Het oorzakelijk lichaam valt ten slotte vanzelf weg wanneer de leerling de vierde inwijding ondergaat en vrij zijn eigen lichaam van openbaring kan scheppen.

•             Op een bepaalde wijze helpt Hij bij het bezielen van de verschillende centra, om ze op de juiste wijze te doen ontwaken; later helpt Hij de leerling om bewust door middel van die centra te werken en het circulerend vuur in een juiste meetkundige opklimming te doen opstijgen vanuit het ondereinde van de ruggengraat naar het hoofdcentrum.

•             Hij controleert het werk van de discipel op de verschillende gebieden en maakt aantekeningen over de omvang van het volbrachte werk en over de uitwerkingssfeer van de door de leerling gesproken woorden. Dit is (occult gesproken) de uitwerking op de innerlijke gebieden van de toon van het exoterisch leven van de leerling.

•             Hij verruimt het bewustzijn van de leerling op verschillende manieren en ontwikkelt zijn vermogen om andere trillingssnelheden  dan de menselijke te omvatten en er contact mee te krijgen, het bewustzijn van andere evoluties dan dat van de menselijke te begrijpen en zich gemakkelijk op andere gebieden dan alleen maar op het aards gebied te be¬wegen.

•             Zijn onmiddellijke doel in het werk met de leerling is hem voor te bereiden voor de eerste inwijding. Deze heeft plaats wanneer het vermogen van de leerling om een bepaalde trillingssnelheid  gedurende enige tijd vast te houden ontwikkeld is, en wel het tijdsverloop waarin hij voor de Heer van de eerste twee inwijdingen moet staan. Dit wordt volbracht door een geleidelijk opvoeren van de trilling, met enkele vaste tussenpozen, en later veelvuldiger, totdat de leerling gemakkelijker en zonder moeite kan trillen

gedurende deze perioden kan volhouden (de duur ervan is vanzelfsprekend een van de geheimen van de eerste inwijding), wordt hij onderworpen aan de toepassing van een nog hogere trilling die — wanneer hij deze verdraagt — hem in staat zal stellen voor de Grote Heer te staan gedurende een tijds- verloop dat lang genoeg is om de inwijdingsceremonie te doen plaatsvinden. Dan brengt het toepassen van de Staf van Inwijding iets teweeg dat de trilling stabiliseert, waardoor het gemakkelijker wordt vorderingen te maken in de taak overeenstemmend met het tempo van de fijnere gebieden te trillen.

•             Hij ontwikkelt het vermogen van de leerling om in groepsformatie te wer- ken. Hij bestudeert zijn optreden en de wisselwerking tussen hem en zijn ei- gen verwante groep. Hij werkt met het oorzakelijk lichaam van de leerling, verruimt en ontwikkelt het en leert hem de wet van zijn eigen wezen te be- grijpen en brengt hem door dat begrip tot een begrip van de macrokosmos.

 

Wij zouden nu al deze verschillende aspecten van het werk van de Meester (en dit zijn slechts enkele der punten die beschouwd kunnen worden) uitvoerig kunnen bespreken en zij zouden zeer verhelderend voor de lezer kunnen blijken te zijn. Al de hierboven gegeven alinea’s zouden kunnen worden uitgebreid en van buitengewoon belang blijken te zijn. Het voornaamste punt echter waar ik hier de aandacht op wil vestigen, staat in verband met de vroegere stadia van dit werk, voordat de leerling wordt toegelaten tot de latere stadia van hechte vertrouwelijkheid met zijn Meester. Gedurende deze periode werkt de Meester met zijn discipel hoofdzakelijk:

 

a.    ‘s Nachts, wanneer hij buiten het stoffelijk lichaam is.

b.    Gedurende de tijd dat de discipel mediteert.

