Navigeren in de hoofdstukken van dit boek

HOOFDSTUK II - De culturele ontwikkeling van het ras - Deel 1

 

BESCHAVING EN CULTUUR

[38]

Er wordt tegenwoordig veel aandacht besteed aan verschillende aspecten van de opvoeding — onder andere aan de coördinatie in de opvoeding, de verschillende fasen in de opvoeding, het psychologisch aspect en de vakopleiding en de daarvoor vereiste eigenschappen en bekwaamheden. Hieraan moet de oude methode van geheugentraining nog worden toegevoegd en de poging om óf godsdienstige begrippen in het denkvermogen van het kind te laten doordringen of dit beslist en met een bepaalde bedoeling na te laten. De moderne opvoeding kent in de eerste plaats wedijver en nationalisme en is daarom afscheidend van aard. Zij heeft het kind geleerd om de materiële waarden als van het hoogste belang te beschouwen, en ook getracht het te laten geloven dat zijn eigen land het belangrijkste is en ieder ander land op de tweede plaats komt; zij heeft de trots gevoed en het kind gestijfd in zijn geloof dat hij, zijn groep en zijn land oneindig beter zijn dan de andere mensen en volkeren. Er is hem daarom geleerd een eenzijdig gerichte persoon te zijn, een persoon met een verkeerd begrip van de waarden in de wereld en een levenshouding, die zich onderscheidt door vooringenomenheid en vooroordeel. Men heeft hem de eerste beginselen van een vak geleerd om hem in staat te stellen met de nodige doeltreffendheid, en met een wedijverende instelling, in zijn eigen beroepsmilieu te kunnen werken. Lezen, schrijven, optellen en de eerste beginselen van de rekenkunde worden als minimale eisen beschouwd; in veel landen heeft men om dezelfde reden voor bepaalde groepen van mensen enige kennis van vroegere gebeurtenissen — geschiedkundig, aardrijkskundig, literair, filosofisch en wetenschappelijk — aan het leerplan toegevoegd. Ook van de wereldliteratuur wordt iets onder de aandacht gebracht. [39]

In het algemeen is het niveau van het onderricht van wat er in de wereld gebeurt hoog, maar gewoonlijk gekleurd door vooringenomenheid en beïnvloed door nationale of godsdienstige vooroordelen, die dienen om de mens tot een burger van zijn eigen land te maken, maar niet tot een mens die zich verbonden voelt met de hele wereld. Er wordt geen nadruk gelegd op wereldburgerschap. Het onderwijs dat gegeven wordt stimuleert in het kind het latente "massabewustzijn" en wekt de herinnering op (van het ras en de enkeling) door het meedelen van feiten (zonder onderling verband) waarvan de meeste geen verband houden met het dagelijks leven. Deze feiten zouden (indien zij technisch en als zaadgedachte voor meditatie zouden worden gebruikt) kunnen dienen om uit het bewustzijn en de herinnering van dat ras niet alleen de vaderlandse geschiedenis, maar ook de algemene geschiedenis te doen herleven. Ik vermeld dit om de nadruk te leggen op het gevaar van zo'n bovenmatige beklemtoning van het verleden, want indien dat op grote schaal gebeurde zou het rampzalig blijken te zijn; het zou een "verheerlijking" zijn van de idealen en doelstellingen van een ras en van een natie, die figuurlijk gesproken snel tot kristallisatie en aftakeling van het ras zou leiden. Een poging in deze richting heeft men in Duitsland gezien, en in mindere mate in Italië, die culmineerde in de "As". Gelukkig kan er op het getij van het leven van de jeugd van elke natie worden vertrouwd, namelijk dat het de gedachten van het ras in een betere richting zal stuwen dan door het oproepen van de zogenaamde voorbije glorie en door het beklemtonen van dingen die achterwege hadden moeten blijven.

Ik wil hier wat nader ingaan op de interpretatie van de veelvuldig gebruikte (en ook vaak misbruikte) woorden cultuur en beschaving. Want de doelstelling van alle opvoeding is het voortbrengen van de een of andere vorm van cultuur, stoffelijk of geestelijk, of stoffelijk en geestelijk. Opvoeding is het belangrijkste "werktuig" in de wereld.

Beschaving is de reactie van de mensheid op het doel van iedere afzonderlijke wereldperiode. In ieder tijdperk moet een zeker denkbeeld uitgedrukt worden in de heersende, levende idealen. In Atlantische tijden was de overheersende idee in wezen een religieus gericht gevoelsidealisme of mysticisme, dat zich uitdrukte in termen van benadering van een aangevoelde maar ongeziene godheid, een uitdrukking van de [40] weg van het gevoel. Toch waren er ook zeer gevoelige rassen, samengesteld uit naties en groepen, die zich door meer dan het gevoel alleen lieten leiden, soms bewust, maar meestal onbewust. Hun houding ten opzichte van elkaar, als individuen of als naties, was voornamelijk gevoelig en emotioneel — een toestand van bewustzijn (ik kan niet zeggen een toestand van het denkvermogen), die uiterst moeilijk door het tegenwoordige Arische ras begrepen of zelfs intuïtief aangevoeld kan worden. Met ons ras begint het denkvermogen pas te functioneren. Hun houding tot de godheid was eveneens sensitief en hun religieuze activiteiten waren van mystieke en devote aard, zonder enig mentaal begrip. Zij waren overwegend emotioneel in hun reactie op schoonheid, op de vrees die door de goddelijkheid werd gewekt en op de emotionele hoedanigheden van God, op het gewaarworden van licht en op het "wonderbaarlijke". Het geheimzinnige, het gevoel van ontzag, het blindelings volgen van het een of andere erkende "gevoelige" wezen van een hogere orde dan het gewone menselijke wezen, en de verklaring van God en de natuur in termen van gevoelswaarneming — al deze dingen legden de basis van de oude beschaving en hebben de tegenwoordige zienswijzen van ons ras sterk gekleurd, tenminste tot aan de komst van Christus, die grote veranderingen in het bewustzijn van de mensen teweegbracht en een nieuwe beschaving inleidde. Kinderen zijn nog grotendeels Atlantisch in bewustzijn; met deze kinderen vindt een vorm van herhaling van dit bewustzijn plaats, analoog aan de toestand van vóór de geboorte; dezelfde herhaling doet zich voor op het Pad, wanneer de mens opnieuw het mystieke bewustzijn ontwikkelt, nadat hij zijn mentale aard heeft gewekt en voorafgaand aan de ontplooiing van zuivere, occulte gewaarwording of kennis en aan reacties van het hoger denkvermogen. Het probleem van opvoeding is om te beginnen het Atlantisch bewustzijn van het kind Arisch of mentaal te maken. De Atlantiërs hadden geen opvoedkundig systeem, zoals wij die term opvatten. De koningen en priesters wisten intuïtief; de overige mensen gehoorzaamden.

