Navigeren in de hoofdstukken van dit boek

HOOFDSTUK IV - De cultuur van de enkeling - Deel 1

 [99]

De cultuur van de enkeling zal vanuit drie gezichtspunten benaderd worden, die ieder op zichzelf bijdragen tot het complete geheel dat het individu zal vormen: een intelligente burger van twee werelden (de wereld van het objectieve bestaan en de innerlijke wereld van bedoeling), een wijze vader of moeder en een beheerste en gerichte persoonlijkheid. Wij zullen deze punten nu verder gaan behandelen.

Ik heb het onderwijs van het Watermantijdperk niet in bijzonderheden uitgewerkt, noch heb ik mij beziggehouden met de opvoedingssystemen van die tijd. Het is voor u van geen nut dat ik dat doe en ik ben niet in staat u werkelijk te helpen bij uw denken wanneer ik u een sprong van tweehonderd jaar in de toekomst laat maken in een beschaving en een cultuur waarvan tot op heden slechts de eerste aanduidingen kunnen worden waargenomen. Het is van meer waarde wanneer ik de nadruk leg op de naar voren komende denkbeelden die de komende werkwijze in de volgende generatie zullen beheersen en de wereld door de moeilijkste overgangsperiode die zij ooit meegemaakt heeft zullen heen helpen.

Bepaalde fundamentele denkbeelden, die uit de gangbare ideologieën naar voren komen, beginnen hun invloed op het publieke bewustzijn uit te oefenen. Deze denkbeelden zijn op zichzelf in wezen de reacties van de mens op goddelijke denkbeelden; zij zijn daarom niet helemaal vrij van dwaling en noodzakelijk gekleurd door de aard van de denkvermogens die ze formuleren; zij zijn onvermijdelijk beïnvloed door de geschiedenis van het verleden, door nationale traditie en door de richting waarin het denken van het ras zich beweegt. Maar niettegenstaande dit is er een merkwaardige uniformiteit in die denkbeelden, zelfs wanneer zij tot uitdrukking worden gebracht door [100] volgelingen met ver uiteenlopende idealen met betrekking tot de wereld. Wanneer wij deze denkbeelden werkelijk willen begrijpen en de juiste grondslag willen leggen, is het misschien van waarde, wanneer wij deze universele zienswijzen bespreken en ons afvragen wat zij betekenen in het licht van de huidige wereldproblemen en welke aanwijzingen wij daaruit kunnen afleiden voor de toekomstige wereld.

 

Het Gezichtspunt van Burgerschap

Er is een groeiend gevoel onder de burgers van de meeste landen dat de belangrijkste taak van de opvoedingssystemen is om het kind geschikt te maken voor burgerschap. Zij bedoelen daarmee dat het de taak van de Staat en van de belastingbetalers is het kind zodanig te onderrichten dat het een meewerkend en intelligent deel kan zijn van dat georganiseerde geheel dat wij een natie noemen; dat het zodanig opgeleid wordt dat het zijn deel kan bijdragen aan de staat en zodoende van maatschappelijke waarde kan zijn, maar dat nochtans een duidelijk persoonlijk aandeel is en dat tegelijkertijd ook een aandeel is van een bepaalde groep van de gemeenschap, waarin het leeft en waarin het geboren is en waarin het noodzakelijkerwijs zelf in zijn onderhoud moet voorzien; dat zijn persoonlijke leven en zijn persoonlijke belangen ondergeschikt zijn aan dat gemeenschappelijke leven en dat de eerste les die het geleerd moet worden het feit is dat het een deel is van een levende groep van gelijksoortige eenheden, waarvan van iedere eenheid wordt verwacht dat zij haar aandeel zal bijdragen tot het welzijn van het geheel.

De kiem van dit denkbeeld ontwikkelde zich (hoe verbazingwekkend dit ook mag lijken) toen duizenden jaren geleden de eerste school werd opgericht. Deze scholen waarin slechts enkele bevoorrechten werden opgevoed, waren in het begin zeer klein, maar leidden geleidelijk (gewoonlijk via religieuze instellingen) tot de opvoeding van de massa en het verplichte onderwijs, dat in de tegenwoordige door de staat ingestelde scholen wordt gegeven en waarvan het de duidelijke taak is de miljoenen jonge mensen tot intelligente, maar geleide burgers te maken.

Tegenwoordig wordt, door de zogenaamde verlichte naties, de een of andere vorm van verplichte opvoeding aan het volk gegeven; aan de kinderen van alle naties wordt lezen, schrijven en [101] de beginselen van het rekenen geleerd. Er wordt verwacht dat zij een algemeen beeld krijgen van de wereldtoestand die hen door middel van aardrijkskunde, geschiedenis en economie wordt onderwezen — en er wordt ook aangenomen dat zij daardoor objectief en op natuurlijke wijze de kennis zullen verwerven van de wijzen en de redenen waardoor de verschillende naties geworden zijn tot wat zij zijn en waar zij zijn, en zo een inzicht zullen hebben gekregen van het algemene planetaire beeld. De zich wijzigende hoofdlijnen van dit beeld veroorzaken heden een mentale soepelheid in de kinderen en dit is, op veel manieren, zeer bepaald een waardevol iets.

Tot op heden werd, bij het vormen van burgers, de klemtoon echter op twee dingen gelegd. Het doel van de opvoeding was, het kind zodanig toe te rusten dat het, wanneer het volwassen zou zijn, voor zichzelf zou kunnen zorgen in de roofzuchtige wereld van het moderne leven, zijn levensonderhoud zou kunnen verdienen en, indien mogelijk, rijk te worden en onafhankelijk van hen met wie het in zijn leven is verbonden. In dit gehele systeem van onderwijs werd de nadruk op hemzelf, als individu, gelegd en het punt waarom het ging was, wat hij of zij zou gaan doen. hoe hij of zij zou leven en wat hij of zij in het leven zou kunnen bereiken.

Daar waar de schoolinrichting van religieuze aard was, (zoals in iedere door de kerk gestichte soort scholen), werd het kind geleerd dat het zijn best moest doen om goed te zijn en werd hem het zelfzuchtige motief voorgehouden dat, wanneer het daarin mocht slagen, het misschien in de hemel zou kunnen komen en daar een gelukkige tijd zou krijgen. Wanneer men het kind deze denkbeelden had ingeprent, wanneer het door georganiseerde druk in het gewenste patroon en in de gewenste vorm was gedrongen, wanneer het de nodige oppervlakkige inlichtingen over de mensheid en datgene wat de mensheid bereikt heeft, opgenomen had en wanneer zijn vermogen om feiten (geschiedkundig, wetenschappelijk, religieus en andere) te onthouden ontwikkeld was, zelfs al bleef zijn vermogen om te denken volkomen onontwikkeld, werd het op de wereld en op de voor hem of haar bestemde gemeenschap losgelaten om te slagen en voor zichzelf een plaats te veroveren.

Ik ben mij ervan bewust, dat het bovenstaande een ruime veralgemenisering is. Het laat de aangeboren en inherente [102] eigenschappen van het kind, zijn bereikte punt van zielsontwikkeling en iedere herkenning van de krachten waarmee het dit leven ingaat, als gevolg van de vele ervaringen van voorafgaande levens, geheel buiten beschouwing. Het laat ook de invloed weg van de vele gewetensvolle, geestelijk ingestelde en hoogontwikkelde leraren die — in de loop van de tijd — hun stempel drukten op de jonge mensen die zij onderwezen en aldus richtten en de weg wezen naar betere dingen. Ik behandel hier alleen het institutionele aspect van de opvoedkundige systemen en het bewezen gevolg daarvan op de jonge mensen van elke natie die aan deze systemen onderworpen waren. De verwezenlijkte doeleinden die de leraar, die een bepaald systeem volgt, zich gesteld heeft, zijn bekrompen en het daaruit voortspruitende gevolg van zijn onderricht en van zijn werk is het voortbrengen van een zelfzuchtig, materialistisch ingestelde persoon wiens voornaamste oogmerk is, het zelf in materieel opzicht beter te krijgen. Dit werd sterk bevorderd indien er in individuele gevallen bij het kind een zekere zelfzuchtige ambitie bestond om gewillig volgens het bekrompen oogmerk van de leraar te werken. Het natuurlijke idealisme van het kind (en welk kind is van nature niet idealistisch?) is langzaam en gestaag verstikt door het gewicht van het materialisme van de opvoedingsmachine van de wereld en door de zelfzuchtige neiging van het wereldse zakendoen in zijn vele geledingen en de nadruk die altijd op de noodzaak van geld verdienen wordt gelegd.

