Navigeren in de hoofdstukken van dit boek

HOOFDSTUK III - De volgende stap in de mentale ontwikkeling van de mensheid - Deel 1

[69]

De tegenwoordige overgangsperiode

 

Met betrekking tot de opvoedkundige systemen in de wereld liggen er drie onmiddellijk te nemen stappen voor ons, en er is reeds enige vooruitgang in deze richting gemaakt. Denkt u eraan, dat onder de evolutionaire drang zulke stappen dikwijls gezet worden zonder enig inzicht in de ware doeleinden, of enig begrip van de geleidelijk tevoorschijn komende betekenis en doelstelling. Zij worden eenvoudig gezet omdat de nood der tijden hen klaarblijkelijk nodig maakt, omdat het oude systeem tekortschiet om het bestemde doel te bereiken, omdat de resultaten duidelijk ongewenst zijn en omdat iemand met visie een nieuwere methode uitwerkt en zijn wil aan degenen die hem omringen, oplegt met het doel het nieuwe ideaal aan te tonen. Deze drie onmiddellijk te nemen stappen zijn:

Ten eerste: De ontwikkeling van geschikter methoden tot het begrijpen en bestuderen van het menselijk wezen. Dit zal op drie manieren mogelijk worden gemaakt:

1. De groei en de ontwikkeling van de wetenschap van de psychologie. Dit is de wetenschap van de mens zoals hij werkelijk is. Men erkent tegenwoordig steeds meer dat deze wetenschap nuttig en geschikt is voor de juiste ontwikkeling van de mens. De talrijke scholen voor [70] psychologie, die zoveel scheiding teweegbrengen, zullen tenslotte ieder hun eigen en bijzondere waarheid bijdragen en zo zal uit deze synthese de ware wetenschap van de ziel tevoorschijn komen.

2. De groei en de ontwikkeling van de wetenschap over de Zeven Stralen. Deze wetenschap zal licht werpen op de rassen en individuen: zij zal de aard van de problemen van individu en rassen duidelijk formuleren: zij zal de krachten en energieën aanduiden, die in het individu en in het mensenras tot uitdrukking trachten te komen, en wanneer de twee hoofdstralen en de drie bijstralen (die in ieder mens worden aangetroffen), door de opvoeder worden herkend, en in verband met het individu, worden bestudeerd, zal dit juiste individuele en groepstraining tot gevolg hebben, evenals juiste aanduidingen voor een beroep.

3. De aanvaarding van de door de esoterici te geven lering over de samenstelling van de mens, die de verhouding tussen ziel en lichaam, de aard van die lichamen, hun hoedanigheden en doel, en de onderlinge verhouding die er tussen de ziel en de drie voertuigen van uitdrukking in de drie werelden van menselijk streven bestaat, insluit.

Om dit tot stand te brengen, zullen het beste dat het Oosten te bieden heeft en de kennis van het Westen beschikbaar moeten worden gesteld. De training van het stoffelijk lichaam, de beheersing van het emotionele lichaam en de ontwikkeling van juist mentaal begrip moeten achtereenvolgens plaats vinden, met inachtneming van de tijdsfactor en ook van de periode, waarin de voorgenomen coördinatie van alle aspecten van de mens zorgvuldig ontwikkeld behoort te worden.

Ten tweede: De erkenning van de feiten van de Esoterische Astrologie.

Wanneer dit mogelijk wordt zal er gelegenheid zijn het kind vanaf zijn eerste ademtocht te trainen. Dat moment, het moment van geboorte of [71] van de eerste ademhaling, dat dikwijls vergezeld gaat van de eerste schreeuw, zal nauwkeurig vastgelegd worden. Karakterneigingen zullen genoteerd en vergeleken worden met het zich ontwikkelend individu en ook met een kaart van zijn stralen en het verband tussen deze twee — de horoscoop en de kaart van zijn stralen — zullen iedere zeven jaar aan een zorgvuldige analyse onderworpen worden. Deze werkwijzen zullen de opvoeder als gids dienen bij de nodige stappen die met wijsheid genomen moeten worden om de ontplooiing van het kind te versnellen. De tegenwoordige, gewone astrologie, met haar voorspellingsfactor, met haar nadruk op de niet-essentiële punten en op de stoffelijke aangelegenheden van de geïncarneerde ziel, zal geleidelijk vervangen worden door de erkenning van verbanden, van de doeleinden van het leven, van de fundamentele karakteraanleg en van het doel van de ziel; dan zal er veel mogelijk worden voor de wijze vriend en geleider van de jeugd — iets wat voor iedere opvoeder het doel behoort te zijn.

Ten derde: De erkenning van het feit van de Wet van Wedergeboorte, als een heersend, natuurlijk proces.

Dit zal als een beslissende factor dienen in het leven van het ras en zal veel licht werpen op het opvoedkundig gebied. Het opsporen en het met elkaar in verband brengen van de fundamentele neigingen met de ontplooiing van het ras in het verleden en met vroegere episoden van het ras zullen van belang en van betekenis blijken te zijn, en hoewel het beschouwen van vroegere levens van geen belang zal zijn, zal de herkenning van eigenschappen die uit het verleden overgeërfd zijn, van werkelijk belang zijn. Jonge mensen zullen dan bestudeerd worden vanuit hun punt van evolutie, waarop zij zich vermoedelijk zullen bevinden en zullen als volgt ingedeeld worden:

  1. Lemuriërs, met stoffelijke predisposities.
  2. Atlantiërs, bij wie het emotionele aspect overheerst.
  3. Ariërs, met mentale tendenties en neigingen.
  4. Nieuw ras, met groepshoedanigheden en bewustzijn en met een idealistische visie.

De factor tijd (gezien vanuit het gezichtspunt van wat er tegenwoordig is bereikt en van het mogelijke doel in het onmiddellijk voor ons liggende leven), zal zorgvuldig [72] in het oog worden gehouden en op deze manier zal er geen werk verloren gaan; de jongen of het meisje zal hulp ontvangen die op begrip en inzicht is gebaseerd, en geen onwetendheid en kritiek ontmoeten; ze zullen beschermd worden en niet gestraft; ze zullen aangemoedigd en niet tegengewerkt worden; ze zullen occult herkend worden en daarom zal er zich geen probleem vormen.

Het zal u duidelijk zijn, dat er enige tientallen jaren moeten verlopen voordat zulk een stand van zaken mogelijk is en toegepast kan worden, maar merk op dat ik zei "tientallen jaren" en geen "eeuwen". De eerste experimenten op dit gebied zullen alleen mogelijk zijn in kleine scholen met daarvoor speciaal uitgezochte kinderen of in kleine colleges op een gebied, waarop zij ervaring hebben en die bereid zijn voorzichtig te experimenteren. Het is alleen door het aantonen van het voordeel van de bovengenoemde methoden van het bestuderen en opvoeden van kinderen dat nationale opvoedkundige autoriteiten overtuigd zullen worden van het licht dat deze methoden van aanpakken van de delicate taak op het probleem kan werpen, namelijk de mens geschikt te maken voor het leven. Tegelijkertijd is het volstrekt noodzakelijk dat zulke scholen en instellingen zoveel mogelijk de gewone eisen van het leerplan aanhouden om op die manier in staat te zijn hun gelijkwaardigheid aan te tonen wanneer zij met andere erkende opvoedkundige systemen vergeleken worden.

Indien een werkelijk begrip van de zeven stralen, van de samenstelling van de mens en van astrologie, plus een juiste toepassing van een verbindende psychologie ook maar van enig nut is, dan moet zich dat openbaren in het voortbrengen van een goed gecoördineerd, wijs ontwikkeld, hoog intelligent en mentaal gericht menselijk wezen.