In het tegenwoordige ras komt een andere beschavingshouding naar voren en nadert haar voltooiing. In ieder tijdperk leeft een bepaald denkbeeld, dat zich zowel in de idealen van het ras als in die van het land uitdrukt. Gedurende vele eeuwen heeft de hoofdrichting ervan [41] onze moderne wereld voortgebracht, en is volledig materialistisch van aard geweest. Een land wordt tegenwoordig als beschaafd beschouwd, wanneer het "gevoelig" is voor mentale waarden en tegelijkertijd om materiële waarden vraagt en wanneer het denkvermogen (het lager denkvermogen) — in zijn aspect van geheugen, in zijn onderscheidende en scheidende aspecten, in zijn analyserende functie en in zijn vermogen om concrete ideeën te formuleren, die op stoffelijke waarneming, stoffelijke begeerte en stoffelijke doeleinden zijn gebaseerd — de training ontvangt, die een materialistische beschaving zal voortbrengen en onze materialistische beschaving gemaakt heeft tot wat ze nu is. Is het een wonder, dat de meeste aandacht van onze moderne beschaving aan het economisch leven wordt gewijd, wanneer de nadruk van een leven, gebaseerd op gewaarwording door middel van het gevoel wordt verschoven naar de mentale houdingen tegenover het leven, wanneer men het materiële leven van de burger van iedere natie tot de dominerende factor in het nationale denken wil maken, dat daarmee de ontwikkeling van het denkvermogen gewijd wordt aan het materiële leven en de wetenschap zich alleen maar bezig houdt met uitspraken over het bewijsbare en met de energieën die stoffelijke uitwerking hebben? We houden ons bezig met stoffelijke omstandigheden, met het vraagstuk hoe we onze bezittingen kunnen vermeerderen, met het verbeteren van de wereldlijke omstandigheden, met het zorgen voor een goed stoffelijk leven, het tastbare voor het ontastbare, het concrete voor het geestelijke, en stoffelijke waarden voor de subjectieve waarden in de plaats te stellen. Deze laatsten moeten echter over enige tijd tot uitdrukking komen.

Bovenstaande verklaring is oppervlakkig en zo algemeen van aard, dat ze zich niet bezighoudt met de betrekkelijk kleine minderheid van de mensen die deze grotere waarden aanvoelen en bezig zijn om deze in het leven van het ras tevoorschijn te brengen. Deze mensen zijn de bewaarders van de verheven idealen van de tegenwoordige beschaving, maar de energie die zij vrijmaken brengt dikwijls tijdelijk de totstandkoming van de meer concrete waarden voort. Mijn opmerkingen gelden slechts ten dele, evenals dit ook het geval is met de feiten. Misschien overdrijf ik, maar het kan ook zijn dat dit niet het geval is. Niettemin blijft het feit bestaan, dat de twee grote beschavingen waarover wij werkelijk iets kunnen weten — de Arische [42]en de Atlantische — twee extreme doeleinden of standpunten verte­genwoordigen waarnaar de mensheid van de twee tijdperken haar aandacht richtte en nog richt.

De Atlantische beschaving was zeer bepaald religieus in haar op vattingen; godsdienst was een alledaags onderwerp in het leven en het raison d'être van alles wat bestond. De wereld na de dood was een onderwerp dat de algemene belangstelling had en iets waaraan men niet twijfelde en waarover geen vragen werden gesteld. De subtiele invloeden, die van de ongeziene gebieden kwamen, de natuurkrachten en de verbinding van de mensen daarmee door hun intense gevoeligheid, evenals de hele reeks van emotionele toestanden, bepaalden het leven van het ras en kleurden alles wat er was of geweest mocht zijn aan embryonaal denken. Het resultaat van dit alles, dat door ons werd overgeërfd zoals de geschiedenis heeft aangetoond (vanaf de tijd van de zondvloed, wanneer deze ook ge­weest mag zijn), kan uitgedrukt worden door woorden als animisme, spiritisme, lager psychisme en gevoel. Het aanvoelen van God, van onsterfelijkheid, van subtiele innerlijke betrekkingen, de behoefte aan godsdienstoefeningen en de overmatige gevoeligheid van de moderne mens vormen ons kenmerkend erfdeel uit de beschavingen, die in het oude Atlantis bestonden.

Op deze onderbouw wordt tegenwoordig precies het tegenovergestelde opgebouwd, en door de normale, juiste en ontwikkeling brengende reactie daarop, bouwt de mens een bovenbouw waarbij de nadruk meer op het tastbare, het materiële en het zichtbare wordt gelegd, en op datgene wat kan worden bewezen, vastgesteld, geanalyseerd en gebruikt om het uiterlijke leven van de mens en zijn materiële positie op deze planeet te verbeteren. Beide beschavingen zijn te ver gegaan en door de slingervormige beweging zullen we onvermijdelijk terugkeren tot een middenpositie, tot "het edele middenpad". Deze middenweg, waarop de beste en de hoogste idealen, die de twee voorafgaande beschavingen hebben voortgebracht, zullen worden toegepast, zal het komende Watermantijdperk en zijn beschavingen kenmerken. Zo'n uitdrukking van het stoffelijke en onstoffelijke, het zichtbare en het onzichtbare, het tastbare en het geestelijke, is altijd het doel en het onderwerp geweest van hen die de ware betekenis van cultuur begrijpen. In [43] laatste instantie, en in verband met de doeleinden van ons onderwerp, heeft beschaving te maken met de massa en met het ras-bewustzijn, terwijl cultuur te maken heeft met de enkeling en de onzichtbare geestelijke mens. Een beschaving, die de volledige uitdrukking is van ware cultuur ligt daarom nog ver verwijderd in de ontwikkeling van het ras. Cultuur is de ontmoe­ting van de twee wegen — gevoel en denkvermogen; van twee werelden — gewaarwording en gedachte; van de houdingen, van nature met elkaar verwant, die een mens in staat zullen stellen als een intelligent, subjectief wezen in een tastbare stoffelijke wereld te leven. De mens met cultuur verbindt de wereld van bedoeling met de wereld van verschijning en beschouwt ze in zijn denkvermogen (en herkent deze dus met zijn brein, wat een aanwijzing is van een gevestigde verbinding of verwantschap) als één wereld met twee aspecten. Hij beweegt zich in beide werelden met dezelfde vrijheid en wel gelijktijdig voor zover het zijn bewustzijn of waarnemingszintuig betreft. Zelfs in Atlantis waren er mensen die begrepen dat cultuur als een vrucht van de beschaving moest worden beschouwd.