Geleidelijk is er verandering in deze rampzalige toestand (die haar hoogtepunt in de eerste jaren van deze eeuw bereikte) gekomen, zodat nu in veel landen aan het kind, vanaf zijn vroegste jaren, de welvaart en het welzijn van de staat, de behoefte van de natie als het hoogst mogelijke ideaal voor ogen wordt gehouden. Men leert de kinderen dat zij de staat, het rijk of de natie moeten dienen met het beste dat in hen is; scherp wordt in hun bewustzijn ingeprent dat hun persoonlijk leven ondergeschikt moet zijn aan het grotere leven van de staat of de natie en dat het hun plicht is aan de nationale noden tegemoet te komen, zelfs ten koste van hun eigen leven. Er wordt hen geleerd [103] dat zij in tijden van grote nood, als individu, in het geheel niet tellen, maar dat het grotere geheel, waarvan zij een zeer klein deeltje zijn, de enige factor van belang is. Dit is een bepaalde stap voorwaarts in de verruiming van bewustzijn, die het ras moet bereiken.

Ik zou u er hier aan willen herinneren dat bewustzijnsverruiming en het teweegbrengen van een grotere gevoeligheid en waarnemend bewustzijn het doel van alle goddelijke en hiërarchische inspanning zijn. Het doel is niet het verbeteren van de materiële omstandigheden. Deze zullen automatisch volgen wanneer het waarnemingszintuig steeds verder wordt ontwikkeld. De toekomst van de mensheid wordt bepaald door haar aspiratie en haar bekwaamheid om te reageren op het idealisme dat tegenwoordig de wereld overspoelt.

In deze tijd wordt er nog een verdere stap voorwaarts gedaan. Overal, in ieder land, leert men de mensen in hun eerste kinderjaren dat zij niet alleen individuen zijn, niet alleen leden van een staat, rijk of natie, en niet alleen mensen met een individuele toekomst, maar dat zij bestemd zijn exponenten te zijn van bepaalde groepsideologieën, hetzij democratisch, totalitair of communistisch. Deze ideologieën zijn, in laatste instantie, dromen of visioenen die zich verwezenlijken. Men leert de moderne jeugd dat zij voor deze ideologieën moet werken en streven en dat zij er desnoods voor moet vechten. Daarom zal het zeker duidelijk zijn dat achter al die onrust en chaos aan de oppervlakte, die in de tegenwoordige tijd op zo'n verwoestende wijze aanwezig zijn in het bewustzijn van de mensheid, en achter al de angst en vrees, achter alle haat en afgescheidenheid, de mens een begin maakt om in zichzelf drie toestanden van bewustzijn met elkaar te verbinden — die van het individu, van de burger en van de idealist. Het vermogen om dit te bereiken en om gelijktijdig in al deze toestanden te leven, is nu reeds doorgedrongen tot die gebieden van het menselijk leven die wij de "lagere klassen" noemen.

Dit alles is zeer goed en maakt deel uit van het plan. Of dit nu het democratisch ideaal is of het visioen van de totalitaire staat of de droom van de aan het communisme toegewijde mens, de [104] uitwerking ervan op het bewustzijn van de mensheid is bepaald goed. Zijn gevoel van wereldbewustheid groeit, zijn vermogen om zichzelf als een deel van een groter geheel te zien ontwikkelt zich snel en dit alles is wenselijk en juist en maakt deel uit van het goddelijk plan.

Het is natuurlijk volkomen waar dat dit proces geschaad en belemmerd wordt door methoden en motieven die hoogst ongewenst zijn, maar de mensen hebben nu eenmaal de gewoonte om dat wat mooi is te beschadigen; zij hebben een sterk ontwikkelde bekwaamheid om zelfzuchtig en materialistisch te zijn en omdat de denkvermogens van de mensen tot nog toe praktisch ongeoefend en onontwikkeld zijn hebben zij nog maar weinig onderscheidingsvermogen en zijn zij slechts in geringe mate in staat onderscheid te maken tussen het oude en het nieuwe of tussen dat wat goed en dat wat beter is. Doordat zij gedurende de tijd dat zij onder de ouderlijke macht waren en volgens de huidige opvoedkundige systemen in zelfzuchtigheid grootgebracht zijn, gaan hun gedachten in de regel langs deze ongewenste lijnen.

In het Vissentijdperk, dat nu afloopt, is de jeugd in ieder land groot gebracht onder invloed van drie fundamentele denkbeelden. De uitwerking van deze denkbeelden zou misschien uitgedrukt kunnen worden door de volgende vragen:

1. Welk beroep zal ik kiezen, opdat ik zoveel mogelijk uit de materiële wereld haal als mijn status in het leven en mijn behoeften toelaten?

2. Welke mensen staan boven mij, tegen wie ik moet opzien en die ik moet eren, en wie staan maatschappelijk beneden mij en in hoeverre ben ik in staat op de maatschappelijke ladder te klimmen en het daardoor beter te krijgen?

3. Van kindsbeen af is mij geleerd dat mijn natuurlijke neiging is het kwade te doen, ondeugend te zijn, of, wanneer de omgeving orthodox is, dat ik een ellendige zondaar ben en ongeschikt om in de toekomst gelukkig te zijn. Hoe kan ik ontkomen aan de straffen van mijn natuurlijke voorliefdes. [105]

Het gevolg van dit alles is, dat er in het mensenras een diepgewortelde neiging is ontstaan om een vurig verlangen naar materiële dingen en maatschappelijk welslagen aan te kweken en ook een minderwaardigheidscomplex, dat zich noodzakelijk uitwerkt in de een of andere vorm van opstand in het individu of in uitbarstingen in het ras of wel, en dan weer individualistisch sprekend, in een krankzinnig zelfzuchtige levenshouding. Aan deze verwrongen neigingen en terugslag brengende denkbeelden moet het mensenras zich tenslotte ontworstelen. Het is het besef hiervan dat in sommige naties de overaccentuering heeft voortgebracht van het nationale — en rassenwelzijn en van de staat als een entiteit. Het heeft geleid tot de ondermijning van de hiërarchische structuur van de maatschappelijke orde. Deze hiërarchische structuur is een fundamentele en eeuwige werkelijkheid, maar de voorstelling daarvan is zo verward en zo misbruikt dat zij in de mensheid daartegen een opstand opgeroepen heeft en een bijna abnormale reactie naar een vrijheid en losbandigheid heeft voortgebracht die ongewenste afmetingen aan het aannemen zijn.

Het wijdverspreide verlangen van de jeugd van de tegenwoordige wereld (in sommige landen) naar een "goede tijd", hun onverantwoordelijkheid en hun weigering om de werkelijke waarden in het leven onder ogen te zien zijn hiervan aanduidingen. Dit kan men in zijn ergste vorm zien in de democratische landen. In de totalitaire landen is dit niet in diezelfde mate toegestaan, omdat de jeugd in die staten gedwongen wordt om verantwoordelijkheid te dragen en zich te wijden aan het grotere geheel en niet aan een leven dat alleen het materialistische beroep betreft en hun jaren niet te verspillen aan wat ik geloof dat u, volgens uw spraakgebruik, een "goede tijd" noemt.