Overeenkomstig het welslagen van de meditatie en in overeenstemming met de bekwaamheid van de studerende om het lagere buiten te sluiten om in contact te komen met het hogere, zal zich voor de Meester de gelegenheid voordoen om met succes het bepaalde wetenschappelijke werk dat [277] zijn aandacht heeft, te vol- brengen. Degenen die meditatie beoefenen, zouden versteld staan en misschien ontmoedigd zijn, indien zij konden beseffen hoe zelden zij door middel van meditatie de juiste omstandigheden weten te scheppen waardoor hun Leraar die hen gadeslaat, in staat wordt gesteld bepaalde gevolgen teweeg te brengen. Naarmate de leerling zijn bekwaamheid toont door dit veelvuldiger te doen, komt er een aanduiding van vooruitgang en de mogelijkheid hem een stap verder te brengen. Leg op dit punt bij het onderricht de nadruk, want het houdt een aansporing in tot grotere ijver en meer aandacht. Wanneer de leerling van zijn kant niet zelf zorgt voor de juiste omstandigheden, zijn de handen van de Meester gebonden en kan Hij slechts weinig doen. Zelfinspanning, gepaard aan een bewuste begrijpende toewijding aan het voorgeschreven werk, is de sleutel tot vooruitgang. Wanneer die inspanning met volharding wordt volgehouden, krijgt de Meester de gelegenheid zijn kant van het werk ten uitvoer te brengen.

 

Wanneer de leerling met occulte nauwkeurigheid mediteert, brengt hij zijn drie lagere lichamen tot eenlijnigheid, en — met nadruk herhaal ik het — alleen wan- neer eenlijnigheid tot stand is gebracht, kan de Meester met de lichamen van de

 

leerling werken. Indien het publiceren van deze brieven niets anders bewerkt dan het verlangen te versterken om op juiste wijze te mediteren, dan zal het beoogde doel in veel opzichten bereikt zijn. Door die inspanning zullen de juiste omstandigheden tussen leerling en Meester en een juiste onderlinge verhouding worden gevormd. Meditatie verschaft, indien zij op de juiste wijze wordt beoefend, deze omstandigheden. Het terrein voor het werk wordt door meditatie voorbereid.

 

Laten wij beknopt de verschillende perioden zoals wij ze gisteren opnoemden, toen wij de verhouding van de leerling tot een Meester bespraken, in beschouwing nemen.

 

Tijdens  de periode  dat de mens zijn proeftijd doormaakt en onder toezicht staat... wordt hij nagenoeg geheel aan zichzelf overgelaten en is zich slechts zo nu en dan bewust van de aandacht van de Meester. Zijn stoffelijk brein is niet vaak ontvankelijk voor het hoger contact, en ofschoon zijn Ego [278] zich volledig bewust is van zijn plaats op het Pad, is het stoffelijk brein toch niet in een toestand om dit te onderkennen. Op dit punt echter kunnen geen strenge of vaste regels worden voor- geschreven. Wanneer een mens gedurende verscheidene levens contact heeft gehad met zijn Ego of met zijn Meester, kan hij zich er nu bewust van zijn. Persoonlijk verschillen de mensen zoveel van elkaar, dat er geen algemene regel tot in bijzonder- heden kan worden geformuleerd. De Meester maakt, zoals u weet, een klein beeld van de proefleerling en dat beeld wordt ergens in een ondergronds centrum in de Himalaya opgeborgen. Het beeld is magnetisch met de proefleerling verbonden en toont alle schommelingen die zich in zijn aard voordoen. Doordat het uit emotionele en mentale stof is samengesteld, wordt elke trilling van die lichamen erop overgebracht. Het laat de voornaamste kleurschakeringen van die lichamen zien, en door het te bestuderen kan de Meester snel de vorderingen peilen en beoordelen of de proefleerling in een hechtere verhouding kan worden opgenomen. De Meester bekijkt het beeld op gezette tijden, in het begin maar zelden, omdat het werk in het aanvangsstadium niet zo snel vordert, maar steeds veelvuldiger naarmate de studerende die meditatie beoefent, sneller gaat begrijpen en bewuster meewerkt. Wanneer de Meester de beelden in ogenschouw neemt, werkt Hij met ze, en door middel daarvan brengt Hij enkele resultaten teweeg. Evenals later de Staf van Inwijding op de lichamen en centra van de ingewijde wordt toegepast, gebruikt de Meester op een gegeven ogenblik enkele contacten ten opzichte van de beelden en stimuleert op die wijze de lichamen van de leerling.