Het geven van een beschaving aan een volk moet gezien worden als een stap op de weg naar cultuur, die hen tot werkelijke en belangrijke menselijke wezens zal maken. Een menselijk wezen zal onvermijdelijk moeten leren een mens te zijn die in staat is in de wereld van uiterlijke werkelijkheden te leven en tegelijkertijd zichzelf te kennen als levend in een innerlijke wereld, als een denkvermogen en als een ziel. Hij drukt dan een innerlijk subjectief leven van een zodanige potentie uit dat dit het leven op het stoffelijk gebied bestuurt en beheerst, het in beweging brengt en in de juiste richting stuurt. Deze houding van het menselijk wezen en de taak deze toestand van het bewustzijn tot werkelijkheid te maken, zijn eeuwenlang beschouwd als de taak van de georganiseerde godsdienst, terwijl zij in wezen en noodzakelijk de taak van de opvoeding zijn. Het is waar, dat in vroeger tijden de Kerk de opvoedster was, maar de nadruk werd gelegd op het innerlijke subjectieve leven en in de regel werd er geen poging gedaan om de twee aspecten, namelijk het uiterlijke materiële welzijn en het innerlijk geestelijk bestaan samen te smelten of te vermengen. Opvoeding is de taak van de [44] beste denkers van het ras en de verantwoordelijkheid van alle regeringen, een verantwoordelijkheid die zij echter zelden erkennen.

Tenslotte zullen wij proberen vast te stellen wat de fundamentele denkbeelden zijn (beginnend met de erkende instincten) die, stap voor stap, de mens hebben geleid tot zijn tegenwoordige strijd voor een betere wereld, de verheffing en het toekennen van het natuurlijk recht van zelfbeschikking aan groepen van mensen met het doel — meestal onbewust — te zorgen voor een beter orgaan tot uitdrukking in het levende organisme, dat wij mensheid noemen.

Het is daarom een gemeenplaats en een afgezaagde waarheid om te zeggen, dat de mensheid momenteel door een crisis van geweldige omvang heen gaat. De oorzaken van deze crisis moeten in veel factoren worden gezocht. Zij liggen in het verleden, in de groei door de evolutie van bepaalde fundamentele neigingen in de mens; in vroegere fouten, hedendaagse gelegenheden en de machtige activiteit van de Hiërarchie van Liefde (een van de drie hoofdcentra waardoor de Godheid zich manifesteert; Shamballa, waar de Wil van God gekend wordt; de Hiërarchie, waar de liefde van God heerst en de mensheid die het intelligentieaspect van God belichaamt). De toekomst houdt een grote belofte in, mits de mens de lessen van het heden, die hem duidelijk zijn voorgelegd, kan leren; hij moet deze aanvaarden en duidelijk de aard van zijn problemen en van de crisis, in zijn vele aspecten en verwikkelingen, begrijpen.

De gistende onrust waarin het merendeel der volkeren nu leeft en het verschijnen van een of twee topfiguren in ieder land, hangen nauw met elkaar samen. Deze topfiguren zorgen ervoor dat hun stemmen worden gehoord en de aandacht trekken; hun denkbeelden worden — terecht of ten onrechte — met aandacht, waardering of wantrouwen gevolgd.

De langzame en zorgvuldige vorming van de Nieuwe Groep van Werelddienaren duidt op de crisis. Zij overzien het Nieuwe Tijdperk, leiden dit in en zijn aanwezig bij de baringsweeën van de nieuwe beschaving en bij het tevoorschijn komen van een nieuw ras, een nieuwe cultuur en een nieuwe wereld. Het werk gaat noodzakelijkerwijs langzaam en degenen onder u die geheel opgaan in de problemen en pijnen vinden het moeilijk [45] de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien of een duidelijke verklaring van de tegenwoordige tijd te geven.

Op het gebied van opvoeding is een gemeenschappelijke activiteit noodzakelijk. Een bepaalde eenheid in fundamentele doelstellingen zal zeker de opvoedingssystemen van de verschillende naties moeten beheersen, zelfs wanneer eenvormigheid van methoden en technieken misschien niet mogelijk is. Verschillen in taal, achtergrond en cultuur zullen en moeten er altijd blijven bestaan; zij vormen het prachtige weefsel van het leven van de mens door alle eeuwen heen. Maar veel, dat tot dusver juiste menselijke verhoudingen tegenwerkte, moet absoluut verwijderd worden.

Moeten wij bijvoorbeeld bij het geschiedenisonderwijs tot de slechte oude methoden terugkeren, waarbij iedere natie zich, dikwijls ten koste van andere naties, ophemelt, waarbij feiten systematisch verdraaid worden, en de historische hoogtepunten de verschillende oorlogen zijn die in de loop van de tijd gevoerd werden; dus een geschiedenis van agressie, van de opkomst van een materialistische en zelfzuchtige beschaving, een beschaving, die de nationalistische en daarom afgescheiden geest in zich droeg, die rassenhaat en nationale trots heeft aangekweekt? Het eerste jaartal in de geschiedenis dat door het gewone Britse kind onthouden wordt is "1066, Willem de Veroveraar". Het Amerikaanse kind onthoudt de landing van de Pelgrim Vaders, en het geleidelijk in bezit nemen van het land ten koste van de rechtmatige bewoners, en misschien de Tea Party in Boston. De helden uit de geschiedenis zijn allemaal krijgslieden — Alexander de Grote, Julius Caesar, Attila de Hun, Richard Leeuwenhart, Napoleon, George Washington en veel anderen. Aardrijkskunde is grotendeels geschiedenis in een andere vorm, maar op dezelfde manier opgediend — een geschiedenis van ontdekkingen, van onderzoek en van in bezit nemen, dikwijls gevolgd door een slechte en wrede behandeling van de bewoners van de ontdekte landen. Hebzucht, eerzucht, wreedheid en trots zijn de grondtonen van ons onderwijs in geschiedenis en aardrijkskunde.