Deze goede tijd heeft men dan gewoonlijk ten koste van anderen en zij vindt plaats in de vormende jaren die onvermijdelijk de toekomst van de jonge mens beïnvloeden en bepalen.

Ik spreek hier niet in politieke zin noch verdedig ik het een of ander regeringssysteem. Gedwongen arbeid en vervolgens een gedwongen verantwoordelijkheid degraderen de meesten, die op deze wijze beïnvloed worden, tot de toestand van de bewaarschool of de kinderlijke staat, terwijl de mensheid rijpheid behoorde te bereiken met de daarmee gepaard gaande bereidheid verantwoordelijkheid te dragen en met haar groeiend besef van de werkelijke waarden van de levensnormen. Besef van verantwoordelijkheid is een van de eerste aanwijzingen dat de ziel van het individu ontwaakt is. [106]

De ziel van de mensheid ontwaakt in deze tijd ook op grote schaal; vandaar de volgende aanduidingen:

1. De opkomst, overal, van verenigingen, organisaties en massabewegingen voor de verbetering van de mensheid.

2. De groeiende belangstelling van het overgrote deel van de mensen voor het algemeen welzijn. Tot dusver was het de bovenlaag van de maatschappij die zich hiervoor interesseerde, hetzij om zelfzuchtige, zichzelf beschermende redenen, hetzij door aangeboren vaderlijke zorg. De intelligentsia en zij die tot de gestudeerden behoren hebben het algemeen welzijn vanuit het gezichtspunt van mentaal en wetenschappelijk belang, gebaseerd op een algemene materiële grondslag, onderzocht en bestudeerd en de lagere middenklasse is uit de aard der zaak betrokken geworden in dezelfde belangstelling, gezien vanuit het standpunt van financiële en zakelijke opbrengsten. In deze tijd is die belangstelling doorgedrongen tot de laagst geplaatsten in de maatschappelijke orde en alle klassen zijn zeer gevoelig voor het algemeen, nationaal, rassen‑ of internationaal welzijn. Dit is heel goed en een hoopvol teken.

3. Humanitaire en filantropische inspanning heeft haar hoogtepunt bereikt, naast wreedheden, uitingen van haat en abnormaliteiten, die afgescheidenheid, overtrokken nationale ideologieën, agressiviteit en eerzucht in het leven van alle naties hebben voortgebracht.

4. Opvoeding wordt snel een streven van het hele volk en de kinderen van alle naties, van de hoogste tot de laagste rangen, worden intellectueel toegerust op een wijze als nooit tevoren. Dit streven is er natuurlijk grotendeels op gericht om hen in staat te stellen aan de materiële en nationale omstandigheden tegemoet te komen, van nut te zijn voor de Staat en geen economische last. In het algemeen genomen is het resultaat echter in overeenstemming met het goddelijk plan en zonder twijfel goed.

5. De groeiende erkenning door de gezagsdragers dat de gewone man een factor in de wereldaangelegenheden begint te worden. Hij wordt aan alle kanten bereikt door de pers en de radio en is nu intelligent en [107] belangstellend genoeg om te pogen zijn eigen mening te vormen en tot zijn eigen gevolgtrekkingen te komen. Dit is nu nog embryonaal, maar de aanwijzingen van zijn inspanning zijn er ongetwijfeld; vandaar de controle op pers en radio die men in alle landen in de een of andere vorm aantreft, want het is niet mogelijk zich op enigerlei wijze blijvend aan de hiërarchische structuur te onttrekken die aan ons planetaire leven ten grondslag ligt. Deze controle valt uiteen in de volgende twee belangrijkste categorieën:

      Financiële controle, zoals in de Verenigde Staten.

      Controle door de regering, zoals in Europa en Groot-Brittannië.

      Men vertelt het volk alleen wat goed voor hem is; reserve en geheime diplomatie kleuren de verhouding tussen de regering en het volk en de machteloosheid van de gewone man (tegenover de autoriteiten op het gebied van politiek, die beslissingen nemen over oorlog zowel als over vrede, tegenover hetgeen hem door theologen wordt voorgehouden zowel als tegenover economische opvattingen) is nog jammerlijk, hoewel niet zo erg en zo drastisch als het geweest is. De ziel van de mensheid ontwaakt en de huidige toestanden mogen als tijdelijk worden beschouwd.

Het doel van de komende opvoedingssystemen zal zijn het in stand houden van de persoonlijke integriteit, het aankweken van het besef van persoonlijke verantwoordelijkheid, het aanmoedigen van een zich ontwikkelend groepsbewustzijn voor fundamenteel individuele, nationale en wereldverhoudingen en intussen een naar buiten projecteren en organiseren van capaciteit, belangstelling en vermogen. Tegelijkertijd zal geprobeerd worden om het besef van burgerschap te versterken, zowel in de tastbare, uiterlijke wereld van het stoffelijk gebied, als in het Koninkrijk van God en in zielenverhoudingen.

Om dit tot stand te brengen en daardoor de huidige zienswijzen en de verkeerde dingen, waarop de klemtoon wordt gelegd in de wereld, totaal te veranderen, werd de drastische en catastrofale huidige planetaire toestand toegestaan. [108]

 

 

De Toestand in de Wereld en de Ideologieën

 

Voordat wij aan de meer technische zijde van ons werk beginnen, verzoek ik u een ogenblik na te denken over de toestand in de wereld en de wereldideologieën vanuit het gezichtspunt van opvoeding. Ik zou willen dat u er diep over nadenkt vanuit het gezichtspunt van de bestaande fundamentele groepsverhoudingen en daarbij de noodzakelijkheid onder ogen ziet om de jeugd van de toekomst voor te bereiden op het komende tijdperk, waarvan de omtrekken nu alleen nog maar vaag kunnen worden waargenomen.

Ik zou graag willen dat u daarbij, indien mogelijk, een algemeen denkbeeld krijgt van de huidige toestand in de wereld en dat u zich daarbij alleen bezighoudt met de brede en algemene lijnen en iedere studie van details of van bijzondere persoonlijkheden achterwege laat, behalve bij wijze van toelichting. In mijn andere geschriften heb ik hiervoor de grondslag gelegd toen ik trachtte het psychologische probleem van de diverse naties, zijn oorzaak of oor­zaken en de bijzondere bijdrage die iedere afzonderlijke natie moet leveren aan de wereld als geheel beknopt te behandelen.

Wij zullen trachten bepaalde in het oog springende feiten te herkennen, hoewel deze feiten gewoonlijk meer als feiten worden beschouwd door esoterici dan door de wereld in het algemeen. Maar wij werken, of trachten te werken, als esoterici. Deze feiten zijn:

1. Het feit dat er bepaalde fundamentele denkbeelden bestaan die in de loop van de tijd tot ons gekomen zijn en die de mensheid tot haar huidig punt in evolutie hebben gebracht. Denkbeelden vormen de substantie van de drang tot evolueren.

2. Het feit dat er een verborgen leiding is die door alle tijden heen is blijven bestaan, wat afgeleid kan worden uit het definitief tevoorschijn komen van het plan voor zover dit het bewustzijn van de mens betreft.

3. Het feit dat alle groei plaats vindt door proefneming, worsteling en volharding — vandaar de huidige moderne beroering. Het is kenmerkend voor een "doordringen" naar het licht, het licht van de wereld, zowel als de groepsantahkarana. [109]

Het is duidelijk dat veel van wat ik hier geef in deze instructies misschien niet direct toegepast kan worden, maar de studerenden worden verzocht te overwegen en na te denken langs de lijnen die ik hier aangeef, want alleen wanneer er op die wijze een kern van denkers is gevormd die reageert op de nieuwe opvoedkundige denkbeelden, wordt het voor de geestelijke Hiërarchie van Meesters mogelijk de bedoelde resultaten van Hun werk, namelijk de plannen van God, tot stand te brengen. De Meesters kunnen niet werken (en doen dat ook niet) zonder de door Hen gekozen brandpunten op het stoffelijk gebied. Ik zou u opnieuw willen vragen uzelf te zien als buitenposten van het bewustzijn van Hen Die aan de innerlijke zijde van het leven een nieuw licht trachten te werpen op het onderwerp van maatschappelijke organisaties, de verhouding van het individu tot het geheel en op de nieuwe en gewenste richting in de opvoeding. Ik zou u willen verzoeken uzelf te onderwerpen aan het oefenen van uw denken en daarbij het bovenstaande in het oog te houden. Schenk aandacht aan de wijze waarop ik dit verzoek in woorden uitdruk: eerst beschouwen, dan oefenen. Eerst vertrouwen op het maken van contact, dan de stappen nemen die gedaan moeten worden om dat contact te vergemakkelijken en te ontwikkelen.