De moeilijkheid bij de vroegere pogingen om voor het moderne kind een opvoedingsvorm van het nieuwe tijdperk toe te passen is van tweevoudige aard geweest.

Ten eerste is er geen compromis geweest tussen de tegenwoordige manier van opvoeden en het gewenste ideaal; er heeft geen wetenschappelijke overbrugging plaatsgevonden en er is geen poging gedaan om de beste van de tegenwoordige methoden (die mogelijk wel aangepast zijn aan het kind van de tijdsperiode) en sommige van de [73] methoden, die in de nieuwe visie worden uitgedrukt en geschikt zijn, met elkaar in verband te brengen; in het bijzonder die, welke gemakkelijk aangepast kunnen worden aan de reeds in gebruik zijnde methoden. Alleen op deze wijze kunnen de opeenvolgende stappen worden genomen, totdat de nieuwe opvoeding een voldongen feit is en de oude en nieuwe technieken aaneengesmeed zijn tot een passend geheel. Tot dusver heeft zich de visionaire en dromerige idealist op dit gebied bewogen en daardoor is het ontwikkelingsproces vertraagd.

Ten tweede kunnen de nieuwe methoden alleen met succes worden beproefd met kinderen, die op de meest zorgvuldige wijze zijn uitgezocht. Deze kinderen moeten vanaf hun geboorte geobserveerd worden, hun ouders moeten bereid zijn mee te werken door vanaf het begin voor de juiste omstandigheden en voor de juiste sfeer te zorgen, en het leven van die kinderen (hun geschiedenissen) moet langs de lijnen bestudeerd worden die reeds eerder in deze verhandeling zijn aangegeven.

Visionaire, mystieke verwachtingen en dromen hebben hun nut voor zover zij een mogelijk doel aanwijzen; zij zijn van weinig nut bij het bepalen van het proces en de methode. Het opleggen van de opvoedingsmethoden van het nieuwe tijdperk aan een kind dat in zijn bewustzijn in de grond Atlantisch of nog maar weinig Arisch is, is een vruchteloze taak en zal het kind maar heel weinig helpen. Het is om deze reden, dat er een zorgvuldige analyse van het kind moet worden gemaakt vanaf het ogenblik van zijn geboorte. Dan zal de opvoedkundige, voorzien van zoveel mogelijk inlichtingen, trachten aan de behoeften van de voornaamste typen kinderen tegemoet te komen; het Atlantische, of fundamenteel emotionele, zinnelijke type; het vroeg Arische of emotioneel‑mentale type; het laat Arische type of het type van het begin van het nieuwe tijdperk, dat overwegend mentaal zal zijn en dat tegelijk idealistisch, talentvol, gecoördineerd en een persoonlijkheid is.

Hier rijst de vraag: Hoe kunnen zulke methoden worden toegepast zonder dat het hele proces teveel op een laboratoriumexperiment gaat lijken, waarin het kind beschouwd wordt als een voorbeeld, of als een proefkonijn, dat onderworpen wordt aan bepaalde soorten indrukken, waarbij het de vrije gelegenheid onthouden wordt zichzelf te zijn als een individu, wat te allen tijde zo begeerlijk en noodzakelijk schijnt, en het hele proces een schending lijkt van de waardigheid die het [74] erfdeel van ieder mens is? Dergelijke opvoedkundige vragen en onderwerpen klinken gewichtig en indrukwekkend, maar wat betekenen zij in werkelijkheid?

Ik heb voorgesteld, dat de leerboeken opnieuw zullen worden geschreven in termen van juiste menselijke verhoudingen en niet vanuit de tegenwoordige nationalistische en afgescheiden gezichtspunten. Ik heb ook bepaalde fundamentele ideeën aangegeven, die onmiddellijk behoren te worden ingeprent; de unieke waarden van het individu, de schoonheid van het menszijn, de verhouding van het individu tot het geheel en zijn verantwoordelijkheid om zich vrij­willig op een constructieve manier in het algemene beeld te voegen. Ik heb de ophanden zijnde komst van de geestelijke renaissance aangeduid. Aan al deze dingen zou ik nog graag willen toevoegen dat  één van onze eerste opvoedkundige doeleinden moet bestaan in het uitschakelen van de wedijverende geest en deze vervangen door een op bewustzijn gebaseerde samenwerking. Hier rijst onmiddellijk de vraag: Hoe kan men dit tot stand brengen en (tegelijkertijd) een hoog individueel niveau bereiken? Is wedijver niet  één van de belangrijkste prikkels voor elk streven? Dit is tot nu toe zo geweest, maar het is niet nodig dat dit zo blijft.

Tegenwoordig is het gemiddelde kind gedurende de eerste vijf of zes jaar van zijn leven het slachtoffer van de onwetendheid, de zelfzuchtigheid of het gebrek aan belangstelling van zijn ouders. Het wordt dikwijls zoet gehouden en in een hoek gedrongen omdat zijn ouders het te druk hebben met hun eigen zaken, om de nodige tijd aan hem te besteden — druk zijn met niet direct noodzakelijke aangelegenheden vergeleken met de belangrijke noodzaak om hun kind op zijn levenspad in deze incarnatie een goed begin te verschaffen. Het kind wordt overgelaten aan zijn eigen vindingrijkheid of aan die van de onwetendheid van het één of andere kindermeisje, in een stadium dat een klein destructief diertje behoorde ontwikkeld te worden tot een constructieve kleine burger. Het kind wordt soms geliefkoosd en dikwijls berispt. Het wordt heen en weer getrokken al naar de luimen en belangen van de ouders, en naar school gestuurd met een gevoel van opluchting van hun kant omdat het dan beziggehouden wordt en hen niet in de weg loopt. Op school wordt het vaak toevertrouwd aan de zorg van het  of ander onkundig, hoewel welmenend jongmens, wiens taak het is het kind de eerste beginselen van beschaving te leren, namelijk een zekere [75] oppervlakkige opvatting aangaande houding en manieren die zijn betrekkingen met de mensenwereld behoren te leiden, een bekwaamheid in lezen, schrijven en rekenen en een beetje (inderdaad slechts elementaire) geschiedenis en aardrijkskunde alsook om zich in woord en geschrift goed uit te drukken.

Tegen die tijd is het kwaad echter al geschied , en de vorm die het opvoedkundige proces daarna kan aannemen, ongeveer vanaf het elfde jaar, is van weinig belang. Er is een oriëntering tot stand gebracht, er is een gewoonlijk defensieve en daardoor remmende houding gevestigd, er is een wijze van gedrag opgedrongen of opgelegd die oppervlakkig is en niet gebaseerd op de werkelijkheden van juiste verhoudingen. De ware mens die in ieder kind wordt gevonden — openhartig, uitgelaten, goedbedoelend, zoals de meeste jonge kinderen zijn — is daardoor naar binnen gedrongen, uit het zicht, en heeft zichzelf verborgen achter een masker dat die gewoonte en die vorm van onderwijs hebben opgelegd. Voeg daar de vele misverstanden van de zijde van liefhebbende, maar oppervlakkige en goedbedoelende ouders aan toe, een lange serie kleine onheilen in verband met anderen, en het is duidelijk dat de meeste kinderen een slecht begin hebben en het leven al vanuit een nadelige positie beginnen. De schade die in de kneedbare en plooibare jaren aan de kinderen is toegebracht is dikwijls onherstelbaar; zij is verantwoordelijk voor veel van de pijn en het lijden in de latere levensjaren. Wat kan er dan wel gedaan worden? Wat behoort, behalve de meer technische manieren van aanpakken die ik in de eerste delen van deze instructie heb geschetst, het trachten van de kant van de ouders en  van de opvoeders te zijn?