Deze oorlogen, agressie en diefstallen, waardoor iedere grote natie, zonder uitzondering, zich heeft onderscheiden, zijn feiten die niet ontkend kunnen worden. Op de lessen en het kwaad dat zij voortbrachten (culminerend in de oorlog van 1914—1945) kan [46] zeker worden gewezen, evenals de nadruk kan worden gelegd op de vroegere oorzaken van de tegenwoordige vooroordelen en afkeer, en de waardeloosheid ervan. Is het niet mogelijk onze theorie over geschiedenis op te bouwen op de grote en goede denkbeelden, die naties hebben beheerst en die hen gemaakt hebben tot wat zij zijn, en tevens de nadruk te leggen op het scheppingsvermogen dat hen allen onderscheidde? Kunnen wij niet beter de aandacht vestigen op de grote culturele tijdperken, die — plotseling tevoorschijn komend in de een of andere natie — de hele wereld verrijkten en de mensheid haar literatuur, haar kunst en haar visie gaven?

De oorlog bracht op grote schaal verplaatsing van mensen met zich mee. Legers marcheerden en vochten in elk deel van de wereld; vervolgde personen vluchtten van het ene land naar het andere; maatschappelijke werkers trokken van land tot land, hielpen soldaten, verzorgden de zieken, voorzagen hen die honger leden van voedsel en bestudeerden de toestanden. De wereld van vandaag is zeer klein, en de mensen ontdekken (soms voor het eerst in hun leven) dat de mensheid één is, en dat alle mensen, onafhankelijk van hun huidskleur of van het land waarin zij leven, op elkaar lijken. Wij zijn tegenwoordig allemaal met elkaar vermengd. De bevolking van de Verenigde Staten van Noord‑Amerika is samengesteld uit mensen van ieder bekend land; meer dan vijftig verschillende rassen of naties vormen samen de U.S.S.R. (Unie van Socialistische Sovjet Republieken). Het Verenigde Koninkrijk is een Gemenebest van Naties, zelfstandige Naties, die met elkaar in één groep zijn verbonden. India bestaat uit een veelheid van volkeren, godsdiensten en talen, vandaar zijn probleem. De wereld zelf is een grote smeltkroes, waaruit de Ene Mensheid tevoorschijn komt. Dit maakt een drastische verandering nodig in de manieren waarop geschiedenis en aardrijkskunde onderwezen moeten worden. De wetenschap is altijd universeel geweest. De grote kunst en literatuur hebben altijd aan de hele wereld toebehoord. Op deze feiten moet de opvoeding van de kinderen in de hele wereld worden opgebouwd — op onze gemeenschappelijke dingen, op de resultaten van ons scheppingsvermogen, onze geestelijke idealen en op onze contactpunten. Indien dit niet gedaan wordt, dan zullen de wonden van de naties nooit helen en zullen de slagbomen, die eeuwenlang bestaan hebben, nooit worden verwijderd.

De opvoeders die zich tegenover de tegenwoordige gelegenheid in de wereld geplaatst zien, [47] moeten erop toezien, dat er een gezonde basis wordt gelegd voor de komende beschaving; zij moeten ervoor zorgen dat die basis algemeen en universeel is, de waarheid weergeeft en de zaken opbouwend benadert. Deze inleidende stappen van de opvoeders van de verschillende landen zullen onvermijdelijk de aard van de komende beschaving bepalen. Zij moeten een renaissance van alle kunsten voorbereiden evenals een nieuwe onbelemmerde vlucht van de scheppende geest in de mens. Zij moeten grote nadruk leggen op die grootse momenten in de geschiedenis van de mens, waarop de goddelijkheid van de mens opvlamde, die hem nieuwe denkrichtingen en nieuwe manieren om plannen te maken gaven en zo de loop van de menselijke aangelegenheden voor altijd veranderden. Deze momenten brachten de Magna Charta voort; door de Franse Revolutie legden zij de nadruk op de begrippen vrijheid, gelijkheid en broederschap; zij formuleerden de Amerikaanse Wet voor de Rechten van de mens en tijdens de hoogtijdagen van onze tijd gaven zij ons het Atlantisch Handvest en de Vier Vrijheden. Deze zijn de grote begrippen, die de nieuwe tijd met zijn opkomende beschaving en toekomstige cultuur moeten beheersen. Wanneer aan de tegenwoordige jeugd de betekenis van deze vijf grote verklaringen wordt geleerd, en tegelijkertijd de nutteloosheid van haat en oorlog, dan is er hoop op een betere, gelukkigere en veiligere wereld.

Twee grote denkbeelden moeten de kinderen van elk land worden geleerd. Deze zijn: de waarde van het individu en het feit van de ene mensheid. De jongens en meisjes die in de oorlog leefden hebben door datgene wat om hen heen gebeurde gezien, dat het leven van de mens weinig waarde heeft; in de fascistische landen werd onderwezen dat het individu geen waarde heeft, behalve wanneer hij de plannen van de een of andere dictator — een Mussolini of een Hitler — uitvoert. In andere landen worden sommige mensen en sommige groepen — wegens hun overgeërfde positie of hun vele geld — als belangrijk beschouwd en de overige inwoners als van weinig belang. In nog weer andere landen beschouwt het individu zichzelf en zijn recht om datgene te doen wat hij verkiest als zo belangrijk, dat zijn verhouding tot het geheel totaal verloren is geraakt. Toch zijn de waarde van het individu en het bestaan van de eenheid die wij Mensheid noemen [48] op de nauwste wijze met elkaar verbonden. Hierop moet de nadruk worden gelegd. Deze twee beginselen zullen, wanneer zij op de juiste wijze onderwezen en begrepen worden, tot een intensieve cultuur van het individu leiden en daarna tot de erkenning van zijn verantwoordelijkheid, omdat het een integrerend deel is van het ene lichaam dat wij mensheid noemen.

In de tegenwoordige scholen (lagere, middelbare, hogescholen en universiteiten) kunnen we een onvolmaakt en symbolisch beeld zien van de drie doeleinden van de nieuwe opvoeding: beschaving, cultuur, eenmaking.

De lagere scholen zouden wij als de bewaarders van de beschaving kunnen beschouwen; zij moeten het kind geschikt maken voor burgerschap, het zijn plaats als een maatschappelijke, sociale eenheid leren kennen en de nadruk leggen op zijn verband met de groep, om hem op die manier gereed te maken voor het leiden van een intelligent leven, en de herinnering van het ras oproepen door middel van de gegeven cursussen om zo de basis te leggen voor zijn verhoudingen tot zijn medemensen. Lezen, schrijven en rekenen, eenvoudige geschiedenis (met de nadruk op de wereldgeschiedenis), aardrijkskunde en dichtkunst zullen moeten worden onderwezen. Zij moeten het kind bepaalde fundamentele en belangrijke feiten leren over het leven, over grondwaarheden, coördinatie en bestuur.