Ons onderwerp is de studie van het organiseren van de opvoeding van de mensheid, wat in zijn latere stadia verantwoordelijkheid en juist handelen inhoudt. Wij zullen, in brede trekken, de ontwikkeling van de mens beschouwen vanaf zijn geïsoleerde persoonlijke eenheid, via de stadia van gezinsleven, leven in stamverband, nationaal leven, tot het huidige stadium van een strevende, idealistische mensheid. Dit idealisme en dit algemeen voorkomend onderzoek zijn verantwoordelijk voor de huidige chaos in de wereld; zij hebben de met elkaar botsende ideologieën voortgebracht, evenals het dramatische optreden van nationale redders, wereldprofeten en werkers, idealisten, opportunisten, dictators en onderzoekers aan alle kanten, in alle regionen van het menselijk denken en dat in ieder land. Dit idealisme is een goed teken. Het is ook verantwoordelijk voor de gistende onrust en de dringende vraag naar betere toestanden, meer licht en begrip, verdiepte samenwerking, naar een zekerheid die gebaseerd is op juiste regelingen en naar vrede en overvloed in plaats van vrees, verschrikking en gebrek. [110]

Het is niet mijn bedoeling om dit onderwerp te behandelen vanuit het standpunt van de vele moderne leerboeken over bestuur, recht of over de vele stelsels (economisch, politiek, enzovoort), die tegenwoordig in zo overwegende mate de aandacht in beslag nemen. Ik ben niet van plan op details of definities in te gaan. De exponenten van de verschillende geloven kunnen de nodige literatuur verschaffen en hun zaak met veel meer succes aanbieden dan ik dat kan. De voorvechters van een ideologie kunnen hun geloof en doeleinden veel vuriger en hoopvoller uitdrukken dan mij mogelijk is. Ik zal voor u schrijven als iemand die het patroon duidelijker tevoorschijn ziet komen dan u, omdat ik het zowel van de innerlijke als van de uiterlijke zijde kan zien en ook vanaf de blauwdrukken die zich onder toezicht van de Hiërarchie bevinden. Ik zal schrijven als iemand die in overleg met werkers in de Hiërarchie tracht de doeleinden te begrijpen en mee te werken aan de onmiddellijk uit te voeren plannen in deze tijd van planetaire crisis en beroering, van drastische veranderingen en aan het opheffen van de mensheid tot hogere levensniveaus en hogere bewustzijnstoestanden; als iemand die tamelijk grondig gestudeerd heeft in de geschriften van het verleden en in de verschillende wijzen van meditatie en daardoor enig inzicht verkregen heeft in de samenhang van verleden, heden en toekomst, een inzicht dat natuurlijk nu voor u niet mogelijk is.

Sommige van die plannen en denkbeelden die de hiërarchische activiteit beheersen zal ik trachten aan u voor te leggen, ze achterlatend om ze in uw denkvermogen uit te werken om zo bij u ofwel verwerping, ofwel overtuiging teweeg te brengen. Ik tracht slechts iets in overweging te geven. Het is aan u om daaruit gevolgtrekkingen te maken, intelligente conclusies te trekken en langs de aangeduide lijnen te denken. Ik tracht u er toe te brengen dat u uzelf doordringt met deze gedachtegang, zodat mijn werk met uw denkvermogens gemakkelijker zal kunnen worden en het bouwen van de noodzakelijke bruggen van licht door de groepen snel voortgang zal kunnen vinden. Vergeet niet dat ook ik mij moet inspannen om mijn gedachten en denkbeelden begrijpelijk voor u te maken en dit kan alleen wanneer ik wijsheid toon en u intelligentie en volharding. Waar de [111] leraar wijs en de leerling intelligent is wordt er veel mogelijk.

Ik zou u willen verzoeken ervoor te zorgen dat uw houding (tenminste gedurende een bepaalde tijd) niet kritisch is; dat u tijdelijk uw vooraf opgevatte denkbeelden opzij zet; dat u een bereidheid zult aankweken om te overdenken en te overwegen, geen bewijs ditmaal, maar een innerlijke structuur van esoterisch gebeuren dat van meer belang is dan de uiterlijke dingen en op die manier iets van het doel van de nieuwe opvoeding te begrijpen. Denk na over deze laatste zin en overweeg mijn bedoeling grondig. Ik zou willen dat u een verticale houding tot stand brengt gepaard met een horizontale blik. Denk ook na over deze zin.

Wanneer wij de handelwijze van de mens bestuderen terwijl hij tastend zijn weg zoekt vanuit de dierlijke staat naar zijn huidige houding, die steeds intellectueler wordt, en zich voortspoedt naar een toekomst die de meest uitgebreide mogelijkheden en kansen in zich draagt, laten wij dan altijd bedenken dat voor de Bewakers van Gods Plan en voor Hen die de nieuwe ontwikkelingen uitwerken de vormzijde van het leven, de uiterlijke tastbare uitdrukking, geheel van ondergeschikt belang is. Uw visie is vaak verward door de pijn en het lijden waaraan de vorm onderworpen is, individueel of en masse, zodat u het doel en de drang van het leven in de vorm niet duidelijk ziet. Voor velen van u was bijvoorbeeld de wereldoorlog een verschrikkelijke ramp, een foltering die in de toekomst tot elke prijs vermeden moet worden, een gruwelijk en verschrikkelijk gebeuren dat de slechtheid van de mens en de ongelooflijke duistere onverschilligheid van God aantoont. Voor ons, aan de innerlijke zijde, droeg de wereldoorlog het karakter van een grote chirurgische ingreep die gedaan werd als een poging om het leven van de patiënt te redden. Een krachtige streptokokken kiem en infectie had (symbolisch gesproken) het leven van de mensheid bedreigd en er werd een operatie verricht om de gelegenheid te verlengen het leven, maar niet de vorm, te redden. Deze operatie is in hoge mate geslaagd. De kiem is zeker niet uitgeroeid en doet zijn tegenwoordigheid op geïnfecteerde plekken in het lichaam van de mensheid gevoelen. [112]

Het is misschien nodig dat er nog eens chirurgisch wordt ingegrepen, niet met het doel om de huidige beschaving te vernietigen en te beëindigen, maar om de infectie te verdrijven en de mensheid koortsvrij te maken. Deze operatie is echter misschien niet nodig, want er is een verdrijvings‑, verspreidings‑ en absorptieproces aan de gang dat wellicht doeltreffend zal blijken te zijn. Laten wij naar dat doel toewerken. Maar laten wij tegelijkertijd niet vergeten dat het dat Leven is, het doel en de voorbedachte bestemming ervan, dat van belang is; en dat, wanneer een vorm ontoereikend blijkt, of te ziek, of te verminkt voor de uitdrukking van dat doel, het — gezien vanuit het standpunt van de Hiërarchie — geen ramp is wanneer die vorm moet verdwijnen. De dood is geen onheil waarvoor men bevreesd moet zijn; het werk van de Vernietiger is in werkelijkheid niet wreed of ongewenst. Ik, die mijzelf op de Straal van Liefde bevind en de bedoeling daarvan weet, zeg u dit.