Allereerst moet voor een atmosfeer worden gezorgd, waarin bepaalde kwaliteiten kunnen gedijen en naar voren treden.

1. Een atmosfeer van liefde, waarin vrees is uitgebannen, en waarin het kind geen reden heeft om verlegen, schuw of voorzichtig te zijn, en verder een sfeer waarin het een hoffelijke bejegening ontvangt van anderen en waarin wordt verwacht dat het op zijn beurt even hoffelijk zal handelen. Het komt inderdaad zelden voor dat men dit in schoollokalen [76] of woningen aantreft. Deze sfeer van liefde is geen emotionele, sentimentele vorm van liefde, maar gebaseerd op een besef van de mogelijkheden van het kind als individu, op een begrip van ware verantwoordelijkheid, van het vrij zijn van vooroordeel, rassenstrijd en bovenal op meedogende tederheid. Deze meedogende tederheid is gegrond op de erkenning van de moeilijkheid van het leven, op gevoeligheid voor het normaal, liefhebbend reageren van het kind, en op de wetenschap dat liefde altijd het beste dat in een kind of een mens aanwezig is, tevoorschijn brengt.

2. Een atmosfeer van geduld, waarin het kind op normale en natuurlijke wijze een zoeker naar het licht van kennis kan worden, waarin het er zeker van is altijd een levendige belangstelling bij onderzoekingen en zorgvuldig overwogen antwoorden op alle vragen te ontvangen, en waarin nooit een gevoel van gejaagdheid of haast aanwezig is. De karakters van de meeste kinderen zijn een verkeerde richting opgegaan door het gejacht en gehaast van degenen, met wie zij gedwongen waren om te gaan. Er is geen tijd om hen te onderrichten en om hun kleine en meest noodzakelijke vragen te beantwoorden! De tijdsfactor wordt daardoor een bedreiging voor juiste ontwikkeling en leidt tenslotte tot een leven van uitvluchten en van verkeerde perspec­tieven. Hun maatstaf van waarden wordt verdraaid door het gadeslaan van degenen met wie zij leven, en veel wordt er daardoor onder hun aandacht gebracht door het ongeduld dat ten opzichte van hen aan de dag wordt gelegd. Dit ongeduld van de zijde van degenen van wie zij op zo'n gevoelvolle wijze afhankelijk zijn zaait in hen het zaad van geprikkeldheid en er zijn meer levens geruïneerd door geprikkeldheid dan er geteld kunnen worden.

3. Een atmosfeer van geregelde bezigheid, waarin het kind de eerste beginselen van verantwoordelijkheid kan leren. De kinderen die in deze tijd in incarnatie komen en die van de nieuwe opvoeding kunnen profiteren, bevinden zich nog maar op de uiterste grens van zielsbewustzijn. Een van de eerste aanwijzingen van zulk zielscontact is een [77] zich snel ontwikkelend besef van verantwoordelijkheid. Dit behoort men zorgvuldig in gedachten te houden, want het op zich nemen van kleine taken en het delen in de verantwoordelijkheid (dat altijd de een of andere vorm van groepsverband betreft) is een machtige factor in het bepalen van het karakter van een kind en van zijn toekomstige werkkring.

4. Een atmosfeer van begrip, waarin het kind er altijd zeker van is dat de redenen en motieven van zijn daden erkend zullen worden, en dat zijn oudere vrienden altijd de aard van zijn aandrijvende impulsen zullen begrijpen, ook al zullen zij misschien zijn activiteiten, of datgene wat het gedaan heeft, niet altijd goedkeuren. Veel van wat het gemiddelde kind doet is op zichzelf niet ondeugend of gemeen of opzettelijk slecht. Zij worden vaak gedreven door een tegengewerkte, onderzoekende geest, door het verlangen wraak te nemen voor de één of andere ondervonden onrechtvaardigheid, gebaseerd op gebrek aan begrip bij de volwassenen betreffende het motief van het kind, door zijn onvermogen de tijd goed te gebruiken (want de besturende wil is op die leeftijd dikwijls geheel passief en zal niet actief worden voordat het denkvermogen begint te werken), en door de drang de aandacht te trekken — een noodzakelijke drang bij de ontwikkeling van zelfbewustzijn, maar een drang die begrepen moet worden en die een hoogst zorgvuldige leiding nodig heeft.

Het is de oudere generatie die in een kind een onnodig gevoel van schuld, van zondigheid en van verkeerd doen aankweekt. Er wordt zoveel nadruk gelegd op onbeduidende zaken, die niet werkelijk slecht zijn, maar die de ouders of leraar ergeren, zodat een werkelijk begrip van wat slecht is (wat de erkenning is van het falen in het bewaren van een juiste verstandhouding met de groep) over het hoofd wordt gezien en niet herkend wordt voor wat het is. De vele kleine en onbeduidende zonden, veroorzaakt door op de kindervragen voortdurend "neen" te antwoorden, door het gebruik van het woord "ondeugend", en grotendeels gebaseerd op gebrek aan begrip van de ouders ten opzichte van het kind en op hun onvermogen om het bezig te houden, zijn van geen werkelijk belang. Wanneer deze [78] aspecten van het kinderleven op de juiste manier worden behandeld, zullen de werkelijk verkeerde dingen, bijvoorbeeld het inbreuk maken op de rechten van anderen, het opdringen van individuele begeerte aan de behoeften en omstandigheden van de groep, en het verwonden of schaden van anderen om persoonlijk voordeel te verkrijgen, in het juiste perspectief en op de juiste tijd naar voren komen. Dan zal de stem van het geweten (die de fluistering is van de ziel) niet tot zwijgen worden gebracht en zal het kind niet onmaatschappelijk worden. Het wordt alleen onmaatschappelijk wanneer het niet met begrip wordt tegemoet getreden of wanneer de omstandigheden te veel van hem vergen.

U zou hier kunnen vragen, nadat u deze vier "atmosferen" die als onontbeerlijke voorbereidende stappen voor de nieuwe opvoeding worden beschouwd hebt overdacht: hoe houdt u rekening met aangeboren instinct, normale neiging, gebaseerd op het punt van evolutie en op de eigenschappen die door straalkrachten en astrologische invloeden worden bepaald?

Ik heb er geen nadruk op gelegd, hoewel ik wel erken dat zij bepalende factoren zijn die aandacht behoeven, omdat ik mij bezig heb gehouden met de onnodige en reusachtige opeenhoping van opgelegde moeilijkheden, die het kind niet zijn aangeboren of die het werkelijk kenmerken, maar die het gevolg zijn van zijn omgeving en van het tekort schieten van zijn familie en de bestaande opvoedkundige instellingen om het kind te helpen zich op de juiste wijze aan te passen aan het leven en aan zijn tijd. Wanneer het kind van kindsbeen af wijs behandeld wordt, wanneer het kind beschouwd wordt als het belangrijkste waarmee zijn ouders en leraren zich bezighouden (want het kind is de toekomst in embryonale toestand), en wanneer het tegelijkertijd begrip voor verhoudingen wordt bijgebracht door juiste integratie in de kleine wereld waarvan het deel uitmaakt, dan zullen wij de belangrijkste hoofdlijnen met betrekking tot de moeilijkheden, de fundamentele karakterneigingen en de leemten in zijn uitrusting duidelijk naar voren zien komen. Zij zullen niet verborgen blijven tot de puberteitsjaren ten gevolge van de kleine zonden en uitvluchten en door de onbelangrijke embryonale complexen die hem door anderen zijn opgelegd en die geen deel uitmaakten van zijn aangeboren uitrusting toen hij [79] in incarnatie kwam. Dan kunnen deze belangrijkste moeilijkheden op een "verlichte" manier worden behandeld en kunnen die fundamentele neigingen die ongewenst zijn, verwijderd worden door de wijsheid van de opvoeder plus de medewerking en het begrip van het kind. Het kind zal begrijpen omdat het begrepen wordt en is daarom onbevreesd .