De middelbare scholen moeten zich als de bewaarders van de cultuur beschouwen; zij moeten de nadruk leggen op de grotere waarden van geschiedenis en literatuur en enig begrip van kunst bijbrengen. Zij moeten met de opleiding beginnen voor dat toekomstige beroep of die levenswijze, die het leven van de jongen of het meisje zal bepalen. Burgerschap zal in breder verband worden onderwezen, er zal op de wereld van werkelijke waarden worden gewezen, en er zal ook bewust en zeer bepaald idealisme worden aangekweekt. Op de praktische toepassing van de idealen zal de nadruk worden gelegd. Zij moeten de jeugd van de wereld zodanig onderrichten, dat zij de wereld van verschijnselen en de wereld van waarden en van bedoeling in haar bewustzijn zal beginnen samen te voegen. De jeugd moet beginnen de werelden van het objectieve, uiterlijke leven te verbinden met die van het innerlijke, subjectieve bestaan. Ik kies mijn woorden met zorg. [49]

Onze hogescholen en universiteiten moeten een nog hogere uitbreiding zijn van alles wat al gedaan is. Zij moeten de reeds opgetrokken structuur verfraaien en voltooien en moeten zich meer direct met de wereld van bedoeling bezighouden. Internationale problemen — op economisch, sociaal, politiek en godsdienstig gebied — moeten in beschouwing worden genomen en de man of vrouw moet nog nadrukkelijker met de wereld als één geheel worden verbonden.

Dit betekent op geen enkele wijze veronachtzamen van individuele of nationale problemen en ondernemingen, maar een pogen om deze in het geheel in te passen als integrale en werkzame delen, en zo de houdingen van afgescheidenheid te vermijden die de ineenstorting van onze moderne wereld teweeggebracht hebben.

De hogeschool of universiteit moet in werkelijkheid, op het gebied van opvoeding in de wereld, overeenkomen met de Hiërarchie; zij zouden de bewaarders moeten zijn van die methoden, technieken en systemen van denken en leven, die een mens met de wereld van zielen zullen verbinden en met het Koninkrijk van God, en niet alleen met andere mensen op het stoffelijk gebied; niet alleen met de verschijnselen, maar ook met de innerlijke wereld van waarden en van hoedanigheid.

Opnieuw herhaal ik, dat dit geschikt maken van een mens als bewoner van het Koninkrijk van God in wezen geen godsdienstige taak is die door de exponenten van de grote wereldgodsdiensten behandeld moet worden. Het behoort de taak te zijn van de hogere opvoeding, door doel en betekenis te geven aan alles wat reeds gedaan is. Indien u dit idealistisch en onmogelijk lijkt, laat ik u dan verzekeren, dat wanneer het Watermantijdperk in zijn volle bloei zal zijn, dit het verzekerde en erkende doel van de opvoeding van die tijd zal zijn.

De volgende tabel ontstaat als het ware vanzelf wanneer we het leerplan voor de jeugd voor de komende generaties samenstellen:

Lagere opvoeding                             Beschaving                                      Leeftijden 1—14

Middelbare opvoeding                       Cultuur                                             Leeftijden 14—21

Hogere opvoeding                             Geestelijk leven                               Leeftijden 21—28

Het zijn uitsluitend de economische noodzaak en de nadruk die wij op materiële zaken leggen, die de jonge mensen dwingen om te gaan werken voordat zij volwassen zijn. [50] Wij moeten er ook aan denken (en dit wordt in steeds breder kring erkend), dat het gehalte van de jonge kinderen, die nu in incarnatie komen, geleidelijk aan beter en hoger wordt. Zij zijn in veel gevallen abnormaal intelligent, en wat u (in uw technisch taalgebruik) hun IQ (intelligentiequotiënt) noemt, is dikwijls buitengewoon hoog. Het aantal kinderen waarbij dit het geval zal zijn, zal voortdurend toenemen, totdat de jonge mensen van 14 jaar de ontwikkeling en intelligentie bezitten van de briljante mannen en vrouwen die tegenwoordig aan de hogescholen en universiteiten studeren.

Ik kan u de waarheid van mijn verklaring niet bewijzen, maar een studie van het ras en van het moderne kind in onze hoog beschaafde landen zal u de tendens aantonen die mijn stelling bij uw eindoordeel geloofwaardiger zal maken. U doet er allen goed aan dit onderscheid tussen cultuur en beschaving zorgvuldig te bestuderen.

Om dezelfde waarheid in andere woorden weer te geven, en de werkelijk bovennormale mogelijkheden van de mens als een fundamentele stelling te erkennen, kunnen we zeggen dat:

De eerste poging van de opvoeding om het kind een grotere beschaving te geven zal bestaan in het oefenen en juist richten van zijn instincten.

De tweede plicht van de opvoeders zal bestaan in het tot stand brengen van de ware cultuur door het kind te oefenen in het juiste gebruik van zijn intellect.

De derde plicht van opvoeding zal zijn de intuïtie te wekken en te ontwikkelen.

Wanneer deze drie dingen ontwikkeld en werkzaam zijn, zullen we een beschaafd, gecultiveerd en geestelijk ontwaakt mens hebben. Zo'n mens zal instinctief correct en intellectueel gezond reageren en geestelijk ontwaakt zijn. Zijn ziel, zijn denkvermogen en zijn hersenen zullen functioneren zoals het hoort, en goed op elkaar zijn afgestemd, en zo opnieuw coördinatie en juiste éenlijnigheid voortbrengen. Er zal een dag komen waarop een overzicht gegeven wordt van de bijdragen van de drie grote continenten — Azië, Europa en Amerika — aan deze drievoudige ontplooiing, voor zover dit het Arische ras betreft. De luister van de mensheid moet echter in herinnering worden gehouden; deze bestaat hieruit, dat ieder ras diegenen heeft voortgebracht, die het hoogste uitdrukten [51] wat in hun tijd mogelijk was — mensen die in zichzelf de drievuldigheid van instinct, intellect en intuïtie verenigden. In de eerste stadia van de ontwikkeling van de mensheid waren hun aantallen naar verhouding gering, maar het proces van het bespoedigen van de ontwikkeling maakt snelle vorderingen, en tegenwoordig zijn er veel mensen die zichzelf geschikt maken voor de "hogere opvoeding" in de ware betekenis van het woord. Er zal nog veel meer tot stand gebracht worden, wanneer de opvoeders in de wereld het doel van het proces zullen gaan inzien, namelijk als een ontwikkeling die als één geheel ontworpen is, en die dan hun aandacht zullen schenken aan het oefenen van het instinct, het intellect en de intuïtie van het ras op een zodanige wijze, dat de hele training van achtentwintig jaar gezien zal worden als één geordend en geleid systeem, waarbij het doel duidelijk voor ogen wordt gehouden.