Er zijn twee lijnen van vernietiging: die welke gebruikt wordt door menselijke wezens, die geen begrip hebben van de bedoelingen van het leven, die blindelings en onwetend handelen, en die door zelfzuchtig verlangen, door zucht naar macht of door haat worden gedreven; er is ook vernietiging die door de ziel wordt toegestaan op het juiste tijdstip en die komt wanneer er een nieuw voertuig voor uitdrukking door het inwonende leven wordt verlangd. Daarom wordt er door de bewakers van het Plan veel vernietiging toegestaan en veel kwaad in goed veranderd, omdat het einde van het begin af wordt gezien en hun bewustzijn door ervaring genoeg gerijpt is om de vorm los te laten ten bate van de waargenomen voordelen die bereikt worden. Dit geldt voor individuen, naties en rassen. Gevoelig te zijn voor het lijden van de wereld is een groot en goddelijk kenmerk; wanneer het echter gekleurd wordt door emotie, krijgt het bij de interpretatie ervan een afscheidende aard, wordt het geconcentreerd tot partijdigheid en persoonlijkheden en ontwikkelt het zich op die manier tot een begoocheling en een illusie, die het werkelijke probleem vertroebelt en de mensen blind maakt voor de goddelijke feiten.

Ik zou u eraan willen herinneren dat de esotericus de dingen altijd beredeneert vanuit het universele naar het bijzondere. Dit zal ik steeds doen en zo het gezichtspunt dat op details gebaseerd is, de verwarde toestand op de [113] voorgrond en de beperkte visie van de student, opzijschuiven. Wij zullen de hoofdlijnen, het uitgestrekte gebied van het zich ontplooiende menselijke bewustzijn, dat onophoudelijk om verandering vraagt in de opvoeding, in de godsdienst en de maatschappelijke ordening (in overeenstemming met haar ontplooiing) bestuderen. Beschavingen, culturen, rassen en naties komen en gaan, maar dezelfde individualiteiten, die de vruchten van ervaring verzamelen, komen en gaan met hen en gaan geleidelijk voorwaarts naar een vollediger bestuur door het Zelf, naar groepsorganisaties en synthese.

Ik zou u er ook aan willen herinneren dat er in ieder menselijk wezen een bijzondere hoedanigheid is, een ingeboren, inherente eigenschap die onvermijdelijk aanwezig is, waaraan men de naam "mystieke waarneming" zou kunnen geven.

Ik gebruik deze term in een veel ruimere zin dan gewoonlijk het geval is en ik zou willen dat u deze hoedanigheid van mystieke waarneming beschouwt, die inhoudt:

1. De mystieke visie van de ziel, van God en het heelal.

2. Het vermogen om met de wereld van bedoeling, de subjectieve wereld van de tevoorschijn komende werkelijkheid contact te maken en deze naar waarde te schatten.

3. Het vermogen om lief te hebben en zich te richten op datgene wat anders is dan het zelf.

4. De bekwaamheid om denkbeelden te omvatten en door intuïtie te kennen.

5. De bekwaamheid om het onbekende, dat wat wenselijk is, en dat wat gewenst wordt waar te nemen. De daaruit volgende beslissing en volharding die de mens in staat stellen om die onbekende werkelijkheid te zoeken, te onderzoeken en ernaar te verlangen. Het is de mystieke neiging die de grote mystici van wereldvermaardheid, het grote aantal onderzoekers, ontdekkers en uitvinders heeft voortgebracht.

6. Het vermogen om het goede, het schone en het ware waar te nemen en vast te leggen. Het is dit vermogen dat de schrijver, de dichter, de kunstenaar en de architect heeft voortgebracht.

7. De drang om de geheimen van God en de natuur te ontdekken en erin door te dringen. Het is deze drang, die de man van de wetenschap en de godsdienstige mens heeft voortgebracht. [114]

Door een studie te maken van deze definities zult u gaan inzien hoe veelomvattend de uitdrukking "mystieke waarneming" is. Deze is niet meer en niet minder dan het vermogen, dat de mens is aangeboren om te reiken naar en het grijpen van datgene wat groter en beter is dan hijzelf en dat hem, door zich geleidelijk verder ontwikkelende culturen en beschavingen, heeft voortgedreven totdat hij nu op de drempel staat van een nieuw rijk in de natuur. Het is het vermogen om het schijnbaar onbereikbare goede naar waarde te schatten en ernaar te streven. Laat deze brede en algemene stelling daarom in uw denken zijn wanneer wij het zich ontwikkelend vermogen van de mens tot het uitdrukken, het bepalen en het beheersen van zijn zelf bestuderen.

Welke zijn de fundamentele denkbeelden (te beginnen met de erkende instincten), die de mens, stap voor stap, tot zijn huidige worsteling geleid hebben om de wereld te verbeteren, de waarde van de groep aan te tonen en zelf te bepalen wie hij is en wat hij wil, met de bedoeling — voor het grootste deel onbewust — voor een beter orgaan van uitdrukking te zorgen in het levende organisme, de mensheid?

Ik behandelde dit elders, toen ik het huidige Stralenplan voor de mensheid op het gebied van politiek, godsdienst en opvoeding besprak, en ik wil hier graag een deel van wat daar is gezegd herhalen, want het heeft direct met ons onderwerp te maken:

"In laatste instantie is het voornaamste probleem van wereldbestuur het verstandig gebruik van denkbeelden. Op dit gebied doet de kracht van spreken zich gevoelen, juist zoals op godsdienstig en opvoedkundig terrein de kracht gevoeld wordt van het geschreven en gedrukte woord. Op politiek gebied worden de massa's opgezweept door hun woordvoerders en nooit zo erg als tegenwoordig door het gebruik van de radio. Grote denkbeelden — theorieën over dictatuur, communisme, nazisme, fascisme, marxisme, nationalisme en democratische idealen — worden zonder ophouden in de oren van het publiek gehamerd. Methoden van regeren worden door deze of die groep van denkers aan het publiek voorgelegd, het geen tijd latend ze te overwegen of er helder over na te denken. Gevoelens van rassenafkeer worden verspreid en persoonlijke voorkeur en droombeelden komen tot uitdrukking waarbij de onnadenkenden misleid worden. [115] De mens die een gladde tong heeft, die de gave heeft met woorden te spelen en die met nadruk de grieven van het volk kan vertolken, de goochelaar in statistieken, de fanaticus met een zeker en onfeilbaar geneesmiddel voor sociale misstanden en de mens, die ervan houdt rassenhaat aan te wakkeren, kan altijd op volgelingen rekenen. Dergelijke mensen kunnen zonder moeite het evenwicht van de maatschappij ontwrichten en een groep van onnadenkende aanhangers naar een kortstondig succes en macht of naar ongenade en vergetelheid voeren.