Laten wij nu eens een meer uitgebreid plan voor de toekomstige opvoeding van de kinderen van de wereld formuleren. Wij hebben gezien dat wij, ondanks universele opvoedkundige methoden en veel centra van onderwijs in ieder land, er nog niet in zijn geslaagd onze jonge mensen het soort opvoeding te geven dat hen in staat zal stellen volledig en opbouwend te leven. De ontwikkeling van de wereldopvoeding vond geleidelijk langs drie hoofdlijnen plaats; zij had haar begin in het Oosten en vindt nu haar hoogtepunt in het Westen. Natuurlijk spreek ik hier alleen over de laatste twee‑ of drieduizend jaar. In Azië hebben wij door de eeuwen heen de intensieve training gehad van bepaalde zorgvuldig uitgekozen enkelingen en een totale verwaarlozing van de massa. Azië, en alleen Azië, heeft die uitzonderlijke figuren voortgebracht die zelfs nu nog het voorwerp van algemene verering zijn — Lao Tse, Confucius, de Boeddha, Shri Krishna en de Christus. Ze hebben hun stempel op miljoenen gedrukt en doen dit nog steeds.

Vervolgens hebben we in Europa gezien dat de opvoedkundige aandacht geconcentreerd was op enkele bevoorrechte groepen aan wie een zorgvuldig opgezette culturele training werd gegeven, terwijl aan de massa slechts de noodzakelijke eerste beginselen van onderricht werden gegeven. Periodiek leverde dit belangrijke tijdvakken van culturele uiting op zoals de Elizabethaanse periode, de Renaissance, het Victoriaanse tijdperk, het tijdvak van de dichters en musici in Duitsland, evenals de groepen artiesten van wie de herinnering is blijven voortleven in de Italiaanse School en de Hollandse en Spaanse groepen.

Tenslotte werd in de nieuwere landen van de wereld, zoals de Verenigde Staten, Australië en Canada de massaopvoeding ingesteld, die over de hele beschaafde wereld op grote schaal werd nagevolgd. Het algemene culturele peil dat bereikt werd, [80] werd veel lager; het niveau van de kennis en de bekwaamheid van de massa werd aanzienlijk hoger. Nu rijst de vraag: Wat zal de volgende evolutionaire ontwikkeling in de wereld van de opvoedkunde zijn?

Laten wij ons één belangrijk feit herinneren. Wat opvoeding doen kan langs ongewenste lijnen is wel duidelijk gedemonstreerd in het Duitsland van Hitler, met het vernietigen van idealisme, het inprenten van onjuiste menselijke verhoudingen en denkwijzen en de verheerlijking van alles wat het zelfzuchtigste, brutaalste en agressiefste is. Duitsland heeft bewezen dat opvoedkundige processen een machtige uitwerking hebben wanneer deze goed georganiseerd worden en op de naleving ervan wordt toegezien, wanneer ze systematisch uitgevoerd worden en gericht zijn op een ideologie, vooral wanneer met de opvoeding van het kind vroeg genoeg wordt begonnen en het lang genoeg beschermd wordt tegen elk tegengesteld onderricht. Laten wij er tegelijkertijd aan denken dat deze gedemonstreerde macht op twee manieren kan werken en dat wat langs onjuiste wegen tot stand is gebracht met evenveel gevolgen langs de juiste lijnen kan worden gedaan.

Ook behoren wij goed te beseffen dat wij twee dingen moeten doen: Ten eerste moeten wij wat de opvoeding betreft de nadruk leggen op diegenen die nog geen zestien jaar zijn (en hoe jonger, hoe beter), en ten tweede moeten wij beginnen met dat wat wij reeds hebben, ondanks het feit dat we de beperkingen van de huidige systemen erkennen. Wij moeten die aspecten die goed en gewenst zijn versterken, wij moeten de nieuwe instellingen en technieken ontwikkelen die een kind geschikt zullen maken om ten volle te leven en het zo tot een waarachtig mens te maken — een scheppend, opbouwend lid van de menselijke familie. Het allerbeste uit het verleden moet bewaard blijven, maar het behoort slechts te worden beschouwd als de grondslag voor een beter systeem en een wijzere benadering tot het doel van wereldburgerschap.

Het is misschien waardevol om op dit punt te definiëren wat opvoeding kan zijn indien zij door ware visie wordt gedreven en van een zodanige aard is dat zij weerklank kan geven op de besefte nood van de wereld en op de eisen van de tijd.

Opvoeding is de op intelligente wijze gegeven opleiding die de jeugd van de wereld in staat zal stellen met begrip en gezond verstand contact te maken met haar omgeving en zich aan de [81] bestaande omstandigheden aan te passen. Dit is in deze tijd van primair belang en is  één van de wegwijzers in een wereld die uiteen is gevallen.

Opvoeding is het proces waardoor kinderen worden uitgerust met de wetenschap die hen in staat zal stellen als goede burger te handelen en later de functies van wijze ouders te vervullen. Zij moeten daarbij rekening houden met eigen neigingen, hun ras‑ en nationale eigenschappen en pogen daaraan die kennis toe te voegen, die hen ertoe zal brengen opbouwend mee te werken op de plaats waar zij in de wereld gesteld zijn en zich als goede burgers gedragen. De algemene lijn in hun opvoeding zal meer psychologisch van aard zijn dan in het verleden het geval was en van de wetenschap die op die wijze wordt verkregen zal in ieder bijzonder geval gebruik gemaakt worden. Alle kinderen hebben bepaalde "vermogens" en men moet hen leren, op welke wijze zij deze moeten gebruiken; deze hebben zij met de gehele mensheid gemeen, ongeacht ras of nationaliteit. Opvoeders moeten daarom in de toekomst de nadruk leggen op:

1. Het ontwikkelen van de mentale beheersing van de emotionele aard.

2. Visie, of het vermogen om “achter de vormen te zien", en datgene te zien wat er aan ten grondslag ligt.

3. Overgeërfde feitenkennis, waarop het mogelijk zal zijn de wijsheid van de toekomst te bouwen.

4. De bekwaamheid om met wijsheid met bestaande verhoudingen te werken en het erkennen en aanvaarden van verantwoordelijkheid.

5. Het vermogen om het denkvermogen op twee manieren te gebruiken en wel:

a.  Als het „gezond verstand" (dit woord gebruikend in zijn oude betekenis), het analyseren en tot synthese brengen van inlichtingen die door de vijf zintuigen worden overgebracht.

b.  Als een zoeklicht waarmee men in de wereld van denkbeelden en van abstracte waarheid kan doordringen.

Kennis komt uit twee richtingen. Het is het resultaat van het intelligente gebruik van de vijf zintuigen en zij wordt ook ontwikkeld door de poging zich meester te maken van denkbeelden en deze te begrijpen. Deze beide manieren worden aangevuld door weetgierigheid en onderzoek. [82]

Opvoeding moet van drieërlei aard zijn en alle drie soorten zijn nodig om de mensheid tot een noodzakelijk punt van ontwikkeling te brengen.