Het zal dan ook duidelijk zijn, dat zij die onderwezen moeten worden, beoordeeld zullen worden vanuit de gezichtshoeken die ik heb aangeroerd:

a.  Zij die geschikt zijn om de juiste beschaving te leren. Dit betreft het overgrote deel van de mensen.

b.  Zij die geschikt zijn om een culturele ontwikkeling te ontvangen. Dit omvat een zeer groot aantal.

c.   Zij die aan de waarden van de beschaving en cultuur die hoedanigheden kunnen toevoegen, die nodig zijn om, niet alleen in de drie werelden van instinctief en intellectueel leven werkzaam te zijn maar ook in de wereld van geestelijk "zijn", bewust als ziel te kunnen werken met een volledige continuïteit van bewustzijn en een volledig drievoudige integratie.

Niet allen kunnen de hogere graden bereiken en dit zal met begrip moeten worden aanvaard. De beoordeling van de geschiktheid zal gebaseerd worden op het begrijpen van de soorten stralen (de wetenschap van de esoterische psychologie), op het begrip van de toestand van de klieren en de fysiologische uitrusting, op bepaalde speciale onderzoeken, en op de nieuwe vorm van astrologie.

Ik wil hier een eenvoudig verzoek tot de ernstige student richten, namelijk na te denken over de volgende vier verklaringen: [52]

1. De antahkarana drukt de hoedanigheid uit van het magnetisme dat de deur opent tot het centrum van onderricht van de Grote Witte Loge.

2. De antahkarana is de bewuste integrerende kracht.

3. De antahkarana is het middel voor lichtoverbrenging.

4. De antahkarana heeft te maken met de continuïteit van de waarneming van de mens.

 

Het Proces van Ontplooiing

Ik wil graag aan de vorige analogie nog een andere toevoegen die dienen zal om in uw denkvermogen het proces van ontplooiing te verhelderen en het hele onderwerp (vanuit het gezichtspunt van het ras) nog duidelijker en scherper omlijnd te maken:

Algemene ontwikkeling van het ras        Beschaving        Pad van Loutering,

Training van de Intelligentsia                  Cultuur               Pad van Discipelschap.

Voortbrenging van de Verlichten             Verlichting          Pad van Inwijding.

Het zal u daarom duidelijk zijn, dat het enige doel van het toekomstige en tegenwoordige streven is, om de mensheid tot het punt te brengen waar zij — occult gesproken — "het licht binnentreedt". De tegenwoordige drang tot vooruitgang, die zo duidelijk kan worden waargenomen, wijst helemaal in de richting om het ras in staat te stellen kennis te verwerven en, door haar op de juiste wijze te begrijpen om te zetten in wijsheid, om zo "geheel verlicht" te worden. Verlichting is het voornaamste doel van onze opvoeding.

Het is juist op dit gebied van denken en van erkenning, dat het onderscheid wordt gevonden tussen het werk van de Boeddha en het werk van de Christus. De Boeddha bereikte "Verlichting" en was de eerste van onze mensheid die dat verwierf. Lagere graden van verlichting zijn dikwijls bereikt door veel Zonen van God, die voor die tijd leefden. Door datgene wat Boeddha verwierf en door zijn eigen stadium in evolutie werd de Christus in staat gesteld een nieuw tijd­perk in te leiden en een nieuw doel in te stellen, waardoor het voor een ander goddelijk beginsel mogelijk werd tot openbaring te komen en [53] algemene erkenning te verwerven. Hij leidde het "tijdperk van liefde" in en gaf aan de mensen een openbaring van een nieuw goddelijk aspect, dat van de liefde. De Boeddha vormde het hoogtepunt van het "tijdperk van kennis". Met de Christus begon het "tijdperk van liefde". Beiden tijdperken belichamen en openbaren twee grote goddelijke beginselen. De nieuwe opvoeding is dus mogelijk gemaakt door het werk van de Boeddha. Dit zal voor u een aanwijzing zijn hoe langzaam de evolutie vordert. De nieuwe godsdienst is mogelijk gemaakt door het werk en het leven van de Christus. Esoterisch gesproken zijn de bloembladen van kennis van de egoïsche lotus van de mens ontplooid en de Boeddha bespoedigde het snelle plaatsvinden van dit gebeuren. Nu ontplooien zich ook de bloem­bladen van liefde van de egoïsche lotus van de menselijke familie — de snelheid van dit gebeuren is het resultaat van het werk van de Christus. Kunt u de betekenis begrijpen van wat ik u probeer te vertellen, en kunt u de bedoeling vatten van wat ik u ga zeggen?

De punten die ik u voor wil leggen zijn de volgende:

Omdat de drie bloembladen van kennis van de egoïsche lotus van de mens, vanuit het standpunt van het ras gezien, ontplooid zijn, (en wanneer ik het woord "ras" gebruik, bedoel ik de menselijke familie en niet het Arische ras), is het nu mogelijk geworden dat de bloembladen van liefde zich ontplooien. De energie, die vanuit de buitenste kring van bloembladen stroomt, heeft een drievoudig gevolg gehad:

1. Zij heeft het hele lichaam van de mensheid bezield en de tegenwoordige snelheid, de intelligente (of moet ik zeggen "intellectuele") beschaving en onze moderne cultuur, waar die ook gevonden wordt, voortgebracht. Het brein van de mensheid is nu open voor bezieling; vandaar de massaopvoeding.

2.   Zij heeft een kanaal geopend door middel waarvan de bloembladen van liefde het astraallichaam van de mensheid kunnen bezielen en de mensheid zo tot algemene samenwerking en groepsliefde leiden. Het hart van de mensheid is nu open voor bezieling, vandaar de filantropische en goede‑wil bewegingen en de instellingen voor maatschappelijk welzijn in de tegenwoordige tijd.

3. Zij zal tenslotte de bezieling van het lichaam van het denkvermogen mogelijk maken door middel van de bloembladen van wil of opoffering, en [54] dit zal besef van het Plan, gericht doel en groepssynthese met zich meebrengen.