In het totaal van dit spel met denkbeelden en het voortdurend inwerken op het menselijke bewustzijn met de grote begrippen, die achter ons evolutieproces liggen, ontwikkelt het mensdom de kracht om te denken, te kiezen en een hechte basis op te bouwen. Uit de zich ontwikkelende voorstelling van deze denkbeelden komt gestaag een vooruitgang naar vrijheid van denken (door de oude werkwijze van proefneming, van opzijleggen en van een hernieuwde inspanning met altijd weer nieuwe begrippen), die het mensdom in staat zal stellen getrouw volgens de grote gedachtenpatronen te bouwen die aan de uiterlijke opbouw van onze wereld ten grondslag liggen. De opmerkzame denkvermogens van deze tijd worden voortdurend voor deze patronen gevoelig gemaakt, zodat het individuele denkvermogen ze herkennen kan en ze uit de duisternis kan ontworstelen naar het licht van de dag. Zo zullen de ware patronen beschikbaar worden gesteld om hun deel bij te dragen om het mensdom naar zijn bestemming te voeren, naar dat diepere besef dat aan de verschillende volkeren hun vorm geeft en naar die synthese van begrip die in een verwezenlijking van Broederschap zal uitlopen. Zo spelen gedachten hun rol en het probleem van de denkbeelden zal steeds beter begrepen worden, totdat de tijd kan komen waarin wij onze getrainde intuïtieven en denkers zullen krijgen, die in staat zullen zijn direct met de wereld van begrippen te werken en (ten bate van het mensdom) de denkbeeldpatronen te leveren waarop kan worden gebouwd. Door dit te vertellen besef ik dat ik be­schuldigd kan worden van maar wat te verzinnen en iets onmogelijks mee te delen, maar de tijd zal de waarheid van wat ik voorspel aantonen. De wereldopbouw komt voort uit, en wordt voltrokken op bepaalde, innerlijke gedachtepatronen en het zijn deze gedachtepatronen die [116] bij alle volkeren de tegenwoordige vloed van experimenten op staatkundig gebied veroorzaken. Er wordt echter nog geen opleiding gegeven om in aanraking te komen met de wereld van gedachtepatronen en om de denkbeelden op een juiste wijze te vertolken; vandaar de problemen. Later, wanneer het mensdom zijn problemen duidelijker inziet, zal het met wijsheid handelen en met zorg zijn Waarnemers en Mededelers opleiden. Het zullen mannen en vrouwen zijn van wie de intuïtie door de drang van een aandrijvend verstand ontwaakt is; het zullen mensen zijn van wie de denkvermogens zo ondergeschikt zijn aan het welzijn van de groep en zo vrij van elk gevoel van afgescheidenheid dat hun denkvermogens geen beletsel opleveren voor het contact met de wereld van werkelijkheid en van innerlijke waarheid. Het zullen niet noodzakelijk mensen zijn die in de gewone betekenis van het woord "godsdienstig" kunnen worden genoemd, maar het zullen mensen zijn van goede wil, van hoog mentaal gehalte, met denkvermogens die goed onderlegd en toegerust zijn; zij zullen vrij zijn van persoonlijke eer‑ en zelfzucht, bezield door liefde voor de mensheid en door het verlangen het mensdom te helpen. Een zodanig mens is een geestelijk mens."

Een Verhandeling over de Zeven Stralen, Deel I, blz. 148—149.

Redenen voor de  Onrust in de Huidige Wereld

Laat mij u enkele redenen opsommen voor de onrust in de huidige wereld, en u er daarbij aan herinneren, dat verscheidene daarvan gebaseerd zijn op oorzaken, die zó ver in het verleden liggen, dat de geschiedenis ze niet kent, en die voor u van geen betekenis schijnen, omdat u geen heldere voorstelling hebt van de aard van de vroegere mensheid. Enig begrip van de wezenlijke situatie zal waardevol zijn, indien u de ontwikkeling in de toekomst op intelligente wijze wilt volgen.

Ten eerste is het punt, dat de mensheid zelf bereikt heeft een van de voornaamste en primaire oorzaken. Deze evolutionaire status heeft het mensdom gebracht tot aan de drempel van een deur op het grote pad van evolutie en duidt op een ontwikkeling, die drastische veranderingen in hele houding van de mens ten opzichte van het leven en al zijn betrekkingen met de wereld nodig maakt. Deze veranderingen worden door hemzelf ingeleid en worden hem niet door een [117] kracht van buitenaf opgelegd, of door een dwang op de mensheid in de een of andere vorm. Dit is een belangrijk punt, dat goed begrepen moet worden. Men zou daarom kunnen zeggen dat:

1. De mens nu op het punt is gekomen, dat het intelligentiebeginsel zo sterk in hem is ontwaakt, dat niets zijn vooruitgang kan tegenhouden naar een kennis, die op gevaarlijke wijze misbruikt en zelfzuchtig gebruikt zou worden, indien er niets gedaan werd om een halt te roepen, en hem aldus voor zichzelf te beveiligen, zelfs ten koste van tijdelijke pijn. Hij moet leren op een hoger en beter begrip van waarden weerklank te geven.

2. Miljoenen menselijke wezens zijn nu geïntegreerd of hebben het punt van integratie bereikt. Zij beginnen als een eenheid binnenin hen zelf te functioneren als voorbereiding tot een hoger proces, dat hen in staat zal stellen bewust in het Grotere Geheel te integreren. Vanuit de vormzijde van de openbaring werken denkvermogen, emotie en brein eenstemmig samen. Nu moet de hogere overeenkomst van deze lagere krachten verschijnen, namelijk wijsheid, liefde en werkzaamheid; de meer subtiele energieën moeten in staat worden gesteld zich te demonstreren. Op instinctieve en mystieke wijze wordt de mensheid die behoefte met een duidelijke bepaaldheid gewaar. Het instinct, dat aanzet tot hogere prestatie, tot onderzoek en tot een zoeken naar wat beter is, blijft sterk. Men kan van de mensheid aannemen, dat zij zal doorzetten en dat zij vorderingen zal maken. De Hiërarchie van Liefde tracht echter het proces te verhaasten en neemt, door zo te handelen, daarbij het risico van complicaties.

3. Bepaalde mannen en vrouwen, op ieder gebied van het menselijk denken, geven uitdrukking aan de macht van de ontplooiing van hun bereikte integratie, en (indien u het slechts zou willen geloven) de werkelijkheid van hun zielencontact, door boven het gemiddelde niveau van de mensheid uit te stijgen. Zij steken ver boven hun medemensen uit door de kracht van hun persoonlijkheidsintegratie en omdat zij [118] als hoogstaande idealisten kunnen functioneren. Vanaf de hoogte waarop zij staan (betrekkelijk hoog vanuit het menselijk standpunt en belangwekkend vanuit het hiërarchisch gezichtspunt), trachten zij de gedachten en het leven van het ras te vormen volgens een bepaald patroon, dat hun — al naar neigingen, type en straal — wenselijk toeschijnt.

      Deze enkelingen, die op het gebied van regering, religie, wetenschap, filosofie, economie en sociologie werkzaam zijn, brengen een machtige uitwerking teweeg, waarvan een gedeelte van hoog en goed gehalte en een ander deel niet zo goed is. Zij beïnvloeden hun beschaving op materiële wijze, wanneer hun klemtoon daar valt; zij brengen subjectief en geestelijk een culturele uitwerking teweeg, indien dat de invloed is waar zij naar streven. Hun motie­ven zijn vaak gezond en goed, want allemaal hebben zij een vleug van het ware idealisme, maar — omdat zij vooralsnog onervaren zijn in de wegen van de ziel — begaan zij veel fouten, dwalen zij op gevaarlijke wijze van hun doel af en brengen zij veel mensen tot dwaling en moeilijkheden. Op de lange duur zal het resultaat zijn, dat het bewustzijn van het grote publiek ontwaakt, en dat is altijd goed.

Ten tweede, het tevoorschijn treden van een nieuw ras‑type. De subjectieve trekken van dit type kunnen reeds duidelijk worden waargenomen. Zo begoocheld zijn wij door de vormzijde, dat tegenwoordig door velen wordt beweerd, dat het nieuwe ras in Amerika is te vinden. Het nieuwe ras vormt zich in ieder land, maar voornamelijk in die landen, waar de vijfde of Kaukasische rassen te vinden zijn. Onder de volkeren van het vierde ras echter, zijn er enige ras-typen, zoals die welke men aantreft onder de Chinese en Japanse volkeren, die de aandacht van de Hiërarchie trekken en die hun wezenlijke en esoterische bijdrage tot het geheel leveren.

Laat ik ook op dit punt een zeer bepaalde mededeling doen, die misschien enige verwondering zal wekken. Het vijfde rijk in de natuur, het geestelijke rijk, zal uit het vijfde wortelras tevoorschijn komen. Zo is de esoterische werking van de Wet van Overeenkomst. Ik zou [119] u er echter aan willen herinneren, dat de enige volkeren van het vierde wortelras, die op onze planeet te vinden zijn, de Chinezen, Japanners en de verschillende Mongoolse volkeren in Centraal Azië zijn (en deze zijn enigszins vermengd met Kaukasische volkeren) en de volkeren, die op de vele eilanden in de zuidelijke wateren van beide oceanen en halfronden gevonden worden, evenals de afstammelingen van de volkeren, die een miljoen jaar geleden het vasteland van Zuid‑Amerika beroemd maakten door zijn beschaving. Noodgedwongen generaliseer ik hier sterk.