 

Er komt een tijd dat de Meester bij zijn onderzoek van het beeld ziet dat het ver- eiste trillingstempo kan worden volgehouden, dat de uitschakeling van datgene wat uitgeschakeld moet worden, heeft plaatsgevonden en dat een bepaalde diepte van kleur is bereikt. Hij kan dan het risico nemen (want een risico is het) de proefleerling in zijn eigen aura op te nemen. De leerling wordt dan een aangenomen discipel. [279]

 

Gedurende de periode waarin een mens een aangenomen discipel is, is het werk

 

toezicht van de Meester, en ofschoon hij misschien nog de grotere algemene klassen in de Ashram (de hal van onderricht van de Meester) bezoekt, wordt hij aan een ingrijpendere training onderworpen... In vroege stadia werkt de Meester langs vier hoofdlijnen:

 

a.            Bij tussenpozen, en wanneer de vorderingen van de leerling het rechtvaardigen, "trekt Hij de leerling naar zijn Hart". Dit is een esoterische vermelding van een zeer belangwekkende ervaring waaraan de leerling zal worden onderworpen. Aan het einde van de een of andere klas in de ashram of gedurende een speciaal geslaagde meditatie, waarin de leerling een bepaald trillingstempo heeft bereikt, zal de Meester hem dicht tot zich trekken en hem van de buitenkant van zijn aura naar het centrum van zijn bewustzijn brengen. Hij geeft hem daardoor een ontzaglijke tijdelijke bewustzijnsverruiming en stelt hem in staat op een voor hem ongewone snelheid te trillen. Vandaar de noodzakelijkheid om te mediteren. De beloning van zulk een ervaring gaat ver uit boven welk inspannend deel ook van het werk.

b.            De Meester werkt op de lichamen van zijn leerling in door middel van kleur en brengt in die lichamen resultaten teweeg, waardoor de leerling in staat wordt gesteld sneller vorderingen te maken. Nu zult u begrijpen waarom... zo nadrukkelijk de klemtoon wordt gelegd op kleur. Het is niet alleen om- dat dit het geheim van de vorm en van de openbaring inhoudt (het geheim dat door de occultist gekend moet worden), maar de nadruk wordt erop gelegd opdat hij bewust in het werk van de [280] Meester kan meewerken aan zijn lichamen en op intelligente wijze de tot stand gebrachte resultaten kan nagaan. Denk hierover na.

c.            Op gezette tijden neemt de Meester zijn leerlingen mee en stelt hen in staat in aanraking te komen met andere evoluties, zoals die van de grote engelen en deva’s, de kleinere bouwers, en die welke beneden het mensenrijk liggen. Door de beschermende uitwerking van de aura van de Meester kan de leerling dit veilig doen. Later, als hijzelf een ingewijde is, zal de leerling worden onderwezen hoe hij zichzelf kan beschermen en zijn eigen contacten kan maken.

d.            De Meester heeft de leiding over het werk bij het stimuleren van de centra in het lichaam van de leerling en bij het opwekken van het innerlijk vuur. Hij leert de leerling begrijpen hoe groot de betekenis van de centra is, even- als hun juiste vierdimensionale omwenteling, en na verloop van tijd zal Hij de leerling tot een punt brengen waar hij bewust en met volledige kennis van de wet met zijn centra kan werken en ze zover ontwikkelen, dat zij veilig door de Staf van Inwijding kunnen worden gestimuleerd. Voorlopig is het niet mogelijk meer over dit onderwerp te zeggen...

 

Ik heb zo beknopt mogelijk enkele dingen aangeroerd die een Meester moet ver- richten ten opzichte van zijn leerlingen. Ik ga niet in op de latere ontwikkelings- stadia van de leerling. Wij allen gaan geleidelijk stap voor stap vooruit, al zijn er op het ogenblik maar weinig aangenomen discipelen. Wanneer diegenen die nu op het Proefpad staan, ertoe gebracht kunnen worden door meditatie, dienst en het

 

louteren van hun lichamen sneller vorderingen te maken, dan zal de tijd aanbreken voor het verstrekken van meer inlichtingen. Wat voor nut heeft het feiten te geven waar de studerende toch voorlopig geen gebruik van kan maken? Wij verspillen er geen tijd aan om degenen die wij willen helpen in verstandelijke zin te interesseren. Wanneer de leerling zichzelf heeft toegerust, wanneer hij zichzelf heeft gelouterd en de vereiste trilling heeft, kan geen kennis, welke ook, hem worden onthouden. Wanneer hij de [281] deur openzet en het kanaal verbreedt, zullen licht en kennis binnenstromen.