Het eerste van deze drie bloembladen van kennis opende zich in de Lemurische tijd en bracht een zekere mate van licht met betrekking tot het bewustzijn van de mensheid op het stoffelijk gebied. Het tweede opende zich in de Atlantische tijd en bracht licht op het astraalgebied. En in ons ras, het Arische, opende het derde bloemblad zich en bracht het licht van mentale kennis aan de mens. Zo werd (in de drie rassen) de zware taak volbracht, de drievoudige geopenbaarde wereld, stoffelijk, astraal en mentaal te bezielen en werd de energie van de intelligentie een machtige, heersende factor. Nu is een begin gemaakt met de taak om de mens met de energie van liefde te bezielen. Er worden goede vorderingen gemaakt en de gevolgen zullen (omdat zij afkomstig zijn van het tweede aspect van goddelijkheid) zeer gemakkelijk worden voortgebracht, en in het gebied van bewuste waarneming. Ik zeg u dit om u te bemoedigen.

Door de werkzaamheid van de energie van kennis hebben we:

beschaving - cultuur - verlichting

en in het tweede geval zullen we hebben:

samenwerking - Liefdevol begrijpen - groepsliefde.

Er zijn hogere overeenkomsten waarvoor we nu nog geen geschikte woorden hebben.

Samenwerkende goede wil is alles wat in deze tijd van het merendeel der mensen kan worden verwacht, en dit is de sublimatie van de krachten die door beschaving zijn vrijgemaakt. Liefdevol begrijpen hoort het kenmerk te zijn van de culturele en wijzere groep, plus de bekwaamheid de wereld van bedoeling met de wereld van uiterlijke gevolgen met elkaar in verbinding te brengen. Denk over deze uitspraak na. Groepsliefde is en moet het voornaamste kenmerk zijn van de verlichten der wereld en is in deze tijd de stuwkracht van de Meesters van Wijsheid tot aan de tijd dat er genoeg discipelen zijn om deze bijzondere kracht uit te drukken. [55]

Wanneer de bloembladen van wil of opoffering van de egoïsche lotus van de mens zijn ontvouwd, zal er een nog hoger drievoud van overeenkomsten verschijnen. Deze zullen gekend worden als:

Deelneming - Doel - Neerslag.

Daarom zullen er als gevolg van de evolutionaire processen in de mensheid de volgende soorten krachten of energieën vrijkomen, die ieder voor zich zekere bepaalde hoedanigheden te zien geven en samengaan met het openen van de bloembladen van de lotus van de mens.

OPVOEDING EN WETENSCHAP [56]

I. Bloembladen van Kennis              Beschaving                    Cultuur                           Verlichting

                                                         De meeste mensen       De Intellectuelen            De Geestelijke Mens

                                                         Pad van Loutering         Pad v. Discipelschap      Pad van Inwijding

Plus

GODSDIENST EN FILOSOFIE

II. Bloembladen van Liefde              Samenwerking                Liefdevol begrijpen         Groepsliefde

                                                         De Intellectuelen             Wereld Aspiranten          De Hiërarchie

Plus

BESTUUR EN MAATSCHAPPELIJKE ORDE

III. Bloembladen van Wil                  Deelname                        Doel                                 Neerslag

     en Opoffering                              (aan het Plan)                  (Gerichte Wil van             (van het Plan door

                                                                                                  alle Discipelen)                de Hiërarchie)

In de tabel kunt u zien, dat de bloembladen van liefde inderdaad tekenen van ontplooiing tonen en dat zal u de mogelijkheid van bepaalde gebeurtenissen waarop gehoopt wordt, duidelijk maken. De wereld moet op geregelde wijze en in de juiste orde haar loop vervolgen. Voortijdige gebeurtenissen zijn gewoonlijk noodlottig.

Dit alles betreft de culturele ontplooiing van het ras en deze vordert snel. Wanneer de bepalende factoren beter begrepen en hun methoden en doel ingezien worden, zullen we, van de zijde van hen die belangstellen in opvoeding, een poging zien om sneller voortgang te maken; dit zal het verwerven van cultuur door het merendeel van de mensen versnellen, evenals het bereiken van verlichting door de meer intellectuele groep.

Er is één punt, waar ik de aandacht op wil vestigen. In de toekomst zal verlichting in de eerste plaats vanuit intellectueel standpunt bezien worden en het gehele onderwerp zal mentaal benaderd worden en niet zozeer (zoals dat nu het geval is) vanuit godsdienstig oogpunt. Verlichting, mysticisme en godsdienst gingen hand in hand. Een van de belangrijkste bijdragen tot de ontplooiing van het ras in de tegenwoordige tijd is de groeiende erkenning dat geestelijkheid niet verward moet worden met, en niet beperkt is tot, het aannemen en volgen van de voorschriften die vervat zijn in de Heilige Schriften van de wereld; geestelijkheid kan niet onderdrukt worden door de gevolgtrekkingen uit deze Geschriften van een orthodoxe priesterkaste noch kunnen de gedachtegangen van oude theologieën ons leiden. God kan gekend worden door zijn werken en deze werken kunnen gemakkelijker door de openbaringen [57] van de wetenschap worden gewaardeerd dan door de lofzangen, gebeden en predicaties van de kerken in de hele wereld. Wat zal dan de taak van de kerken zijn in de toekomst? En wat zal het voornaamste werk en het hoofddoel zijn van de komende nieuwe godsdienst? In de eerste plaats zal dat doel zijn het doen ontplooien van de bloembladen van liefde om op die manier een tijdperk van werkelijke samenwerking, liefdevol begrijpen en groepsliefde in te leiden. Dit zal tot stand gebracht worden door de mensheid en de enkeling te trainen in de regels van Juiste Benadering.

De grondtoon van de nieuwe opvoeding is in wezen het leven op de juiste wijze te vertolken en het verleden en het heden in verband te brengen met de toekomst van de mensheid; de grondtoon van de nieuwe godsdienst moet en behoort de juiste toenadering tot God te zijn, die transcendent in de natuur en immanent in de mens is, terwijl de grondtoon van de nieuwe wetenschap, van politiek en van bestuur juiste menselijke verhoudingen zal zijn, en hiertoe zal de opvoeding het kind moeten voorbereiden.