Het nieuwe ras-type is veel meer een toestand van bewustzijn dan een stoffelijke vorm; het is meer een toestand van het denkvermogen, dan een specifiek ontworpen lichaam. Na verloop van tijd echter bepaalt en beïnvloedt elk ontwikkeld bewustzijnsstadium automatisch de lichaamsaard en brengt tenslotte bepaalde fysieke kenmerken teweeg. Het bijzondere type van bewustzijn van het komende nieuwe ras zal de zeer verbreide erkenning zijn van het feit van mystieke waarneming. Zijn voornaamste hoedanigheden zullen het intuïtieve begrip en het beheersen van energie zijn; zijn bijdrage tot de ontwikkeling van de mensheid is de omzetting van zelfzuchtige begeerte in groepsliefde. Dit kan men zelfs nu reeds duidelijk aan de dag zien treden in de houding van grote nationale leiders, die in de regel in het geheel niet bezield zijn door zelfzuchtige eerzucht, maar beheerst worden door liefde voor hun natie, dus door de een of andere bepaalde vorm van idealisme; vandaar de grote tevoorschijn tredende ideologieën. Denk over dit punt na, tracht een ruimer beeld van de groei van het menselijk bewustzijn te verkrijgen en enig begrip van het doel van het nieuwe en het komende systeem van opvoeding.

Ten derde, het beëindigen van het Vissentijdperk, dat alle vormen, waardoor de idealen van het Vissentijdperk zijn gevormd, tot een punt van kristallisatie (en dus van de dood) heeft gebracht. Zij hebben hun dienst gedaan en een groot en noodzakelijk werk verricht. Er zou hier gevraagd kunnen worden: Wat zijn de voornaamste idealen van het Vissentijdperk?

1. Het denkbeeld van autoriteit. Dit heeft geleid tot het opleggen van de verschillende vormen van vaderlijke zorg aan het [120] ras — politieke, opvoedkundige, maatschappelijke en religieuze vaderlijke zorg. Dit kan of de goedaardige vaderlijke zorg zijn van de bevoorrechte klassen, die de omstandigheden van de van hen afhankelijken trachtten te verbeteren (en er is veel in dat opzicht gedaan), of de vaderlijke zorg van de kerken, de godsdiensten van de wereld, die daaraan uitdrukking geven als geestelijke autoriteit, of de vaderlijke zorg van een opvoedkundig proces.

2. Het denkbeeld van de waarde van leed en smart. Bij het proces om het ras de noodzakelijke hoedanigheid van ongehechtheid te leren, opdat zijn verlangen en plannen niet langer op het vormleven gericht zijn, hebben de Leiders van het ras de nadruk gelegd op het denkbeeld van de deugden van leed en de opvoedkundige waarde van smart. Deze deugden zijn wezenlijk, maar de nadruk werd overdreven door de minder wijze leraren van het ras, zodat de houding van het ras er tegenwoordig een is van smartelijke, bange afwachting en een zwakke hoop op een uit­eindelijke beloning (in een begerenswaardige en gewoonlijk materiële vorm, zoals de hemel van de verschillende wereldgodsdiensten) na de dood, die alles zal vergoeden wat gedurende het leven is ondergaan. De huidige rassen zijn in ellende gedompeld met een ongelukkige psychologische berusting in leed en smart. Het heldere licht van de liefde moet dit alles wegvagen, en vreugde zal de grondtoon van het komende nieuwe tijdperk zijn.

3. Aan de hierboven genoemde gedachte moet het denkbeeld van zelfopoffering worden verbonden. Dit denkbeeld heeft zich in de laatste tijd verplaatst van de enkeling en zijn offer naar het groepsoffer. Het welzijn van het geheel wordt nu, theoretisch, van zulk een overwegend belang geacht, dat de groep vreugdevol de enkeling of de groep van enkelingen moet opofferen. Zulke idealisten zijn geneigd te vergeten dat het enige ware offer datgene is, wat uit de mens zelf is voortgekomen en dat, wanneer het een afgedwongen offer is (opgelegd door de machtigere persoon of groep), het waarschijnlijk [121] in laatste instantie de dwang van de enkeling is en een gedwongen onderworpen zijn aan een sterkere wil.

4. Het denkbeeld van de bevrediging van begeerte. Bovenal is het Vissentijdperk het tijdperk geweest van materiële productie en commerciële expansie, van de verkooptechniek van de producten van menselijk kunnen. Het grote publiek werd opgevoed in het geloof, dat deze producten volstrekt noodzakelijk zijn om gelukkig te kunnen leven. De vroegere eenvoud en werkelijke waarden werden tijdelijk naar de achtergrond verbannen. Het voortduren van deze toestand werd gedurende lange tijd niet geremd, omdat de Hiërarchie van Wijsheid het volk tot het punt van verzadiging wenste te brengen. De wereldsituatie getuigt tegenwoordig van het feit, dat bezit en vermeerdering van materiële goederen een belemmering vormen, en geen aanwijzing zijn, dat de mensheid de ware weg tot geluk heeft gevonden. De les wordt snel geleerd, en de ommekeer in de richting van eenvoud wint eveneens snel terrein. De instelling, waarvan de handelsgeest het kenmerk is, is tot ondergang gedoemd, maar is vooralsnog niet verdwenen. Deze geest om te bezitten en het zich op agressieve wijze eigen maken van wat men begeert, is veelomvattend gebleken en kenmerkt de geesteshouding van naties, rassen zowel als van enkelingen. Agressie met het doel te bezitten is gedurende de laatste vijftienhonderd jaar de grondtoon van onze beschaving geweest.

Ten vierde, het tot openbaring komen van het Aquarius- of Watermantijdperk. Dit feit zou de basis moeten zijn voor een diepzinnig en overtuigd optimisme; niets kan de groeiende, stabiliserende en beslissende uitwerking van de nieuwe, inkomende invloeden tegenhouden. Deze zullen onvermijdelijk de toekomst vormgeven, de soort cultuur en beschaving bepalen, de regeringsvorm aanduiden en een uitwerking op de mensheid teweegbrengen, zoals ook het Vissen- of christelijke tijdperk dat had, of ook het vroegere tijdperk, dat door Ariës, de Ram of de Geit, werd beheerst. Met deze gestaag tevoorschijn tredende invloeden [122] houdt de Hiërarchie met vertrouwen rekening, en de discipelen in de wereld moeten op gelijke wijze leren op deze invloeden te vertrouwen. Het bewustzijn van universele verhoudingen, van subjectieve integratie, en van een bewezen en ondervonden eenheid, zal een geschenk zijn, dat in de periode die voor ons ligt, tot een climax zal leiden.