Het is allereerst een proces van het verwerven en verzamelen van feiten — uit verleden — en vervolgens leren uit deze massa inlichtingen, die geleidelijk zijn verzameld, datgene af te leiden en bijeen te voegen wat van praktisch nut kan zijn. Deze werkwijze sluit de grondbeginselen in van onze huidige opvoedkundige systemen. Zij is ten tweede een proces om wijsheid te leren als een uitvloeisel van kennis, en van het met begrip omvatten van de betekenis die achter de betreffende feiten ligt. Het is het vermogen om kennis op een dusdanige wijze toe te passen dat een gezonde manier van leven, een "begrijpende" zienswijze en een intelligent leidinggeven er het natuurlijk gevolg van zijn. Dit sluit ook de opleiding in voor speciale werkzaamheden, die gebaseerd zijn op aangeboren neigingen, talenten of genialiteit.

Zij is tenslotte een proces waardoor eenheid of een begrip van synthese wordt aangekweekt. In de toekomst zal men de jonge mensen leren over zichzelf te denken met betrekking tot de groep, de familie-eenheid en de natie, waarin hun lot hen heeft geplaatst. Er zal hun ook geleerd worden over de verhoudingen in de wereld na te denken en over de verhouding van hun land tot andere landen. Dit omvat opleiding tot burgerschap, tot ouderschap en tot begrip van wereldaangelegenheden; dit is fundamenteel psychologisch van aard en behoort tot een goed begrip van de mensheid te voeren. Wanneer deze opleiding wordt gegeven zullen wij mannen en vrouwen ontwikkelen die zowel beschaving als cultuur hebben en ook de bekwaamheid om in de loop van de tijd tot de wereld van bedoeling door te dringen die aan de wereld van uiterlijke verschijnselen ten grondslag ligt en die de menselijke gebeurtenissen zullen leren beschouwen uit het oogpunt van de diepere geestelijke en universele waarden.

Opvoeding hoort het proces te zijn waardoor de jeugd wordt geleerd van oorzaak naar gevolg te redeneren en de reden te weten waarom bepaalde daden onvermijdelijk bepaalde gevolgen moeten voortbrengen en waarom bij een bepaalde emotionele en mentale uitrusting en een zekere graad van psychologische ontwikkeling, bepaalde neigingen in het leven [83] kunnen worden vastgesteld en bepaalde beroepen en loopbanen zorgen voor de juiste gelegenheden voor ont­wikkeling en voor een geschikt en heilzaam veld van ervaring. Door bepaalde scholen zijn al enige pogingen in deze richting ondernomen om de psychologische neigingen van een jongen of meisje voor bepaalde beroepen vast te stellen, maar de hele poging getuigt nog van dilettantisme. Wanneer dit op meer wetenschappelijke wijze wordt gedaan opent dit de deur voor studies in de wetenschappen; dan wordt er betekenis en inhoud gegeven aan geschiedenis, levens­beschrijving en wetenschap en worden het louter meedelen van feiten en het systeem van geheugentraining, dat kenmerkend is geweest voor de methoden in het verleden, vermeden.

Bij de nieuwe methode van opvoeding zal men een kind beschouwen met de vereiste inachtneming van datgene wat het overgeërfd heeft, zijn maatschappelijke positie, zijn nationale vorming, zijn omgeving en zijn individuele mentale en emotionele uitrusting, en men zal trachten de hele wereld van pogen wijd voor hem open te zetten en er daarbij op wijzen dat schijnbare hinderpalen voor vooruitgang slechts aansporingen zijn tot hernieuwde inspanning en zo trachten het kind uit iedere beperkende omstandigheid te leiden, (de ware bedoeling van het woord educatie is “geleiden uit”[KJ1] ), en het oefenen in het denken vanuit het standpunt van opbouwend wereldburgerschap. Op groei, en steeds meer groei, zal de nadruk worden gelegd.

De opvoeder van de toekomst zal het probleem van de jeugd benaderen vanuit de hoek van instinctieve reactie van de kinderen en van hun intellectuele en intuïtieve vermogen. In de prille jeugd en in de eerste schooljaren zal de ontwikkeling van juiste instinctieve reactie worden gadegeslagen en gecultiveerd; in de latere schooljaren, de jaren waarin de middelbare school wordt doorlopen, zal de nadruk worden gelegd op de intellectuele ontwikkeling en beheer­sing van de mentale processen, terwijl op de hogescholen en universiteiten de ontwikkeling van de intuïtie, het belang van het hebben van idealen en ideeën en de ontwikkeling van abstract denken en waarnemen zullen worden aangekweekt; deze laatste fase zal op degelijke wijze worden gebaseerd op de voorafgaande, gezonde intellectuele grondslag. Deze drie factoren — instinct, intellect en intuïtie — verschaffen de grondtonen voor de drie schooltypen, die iedere [84] jongen of meisje zal doorlopen en die tegenwoordig door vele duizenden worden doorlopen.

In de toekomst zal men bij de opvoeding een veel groter gebruik maken van psychologie dan tot nu toe. Een neiging in deze richting is duidelijk waarneembaar. De gesteldheid van de jongen of het meisje — fysiek, vitaal, emotioneel en mentaal — zal zorgvuldig worden onderzocht en hun onsamenhangende levensdoel zal langs juiste banen worden geleid. Men zal hun leren om zichzelf te herkennen als degene die handelt, voelt en denkt. Zo zal de verantwoordelijkheid van het centrale "Ik", of de bewoner van het lichaam, worden onderwezen. Dit zal de hele tegenwoordige houding van de jeugd ten opzichte van hun omgeving veranderen en zo vroeg mogelijk de erkenning aankweken dat zij een rol moeten gaan spelen en verantwoordelijkheid op zich nemen, en dat opvoeding een methode is voor de voorbereiding voor die nuttige en belangwekkende toekomst.

Het wordt daarom steeds duidelijker dat het komende opvoedingssysteem, in een nieuwe en bredere zin, zou kunnen worden omschreven als Wetenschap van Juiste Menselijke Verhoudingen en van Maatschappelijke Organisatie. Dit verschaft een betrekkelijk nieuwe doelstelling aan ieder gegeven leerplan en geeft toch aan dat niets dat tot nu toe in dit leerplan is opgenomen, moet worden verwijderd. Er zal alleen een betere motivering nodig zijn en een nationalistisch, zelfzuchtig vertoon moeten worden vermeden. Wanneer bijvoorbeeld geschiedenis wordt behandeld op basis van de heersende ideeën die de mensheid verder hebben gebracht, en niet op de basis van agressieve oorlogen en internationale of nationale dieverij, dan zal opvoeding zich bezighouden met de juiste waarneming en het juiste gebruik van ideeën en hun omzetting in "werkende" idealen en de toepassing daarvan als de wil‑ten‑goede, de wil‑tot‑waarheid en de wil‑tot‑schoonheid. Op die wijze zal een zeer noodzakelijke verandering in oogmerken tot stand komen en in plaats van onze tegenwoordige wedijverende en materialistische doeleinden, zullen er oogmerken komen die vollediger de Gulden Regel uitdrukken en de juiste verhoudingen tussen individuen, groepen, partijen en naties in de gehele wereld zullen vestigen.

Opvoeding hoort zich steeds meer bezig te houden, [85] zowel met de grote vraagstukken over het leven als met de details van het dagelijkse, individuele leven. Het kind als individu zal ontwikkeld, toegerust, getraind en aangespoord worden en het zal dan zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van het geheel leren en de waarde van wat het kan en moet bijdragen aan de groep.