 

Morgen zullen wij ons derde punt bespreken, namelijk de werkwijzen voor toe- nadering tot een Meester via meditatie; ik zal enigszins uitweiden over enkele soorten van meditatie die een contact zullen vergemakkelijken, maar vergeet niet dat het leven van objectieve dienst gelijke tred moet houden met de subjectieve groei; alleen wanneer die twee samengaan en beproefd zijn, worden de noodzakelijke stap- pen voor een contact toegestaan. Een Meester is alleen in een mens geïnteresseerd vanuit het gezichtspunt van zijn bruikbaarheid in de groepsziel en zijn vermogen tot helpen.

 

 

19 september 1920

Wij kunnen feitelijk onze laatste twee punten vandaag gelijktijdig behandelen. Zij behelzen de werkwijze van toenadering tot de Meesters en de objectieve uitwerking ervan op de drie gebieden van de menselijke evolutie. Sommige punten die ik zal aanroeren, zijn al genoegzaam bekend, maar andere zullen de gemiddelde studerende misschien niet zo bekend zijn... In deze brieven hebben wij ons bezig- gehouden met de studerende zelf en op welke wijze hij zich moet inspannen; wij hebben eveneens gewezen op zijn doel en — zeer schetsmatig — op de vormen en werkwijzen door middel waarvan succes kan worden bereikt. Wij hebben ons ook beziggehouden met die hulpmiddelen voor meditatie, het Heilig Woord, kleur en klank, en wij hebben op datgene gewezen wat (in stilte overdacht) ertoe kan leiden dat de studerende nieuwe dingen voor zichzelf kan ontdekken. Ten slotte hebben wij getracht de Meesters en hun bestaanswerkelijkheid  nader tot de studerende te brengen en daardoor zijn toenadering tot Hen te vergemakkelijken.

 

Wat rest ons nu nog te doen? Op vijf dingen wijzen waar de studerende die ernaar streeft zijn leven in overeenstemming te brengen met de door mij in deze brieven gegeven richtlijnen, met overtuiging naar uit kan zien. Indien de studerende maar voor de juiste omstandigheden zorgt, wanneer hij [282] altijd streeft naar regelmaat, kalmte en naar die innerlijke concentratie waarin het mysterie van de Verheven Plaatsen verborgen ligt, zal hij zich bij zekere gelegenheden en steeds veelvuldiger bewust worden van enkele bepaalde verwezenlijkingen. Deze verwezenlijkingen zullen de uiterlijke erkenning zijn van innerlijke resultaten en zullen hem de zekerheid geven dat hij op de goede weg is. Nogmaals echter wil ik er hier op wijzen dat deze resultaten slechts worden bereikt na lange oefening, inspannende strijd, strenge zelf- discipline van de drievoudige lagere mens en toegewijde dienst aan de wereld.

 

Methoden van Toenadering en Verkregen Resultaten

 

Er zijn in het algemeen genomen drie methoden van toenadering, en wij zouden op vijf resultaten kunnen wijzen die voortvloeien uit het gebruik van deze metho- den. De drie methoden zijn:

 

1.    Gewijde of geheiligde dienst.

2.    Liefde die zich uitdrukt door wijsheid.

3.    Verstandelijke toepassing.

Dit zijn drie verschillende methoden van uitdrukking van een en hetzelfde — namelijk een éénpuntig gerichte activiteit die zich uitdrukt in dienst aan de mensheid door middel van liefde en wijsheid. Elk drukt dit uit op zijn eigen manier; sommigen geven de indruk van verstandelijkheid, anderen van liefde, en toch moet, voordat een welslagen mogelijk is, verstandelijkheid berusten op liefde, terwijl liefde zonder mentale ontwikkeling en dat onderscheidingsvermogen dat door denken wordt verkregen, licht vervallen kan tot onevenwichtigheid en onverstand. Zowel liefde als denkvermogen moet worden uitgedrukt in termen van dienst voordat de volle bloem van beide ontluiken kan. Laten we elk van deze methoden apart in ogenschouw nemen en de daarbij behorende meditatie aangeven:

 

 

1. Gewijde of Geheiligde Dienst

 

Dit is de methode van de mens die de wet hanteert, de werkwijze van de occultist, en de eerste beginselen van de werkwijze zijn in de leer van Raja yoga vastgelegd... [283] Het woord "wijding of heiliging" betekent in wezen, zoals u weet, de gehele overgave van iemands leven aan één doel, de Heer of Heerser. Het betekent zich geheel geven aan het ene doel waar de toegewijde naar streeft. Het betekent de toewijding van de gehele drievoudige mens aan het werk dat hij onder handen heeft. Het brengt zodoende m