In het komende wereldrijk zal de individuele burger — vreugdevol, weloverwogen en zich ten volle bewust van alles wat hij doet — zijn persoonlijkheid ondergeschikt maken aan het welzijn van het geheel. De groei van georganiseerde genootschappen en broederschappen, van partijen en van groepen, die gewijd zijn aan een of ander doel of idee, is een andere aanduiding van de activiteit van de komende krachten. Het belangwekkende dat wij moeten opmerken is, dat zij alle meer de uiting zijn van een opgevangen denkbeeld, dan van een vastomlijnd en vastgesteld plan van de een of andere speciale persoon. Het type "Vissenmens" is een idealist, die volgens een bepaalde lijn van menselijke ontwikkeling werkt. Het "Aquariustype" zal de nieuwe idealen en de tevoorschijn tredende denkbeelden ter hand nemen en ze door groepswerkzaamheid verwezenlijken. Dit is het begrip, waarmee de opvoedkunde van de toekomst zal werken. Het idealisme van het Vissentype en zijn levenswijze op het stoffelijk gebied, waren als twee van elkaar gescheiden uitingen van de mens, zij waren vaak heel ver van elkaar gescheiden en waren zelden in elkaar overgaand en versmolten. De Aquariusmens zal grote idealen tot manifestatie brengen, want het kanaal voor contact tussen de ziel en het brein, via het denkvermogen, zal langzaam maar zeker tot stand komen door juist begrijpen en het denkvermogen zal steeds meer in zijn tweevoudige werkzaamheid worden gebruikt als de doordringer in de wereld van denkbeelden en als de verlichter van het leven op het stoffelijk gebied. Dit zal tenslotte een synthese teweegbrengen van menselijk pogen en een tot uitdrukking komen van de zuiverdere waarden en van de geestelijke werkelijkheden, zoals de wereld tot nog toe nooit te aanschouwen heeft gekregen. Ook dit is het doel van de opvoeding in de toekomst.

Wat is de synthese, die later teweeggebracht zal worden? Sta mij toe enkele factoren op te noemen, zonder deze nader uit te werken:

1. De samensmelting van gedifferentieerde geestelijke aspiraties van de mens, zoals deze tegenwoordig in veel wereldgods­diensten tot uitdrukking komen, tot [123] de nieuwe wereldgodsdienst. Deze nieuwe godsdienst zal de vorm aannemen van een bewuste verenigde groepsbenadering tot de wereld van geestelijke waarden, die op haar beurt wederkerig actie zal oproepen van Hen, die de bewoners van die wereld zijn — de planetaire Hiërarchie en aangesloten groepen.

2. De samensmelting van een omvangrijk aantal mensen in verschillende idealistische groepen. Deze zullen zich op elk gebied van menselijk denken vormen, en zullen op hun beurt langzamerhand opgenomen worden in een steeds grotere synthese. Ik zou uw aandacht willen vragen voor het feit, dat indien de verschillende opvoedkundige groepen, die in de huidige wereld in elk land worden gevonden, zouden worden gecatalogiseerd, er zich bepaalde, fundamentele overeenkomstige neigingen zouden vertonen: hun grote verscheidenheid, hun fundamentele grondslag van het denkbeeld tot verbetering van de mens en hun éénheid van doelstelling. Hun vele vertakkingen en verwante groepen vormen een omvangrijk in elkaar grijpend netwerk over de hele wereld, en duidt op twee dingen:

a.  De voortdurende groei van "de gewone man" om te denken in termen van idealen, die op bepaalde denkbeelden gebaseerd zijn, die door de een of andere zeer intuïtieve mens verkondigd werden.

b.  De geleidelijke omhooggerichte verandering in de bewuste aspiratie van de mens door deze denkbeelden; zijn erkenning van het idealisme van zijn medemensen en als gevolg daarvan zijn training om tot een geest van alomvattendheid te komen.

Deze toenemende neiging tot idealisme en alomvattendheid is, in laatste instantie, een neiging tot liefde‑wijsheid. Het feit, dat de mensen tegenwoordig deze idealen verkeerd toepassen, de visie verzwakken en het ware beeld van het begeerde doel verdraaien, en ook hun vroegere begrip voor schoonheid prostitueren om aan hun zelfzuchtig verlangen te voldoen, zou aan het besef, dat de geest van idealisme in de wereld groeit, geen afbreuk moeten doen en men moet bedenken dat het niet, zoals in het verleden, beperkt is tot enkele gevorderde groepen of tot een of twee mensen, bij wie de intuïtie zeer ontwikkeld is. De gesprekken van "de gewone man" houden tegenwoordig [124] verband met de een of andere politieke, maatschappelijke, opvoedkundige of religieuze filosofie, die gegrond is op een of andere idealistische denkwijze. Vanuit het standpunt van Degenen, die verantwoordelijk zijn voor de evolutionaire ontwikkeling van de mens, is er in de laatste tweehonderd jaar een grote stap voorwaarts gedaan. Wat in de middeleeuwen het onderwerp van gesprek was tussen intellectuelen en wijsgeren, is tegenwoordig het onderwerp voor geanimeerde discussies in restaurants, treinen en overal waar mensen elkaar ontmoeten, met elkaar redeneren en praten. Men is geneigd dit te vergeten, en ik zou u willen vragen, na te denken over wat dit inhoudt en te willen onderzoeken, wat waarschijnlijk het resultaat zal zijn van deze verstrekkende vaardigheid van het menselijk denkvermogen om in begrippen van het groter Geheel te denken, en niet slechts in begrippen van het persoonlijk belang, en om vormen van idealistische filosofie toe te passen op het leven van praktische aangelegenheden. Tegenwoordig doet de mens deze beide dingen.

Wat geeft dit daarom aan? Het wijst op een neiging in het bewustzijn van de mensheid tot een samensmelting van het individuele met het geheel, zonder dat de enkeling daarbij zijn besef van individualiteit verliest. Of een mens zich verbindt aan een politieke partij, of dat hij de een of andere vorm van sociaal werk steunt, of zich aansluit bij een van de vele groepen, die zich bezighouden met vormen van esoterische wijsbegeerte, of lid wordt van een of ander bestaand -isme of cultus, steeds meer is hij zich bewust van een uitbreiding van bewustzijn en van een bereidheid om zijn persoonlijke belangen te vereenzelvigen met die van een groep, die tot doel heeft een of ander ideaal te verwezenlijken. Men neemt aan, dat door dit proces de levensomstandigheden van de mens zullen verbeteren of dat aan een behoefte tegemoetgekomen zal worden.

Dit proces voltrekt zich nu in alle delen van de wereld en een telling van de opvoedkundige en godsdienstige groepen in de wereld (om er maar twee te noemen uit de vele mogelijke categorieën) zou het overweldigende aantal van zulke groepen en verenigingen aantonen. Het zou duiden op de differentiatie van gedachten en tegelijkertijd mijn conclusie bevestigen, dat de mensen zich overal richten naar synthese, samensmelting, vermenging en wederzijdse samenwerking voor [125] bepaalde aanschouwde en specifieke doeleinden. Het is voor de mensheid een nieuw gebied van uitdrukking en initiatief. Vandaar het veelvuldig verkeerd toepassen van de nieuwere waarheden, het verminken van aangevoelde waarden, het verdraaien van de waarheid, om haar geschikt te maken voor individuele oogmerken en doeleinden. Maar naarmate de mens, al zoekend en tastend, langs deze lijnen zijn weg vervolgt, en naar­mate de vele denkbeelden en de verschillende ideologieën hem punten bieden voor het maken van een keuze en hem een nieuwe aanwijzing geven over een nieuwe tevoorschijn tredende levensstandaard en nieuwe verhoudingen, zal hij geleidelijk leren met grotere helderheid te denken, de verschillende aspecten van waarheid te erkennen als uitdrukkingen van een fundamentele, subjectieve werkelijkheid en, zonder afstand te doen van enig deel van de waarheid die hem of zijn groep heeft vrijgemaakt, zal hij leren ook de waarheid van zijn broeder, tezamen met de zijne, te omvatten.

Wanneer deze geesteshouding op het gebied van praktische opvoedkunde zal zijn ontwikkeld, zullen wij zien, dat naties en enkelingen de denkbeelden tot ontwikkeling brengen die geschikt schijnen te zijn voor de nationale of persoonlijke psychologie, maar tevens de realiteit, de macht en de nuttigheid van het gezichtspunt van andere enkelingen en naties erkennen. Wanneer bijvoorbeeld de denkbeelden, die besloten liggen in de leer over de zeven stralen, algemeen erkenning vinden, zullen wij de groei zien van psychologisch begrip en zullen ook de naties en de wereldgodsdiensten tot wederzijds begrip komen.