Het is misschien een gemeenplaats om te zeggen dat opvoeding zich noodzakelijk moet bezighouden met de ontwikkeling van de redenerende vermogens van het kind en niet in de eerste plaats — zoals nu gewoonlijk het geval is — met geheugentraining en het papegaaiachtig opzeggen van feiten, data en slecht verwerkte en gerangschikte gegevens. De geschiedenis van de groei van de menselijke waarnemingsorganen onder verschillende nationale en rassenomstandigheden is van fundamenteel belang. De bijzondere figuren in de geschiedenis, literatuur, kunst en godsdienst zullen zorgvuldig worden bestudeerd vanuit het gezichtspunt van hun inspanning en hun invloed, ten goede of ten kwade, op hun tijdperk, de hoedanigheid en het doel van hun leiderschap zal in aanmerking worden genomen. Op die wijze zal het kind een geweldige hoeveelheid historische gegevens, scheppende werkzaamheid, idealisme en filosofie niet alleen met het grootste gemak, maar ook met duurzame gevolgen voor zijn karakter verwerken.

De voortdurende inspanning, de gevolgen van de vroegere traditie op de beschaving, goede en slechte gebeurtenissen en de wisselwerking van de verschillende culturele aspecten van de beschaving, zullen onder zijn aandacht worden gebracht en de gegevens, data en namen, die zo droog als kurk zijn, zullen tot het afgedankte materiaal gaan behoren. Alle takken van menselijke kennis zouden op deze wijze tot leven gebracht kunnen worden en een nieuwe mate van bruikbaarheid voor doeleinden van opbouwende aard kunnen bereiken. Er is al een duidelijke neiging in deze richting, die goed en gezond is. Het verleden van de mensheid, als de basis van de huidige gebeurtenissen en het heden als de bepalende factor voor de toekomst, zullen in toenemende mate worden erkend en zo zullen er grote en noodzakelijke veranderingen tot stand worden gebracht in de menselijke psychologie als geheel.

Het scheppend vermogen van het menselijk wezen moet in het nieuwe tijdperk ook vollediger aandacht krijgen; het kind zal tot individuele inspanning worden aangespoord, aangepast aan zijn temperament [86] en capaciteiten. Zo zal het ertoe worden bewogen naar vermogen bij te dragen tot het schone van de wereld en tot het juiste denken in verband met het totale denken van de mens; het zal worden aangemoedigd om onderzoekingen te doen en dan zal de wereld van de wetenschap zich voor hem openen. Achter al deze gebruikte aansporingen zullen goede wil en juiste menselijke verhoudingen als beweegredenen worden gevonden.

Tenslotte behoort opvoeding zeker de hypothese, dat de ziel de innerlijke factor in de mens is, die het goede, het ware en het schone voortbrengt, tot uitdrukking te brengen. Scheppende uiting en menselijke inspanning zullen daardoor een logische basis krijgen. Dit zal niet gebeuren door een theologische of dogmatische voorstelling, zoals tegenwoordig het geval is, maar als voorstelling van een probleem dat moet worden onderzocht en als een poging om de vraag te beantwoorden: "wat is de mens?", "wat is zijn wezenlijk doel in het schema der dingen?" De levende invloed en het verkondigde doel achter het aanhoudend verschijnen van geestelijke, culturele en artistieke wereldleiders door alle eeuwen heen zullen worden bestudeerd en hun levens zullen worden onderworpen aan een historisch zowel als aan een psychologisch onderzoek. Dit zal aan de jeugd van de wereld het hele probleem van leiderschap en motief onthullen. Opvoeding zal daarom worden gegeven in de vorm van menselijke belangstelling, succes en mogelijkheden. Dit zal op zodanige wijze worden gedaan dat het denkvermogen van de student niet alleen zal worden verrijkt met historische en literaire feiten maar dat ook zijn verbeeldingskracht wordt aangewakkerd en zijn eerzucht en aspiratie  wordt gewekt; de wereld van vroegere menselijke inspanning zal hem in een juister perspectief worden getoond en de toekomst zal ook wijd voor hem geopend worden met een beroep op zijn individuele inspanning en zijn persoonlijke bijdragen.

Wat ik hierboven heb geschreven houdt op geen enkele wijze een aanklacht in tegen vroegere methoden, behalve voor zover de tegenwoordige wereld zelf een aanklacht oplevert; het maakt geen deel uit van een onpraktische visie of van een mystieke hoop, die gebaseerd is op hoopvol denken. Het betreft een houding tegenover het leven en de toekomst, een houding die vele duizenden mensen tegenwoordig aannemen, en onder hen bevinden zich [87] zeer veel opvoeders in ieder land. De dwalingen en fouten in de vroegere technieken zijn duidelijk, maar er is geen noodzaak aanwezig om tijd te verspillen door deze te beklemtonen of voorbeelden ervan op te stapelen. Wat nodig is, is een besef van de onmiddellijke gelegenheid plus de erkenning dat de vereiste verschuiving van doeleinden en verandering van methoden veel tijd zullen vergen. Wij zullen onze leraren op een andere manier moeten opleiden en er zal veel tijd verloren gaan bij ons zoeken naar de nieuwe en betere manieren, bij het samenstellen van nieuwe leerboeken en bij het vinden van mannen en vrouwen die doordrongen kunnen worden van de nieuwe visie en die voor de nieuwe beschaving willen werken. Ik heb slechts de nadruk willen leggen op beginselen en ik doe dit met de erkenning dat veel van de beginselen helemaal niet nieuw zijn, maar dat zij een nieuwe nadruk vereisen. Ik heb getracht aan te tonen dat het nu de tijd is voor een gunstige gelegenheid, want alles moet opnieuw worden opgebouwd, omdat in het grootste deel van de wereld alles is verwoest (geschreven direct na de 2e Wereldoorlog, vert.). De oorlog heeft aangetoond dat wij niet op de juiste wijze hebben onderwezen. Daarom moet een beter opvoedingssysteem worden uitgewerkt dat de mogelijkheden zal bieden dat de mensen op zodanige wijze kunnen leven dat slagbomen zullen worden afgebroken, vooroordelen worden verwijderd en aan het zich ontwikkelende kind een opleiding wordt gegeven, die het in staat zal stellen met andere mensen in harmonie en goede wil samen te leven wanneer het volwassen zal zijn. Dit kan worden gedaan, wanneer geduld en begrip worden ontwikkeld en indien de opvoeders beseffen dat "waar er geen visie is, het volk te gronde gaat".

Een internationaal opvoedingssysteem, ontwikkeld in gezamenlijke besprekingen door ruimdenkende leraren en autoriteiten op opvoedkundig gebied uit ieder land, is nu een schreeuwende noodzakelijkheid en zou een factor van groot belang opleveren voor het bewaren van de wereldvrede. Er zijn al stappen in deze richting ondernomen en er komen tegenwoordig al groepen opvoeders bij elkaar en bespreken samen de vorming van een beter systeem, dat zal garanderen dat de kinderen van de verschillende naties (te beginnen met de miljoenen kinderen, die nu opgevoed moeten worden) waarheid zal worden onderwezen zonder partijdigheid of vooroordeel. Werelddemocratie zal vorm aannemen wanneer de mensen overal werkelijk als gelijken worden beschouwd; wanneer men de jongens [88] en meisjes leert dat het geen verschil maakt of een mens een Aziaat, een Amerikaan, een Europeaan, een Brit, een Jood of een ongelovige is, maar slechts dat ieder een historische achtergrond en geschiedenis heeft, die hem in staat stelt iets bij te dragen tot het goede van het geheel, en dat de belangrijkste vereiste een houding van goede wil is en een voortdurende inspanning om juiste menselijke verhoudingen aan te kweken. Wereldeenheid zal een feit zijn wanneer men de kinderen in de wereld leert dat verschillen in godsdienstige gezindten grotendeels een kwestie van geboorte is; dat wanneer een mens in Italië is geboren hij waarschijnlijk katholiek zal zijn; wanneer hij als jood is geboren, hij de joodse leer zal volgen; indien hij in Azië geboren is, hij waarschijnlijk een moslim of een boeddhist zal zijn, of tot één van de hindoe stromingen zal behoren; indien hij in andere landen geboren is, zal hij misschien protestant zijn, enzovoort. Het kind zal leren dat de godsdienstige verschillen grotendeels het gevolg zijn van door mensen gemaakte twisten over menselijke interpretaties van waarheid. Zo zullen onze onenigheden, twisten en verschillen langzamerhand opzij worden gezet en het denkbeeld van de Ene Mensheid zal ervoor in de plaats komen.

Er zal veel meer zorg moeten worden besteed aan het uitzoeken en opleiden van de leraren van de toekomst. Hun mentale kundigheden en de kennis van hun speciale onderwerp zullen van belang zijn, maar nog belangrijker voor hen zal de noodzaak zijn vrij te zijn van vooroordeel en alle mensen als leden van een grote familie te zien. De opvoeder van de toekomst zal noodzakelijk meer psychologisch geoefend moeten zijn dan tegenwoordig het geval is. Hij zal beseffen, dat naast het onderwijzen van academische kennis, zijn voornaamste taak is bij de studerenden in zijn klas een werkelijk gevoel van verantwoordelijkheid te wekken; onverschillig wat hij ook te doceren heeft — geschiedenis, aardrijkskunde, wiskunde, talen, wetenschap in haar verschillende vertakkingen of filosofie — hij zal het allemaal in verband brengen met de Wetenschap van Juiste Menselijke Verhoudingen en hij zal proberen een zuiverder beeld te geven van de maatschappelijke organisatie en ordening dan in het verleden is gebeurd.

Wanneer de jonge mensen van de toekomst, door de voorgestelde toepassing van grondbeginselen, geciviliseerd en gecultiveerd zijn en gevoelig zijn geworden voor wereldburgerschap, dan zullen we een wereld hebben die bevolkt wordt door ontwaakte, scheppende mensen, die een zuiver gevoel hebben voor waarden [89] en een gezond en opbouwend inzicht in wereldaangelegenheden. Er zal veel tijd voor nodig zijn om dit tot stand te brengen, maar het is niet onmo­gelijk, zoals de geschiedenis zelf heeft bewezen.

Het gezond verstand zal wel hebben beseft, dat deze integratie niet mogelijk is voor iedere student, die door onze leraren onderricht wordt. Allen kunnen echter, ongeacht hun aangeboren capaciteiten, geoefend worden in de Wetenschap van Juiste Menselijke Verhoudingen, en op die manier weerklank geven op het voornaamste doeleinde van de komende opvoedingssystemen. Aanduidingen hiervan kan men overal waarnemen, maar tot nu toe is hierop niet de nadruk gelegd bij het opleiden van leraren of het beïnvloeden van de ouders. Veel, zeer veel is er gedaan door groepen verlichte mensen in alle landen en ze hebben dit gedaan terwijl zij de eisen voor burgerschap bestudeerden en wetenschappelijk onderzoek deden in verband met juiste maatschappelijke (gemeentelijke, nationale en internationale) verhoudingen en door de vele organisaties die probeerden de grote massa van de mensen een gevoel van verantwoordelijkheid bij te brengen met betrekking tot het menselijk geluk en welzijn van de mensen. Niettemin moet het wezenlijke werk langs deze lijnen in de jeugdjaren worden begonnen, zodat het bewustzijn van het kind (dat zo gemakkelijk kan worden geleid) zo vroeg mogelijk een onzelfzuchtige houding aanneemt tegenover zijn kameraden. Er kan heel eenvoudig mee worden begonnen, indien de ouders dat wensen en het kan in toenemende mate worden voortgezet indien ouders en leraren in hun eigen leven tonen wat zij onderwijzen. Tenslotte zal, onder deze omstandigheden, in de puberteitsjaren de tijd komen waarin een noodzakelijke en vooraf bepaalde crisis in het leven van de jeugdige mens wordt teweeggebracht. Daardoor zal de jongen of het meisje zijn of haar taak bij het tot stand brengen van juiste verhoudingen, door middel van het beroep als dienst, op die bijzondere wijze vervullen zoals door hun bestemming is aangegeven.

Dat wat nu moet worden gedaan is overbruggingswerk — het bouwen van een brug tussen wat nu is en wat in de toekomst kan zijn. Wanneer we gedurende de komende honderdvijftig jaar deze techniek, het overbruggen van de vele kloven die in de menselijke familie gevonden worden, ontwikkelen en de rassenhaat en afgescheiden houdingen tussen naties en volkeren uitroeien, dan zullen we erin geslaagd zijn [90] een wereld te hebben opgebouwd waarin oorlog onmogelijk zal zijn en waarin de mensheid zal beseffen dat zij één menselijke familie is en geen aggregaat van vele naties en volkeren die met elkaar vechten om het beste van elkaar voor zichzelf te krijgen, en met succes vooroordelen en haat jegens elkaar aankweken. Dit is zoals wij hebben gezien, de geschiedenis van het verleden geweest. De mens heeft zich ontwikkeld van een afgezonderd dier, slechts gedreven door de instincten van zelfbehoud, van eten, van paren, via de stadia van leven in familieverband, in stamverband en in nationaal verband, tot het punt waar heden ten dage een nog groter ideaal door hem wordt begrepen: internationale eenheid of het goed functioneren van de Ene Mensheid. Dit groeiend idealisme baant zijn weg naar de voorste gelederen van het menselijk bewustzijn ondanks alle scheiding die vijandschappen teweegbrengen. Het is in grote mate verantwoordelijk voor de tegenwoordige chaos en de samenbundeling van de Verenigde Naties. Het heeft de met elkaar in strijd gewikkelde ideologieën die zich over de hele wereld trachten uit te breiden, voortgebracht; het heeft de dramatische verschijning van de (zogenaamde) redders van de natie, van wereldprofeten en wereldwerkers, idealisten, opportunisten, dictators, onderzoekers en filantropen voortgebracht. Deze met elkaar in strijd gewikkelde idealisten zijn een goed teken, of wij het met hen eens zijn of niet.

Zij houden zeer bepaald de urgente en juiste vraag van de mens levend naar betere toestanden, naar meer licht en begrip, naar meer samenwerking, naar veiligheid, vrede en overvloed, in plaats van verschrikking, vrees en verhongering.

Het is voor de moderne mens moeilijk zich een denkbeeld te vormen van een tijd waarin er geen bewustzijn van ras, natie, of scheiding teweegbrengende godsdienst aanwezig zal zijn in het denken van de mens. Het was voor de prehistorische mens even moeilijk om zich een tijd voor te stellen waarin nationaal denken aanwezig zou zijn, en het is goed om dit in gedachten te houden. De tijd waarin de mensheid in staat zal zijn om in universele verhoudingen te denken ligt nog ver vóór ons, maar het feit dat wij erover spreken, ernaar verlangen en er plannen voor maken vormt beslist de waarborg dat het niet onmogelijk is. De mensheid is altijd stap voor stap gevorderd op de weg van verlichting. Wij zijn nu op weg naar een veel betere beschaving [91] dan de wereld ooit heeft gekend en naar toestanden die een waarborg zijn voor een veel gelukkiger mensheid, die het einde van alle nationale verschillen en klassenscheiding (of deze nu berust op geboorte, erfelijkheid of op financiële basis), te zien zullen geven en die een voller en rijker leven voor elk mens zullen verzekeren.

Het zal duidelijk zijn dat er vele tientallen jaren zullen verlopen vóórdat een dergelijke toestand er werkelijk zal zijn — maar het zullen tientallen jaren zijn en geen eeuwen, indien de mensen de lessen van de oorlog kunnen leren en indien men de reactionaire en conservatieve mensen in elke natie kan beletten de beschaving terug te voeren op de oude slechte wegen. Maar er kan onmiddellijk een begin worden gemaakt. Eenvoud behoort ons wachtwoord te zijn, want het is eenvoud die onze oude materialistische levenswijze zal doden. Samenwerkende goede wil is beslist het eerste denkbeeld dat men het overgrote deel der mensheid kan voorhouden en in de scholen kan onderwijzen en dat de nieuwe en betere beschaving zal garanderen. Liefdevol begrip, intelligent toegepast, behoort het kenmerk te zijn van de gecultiveerde en wijzere groepen, samen met het pogen van hun kant om de wereld van bedoeling en de wereld van uiterlijke inspanning met elkaar te verbinden tot welzijn van de massa. Wereldburgerschap als een uitdrukking zowel van goede wil als van begrip hoort het doel te zijn van de verlichte mensen overal en het kenmerk van de geestelijke mens; in deze drie dingen hebt u de juiste verhoudingen tussen opvoeding, godsdienst en politiek.

Al het werk dat nu gedaan moet worden is uiteindelijk overgangswerk en daarom uiterst moeilijk. Het sluit een overbruggingsproces in tussen het oude en het nieuwe en het zou bijna onoverkomelijke moeilijkheden opleveren ware het niet dat de komende twee generaties die soorten ego's zullen voortbrengen die in staat zijn dit probleem aan te pakken. Op grond van dit feit moeten diegenen onder u die zich met het opvoedkundig probleem en de toestand waarin het verkeert bezighouden en verbijsterd zijn door de voorgelegde visie en door de taak om nader te komen tot de ge­koesterde mogelijkheden, deze taak vol vertrouwen aan hen overlaten. Helder denken, veel liefde en een begrip voor de juiste middenweg (let op deze uitdrukking) zullen er veel toe bijdragen om de noodzakelijke grondslagen te leggen en de deur voor de [92] toekomst wijd open te houden. In deze overgangstijd vindt er een ontwikkeling plaats van de oude naar de nieuwe methode van opvoeding en hieraan hoort de moderne opvoeder bijzondere aandacht te besteden.

Ik kan de aard van deze ontwikkeling misschien als volgt aanduiden. Ik heb op deze plaats en ook elders gezegd dat de ziel op twee plaatsen in het lichaam verankerd is:

1. Er is een energiedraad die wij het levens‑ of het geestaspect noemen. Deze draad is in het hart verankerd. Zij gebruikt, zoals bekend is, de bloedstroom als middel van overdracht. Door middel van het bloed brengt de levensenergie hernieuwingskracht en coördinerende energie naar alle fysieke organismen en houdt het lichaam "samen".

2. Er is een andere energiedraad die wij het bewustzijnsaspect noemen, of de faculteit van zielenkennis. Deze draad is in het midden van het hoofd verankerd. Zij bestuurt dat weerklank gevend mechanisme dat we het brein noemen, waardoorheen ze de handeling leidt en overal in het lichaam gewaarwording door middel van het zenuwstelsel veroorzaakt.

Deze twee soorten energie, die door menselijke wezens als leven en kennis worden herkend, of als levensenergie en intelligentie, zijn de twee polen van het wezen van een kind. De taak die voor hem ligt is het bewust ontwikkelen van het bemiddelend of evenwicht-brengend aspect, dat liefde of groepsverhouding is, opdat kennis ondergeschikt zal zijn aan de behoefte en de belangen van de groep en opdat levensenergie doelbewust voor groepseenheid wordt gebruikt. Hierdoor wordt het juiste evenwicht bereikt en dat zal  tot stand gebracht worden door de erkenning dat de Weg van Dienst een wetenschappelijke methode is om dit evenwicht te bereiken. Opvoeders moeten daarom in deze overgangstijd drie dingen in gedachten houden: [93]

1. De kennis, het bewustzijnsaspect of het zintuig van bewustzijn in het kind zodanig te heroriënteren, dat het van kindsbeen af beseft dat alles wat men hem geleerd heeft of nog zal leren, gedaan heeft of doet, meer met het oog op het goede voor anderen dan voor hemzelf is. Het zal daarom geoefend worden om alleen maar vooruit te kijken. Het onderwijs in de geschiedenis van het ras zal vanuit het gezichtspunt van de groei in bewustzijn van het ras gegeven worden en niet zozeer vanuit de gezichtshoek van de feiten over materiële verworvenheden of wapenfeiten zoals nu het geval is. Wanneer in het denkvermogen van het kind het verleden en het heden met elkaar in verband gebracht worden, dan zal zijn vermogen ontwikkeld worden om in de verschillende facetten van zijn leven en op verschillende gebieden dingen met elkaar in verband te brengen, tot eenheid te brengen en te ver­binden.

2. Hem te leren dat het leven dat hij door zijn aderen voelt kloppen slechts één klein deel is van het totale leven dat in alle vormen, alle natuurrijken, alle planeten en het zonnestelsel klopt. Hij zal leren dat hij dit leven deelt met alles wat bestaat en dat daarom overal een ware "Broederschap van het bloed" gevonden kan worden. Daaruit volgt dat hem vanaf het begin van zijn leven verwantschap kan worden geleerd; het kleine kind zal veel eerder geneigd zijn die verwantschap te erkennen dan de gemiddelde volwassene die opgevoed werd op de manier en volgens de zienswijzen van het oude tijdperk. Wanneer het kind deze twee erkenningen — verantwoordelijkheid en verwantschap — van kindsbeen af ingeprent zijn, zal de derde doelstelling van de nieuwe opvoeding gemakkelijker bereikt worden.

3. De éénmaking in bewustzijn door de levensimpuls en de drang naar kennis zal tenslotte tot gerichte werkzaamheid voeren. Deze gerichte werkzaamheid zal dienst vormen en deze zal op haar beurt drie dingen doen voor het kind dat men geleerd heeft dienst te bewijzen:

a.  Dienstbaarheid zal de richtinggevende factor zijn vanaf de vroegste levensjaren en later de roeping en het beroep aanduiden en op die wijze behulpzaam zijn bij de keuze van zijn loopbaan. [94]

b.  Dienstbaarheid zal het beste dat in het kind is tevoorschijn halen en het zo tot een magnetisch, stralend middelpunt maken op de plaats waar het zich bevindt. Zij zal het kind in staat stellen diegenen tot zich te trekken die hem kunnen helpen of dienen of die het zelf kan helpen of dienen.

c.   Dienstbaarheid zal het kind zodoende tot een scheppend wezen maken en op die manier in staat stellen die energiedraad te spinnen die, wanneer deze bij de levensdraad en de bewustzijnsdraad gevoegd wordt, hoofd, hart en keel tot één functionerende eenheid zal maken.

Het tot elkaar brengen van de drie hierboven genoemde vereisten zal (indien dit door het hele ras volbracht wordt), de eerste stap zijn op de weg tot het bouwen van de antahkarana of de brug tussen:

1. Verschillende aspecten van de vormaard.

2. De persoonlijkheid en de ziel.

3. De mens en andere menselijke wezens.

4. De mens als lid van de menselijke familie en de hem omringende wereld.

U zult hieruit opmerken, dat opvoeding zich in wezen hoort bezig te houden met verhoudingen en wederzijdse betrekkingen, met het overbruggen of het dichten van kloven, dus met het herstel van eenheid of synthese. Het instellen van de Wetenschap van Juiste Verhoudingen is de eerstvolgende stap voor de mentale ontplooiing van het ras. Het is de belangrijkste taak van de nieuwe opvoeding.