Zij, die in deze drie groepen werken moeten uiteindelijk ten nauwste samenwerken. Het is de bedoeling dat de nieuwe opvoeding de mensheid geschikt maakt elkaar te begrijpen en intelligent te werken. In de bovenstaande verklaringen en in wat ik u reeds vroeger meedeelde, vindt u de aanduidingen die ik in verband met de culturele ontwikkeling van het ras wilde geven. De ware geschiedenis van de mensheid, die lang en vol verscheidenheid is en die verloren ging in de speculatieve aanduidingen van de esoterici (die, wanneer zij waar zijn, toch zelden bewezen kunnen worden), hebben de mensheid tot een punt in de evolutie gebracht, waarin het licht van kennis definitief tot in de donkere plaatsen van de aarde doordringt. Er is nu een massa informatie beschikbaar voor degenen die kunnen lezen en schrijven — en hun aantal groeit iedere dag — terwijl de verkeers- en communicatiemiddelen de tijd praktisch heb­ben overwonnen en de hele wereld tot één functionerende eenheid hebben samengebracht. In alle beschaafde landen begint men ook een zeer hoog opvoedkundig peil te bereiken. De doorsnee burger bezit een zeer grote hoeveelheid gegevens over elk denkbaar onderwerp. Veel van deze gegevens zijn slecht verwerkt en [58] onbruikbaar, maar leiden niettemin tot een algemene opvoering van het mentale proces. De productiviteit van de gedachten van de mensen, vastgelegd in geschriften of in redevoeringen, die datgene wat oud of nieuw en modern is en dat wat oppervlakkig en relatief waardeloos is bevatten, is nu zo enorm groot dat het onmogelijk is om dat allemaal in zich op te nemen, en bovendien is de levensduur van een boek kort. Om de kroon op al dit werk te zetten is er een duidelijk streven merkbaar om de hulpbronnen van de opvoeding binnen het bereik van ieder mens op onze planeet te brengen. Hierin zal men tenslotte slagen en de soort opvoeding waarnaar gestreefd wordt, zal het volgende tot stand brengen, waardoor de basis voor de toekomstige ontwikkeling van de hogere en betere opvoeding wordt gelegd:

1. Het beschikbaar maken voor de doorsnee burger van datgene wat in het verleden "aan het licht" gekomen is.

2. Het wekken van belangstelling voor de nieuwe wetenschappen en kennis die in deze tijd aan het licht komen.

3. Het ontwikkelen van het geheugen en het vermogen om dat wat aan het denkvermogen wordt voorgelegd te herkennen.

4. Het met elkaar in verband brengen van verleden en heden.

5. Het oefenen, opleiden en onderrichten van burgers in de rechten en de aard van bezit, waarbij de aandacht gevestigd zal worden op de processen van het genieten en het juiste gebruik van de materiële en intellectuele giften van het leven en hun verband met de groep.

6. Het aangeven van het juiste beroep na de volbrachte studie.

7. Het onderwijzen van de methoden waardoor de coördinatie van de Persoonlijkheid tot stand kan worden gebracht.

Dit alles zal de mens het strijdperk van het leven doen betreden met een bepaalde hoeveelheid kennis van wat hij in het verleden ontdekt heeft en dat zijn intellectuele erfenis is; met een bepaalde hoeveelheid mentale werkzaamheid die nog verder ontwikkeld en geoefend kan worden indien de mens dat zelf wenst en tot stand kan brengen door zich op de juiste wijze in zijn omgeving te gedragen; met bepaalde mentale idealen, dromen en bespiegelingen, die tot waardevolle eigendommen kunnen worden omgezet indien de mens met volharding is begiftigd en zijn verbeeldende vermogens niet zijn afgestompt door een onevenwichtig en opgelegd [59] leerplan, en indien hij gelukkig genoeg is geweest een wijze leraar te hebben gehad, evenals enige oudere vrienden, die hem begrepen.

Het zal u duidelijk zijn dat de taak van de nieuwe opvoeding is om het beschaafde deel van de mensen tot het punt te brengen waarop zij cultureel ontwikkeld zijn en op overeenkomstige wijze het cultuur bezittende deel van de mensheid onderricht te geven op de manier zoals dat bij de Verlichten gebeurt. Tenslotte zal men merken dat wat nu in de scholen voor esoterici wordt onderwezen deel zal uitmaken van het erkende leerplan dat voor de komende generatie zal dienen en dat het onderricht dat nu aan de gevorderde, denkende mensen in de wereld wordt gegeven, aangepast zal worden aan de behoeften van de jeugd van die generatie.

 

De Aard van Esoterie

 

De opvoeders in de nieuwe tijd zullen steeds meer nadruk leggen op de esoterische benadering en het zal daarom nuttig kunnen zijn, als ik hier esoterie tracht te definiëren in termen, die passen bij de gemiddelde intelligentie van studenten in de esoterie en bij hun punt van evolutie. Ik wil u eraan herinneren dat ware esoterie veel dieper gaat (gezien vanuit het standpunt van de Hiërarchie) dan u op dit moment kunt beseffen.

Een van de meest ongeschikte definities van esoterie is, dat zij zich bezighoudt met datgene wat geheimgehouden wordt en verborgen is en dat, zelfs wanneer vermoed wordt wat het is, toch onbekend blijft. De gevolgtrekking hieruit is dat men om een esotericus te zijn bij diegenen moet behoren die in een bepaald geheim gebied, dat voor de gewone student verboden is, proberen door te dringen. Indien dit alles was, dan zou ieder wetenschapsmens en iedere mysticus de benadering van het mentale type en van het ontwikkelde emotionele type voorstellen van de wereld van esoterie en van de verborgen werkelijkheden. Dit zou evenwel geen juiste voorstelling zijn. De mysticus is nooit een ware esotericus omdat hij zich in zijn bewustzijn niet bezighoudt met energieën en krachten, maar met dat vage "Andere" (dat God, de Christus, of de Geliefde wordt genoemd) en daardoor in werkelijkheid met dat wat de honger van zijn ziel stilt. De wetenschapsmens die [60] nu zo snel in de wereld van krachten en energieën doordringt en deze hanteert, is in werkelijkheid de ware esotericus — zelfs indien hij, bij zijn pogingen om de gezochte energieën te beheersen, hun oorsprong ontkent. Dat is van betrekkelijk weinig belang; later zal hij de bron waaruit zij voortkomen erkennen.

Voor allen die esoterie proberen te begrijpen of studenten in de esoterie proberen te onderrichten, geldt als fundamentele benaderingswijze nadruk leggen op de wereld van energieën en erkennen dat achter alle gebeurtenissen in de wereld van verschijnselen (en daarmee bedoel ik de drie werelden van menselijke evolutie), de wereld van energieën staat; deze energieën zijn van de grootste verscheidenheid en samenstelling, maar alle bewegen en werken zij onder de Wet van Oorzaak en Gevolg. Het is daarom nauwelijks nodig dat ik de zeer praktische aard van deze omschrijving en haar toepassingsmogelijkheid in het leven van de individuele aspirant, in het gemeenschapsleven en in wereldaangelegen­heden of op de gebieden die onmiddellijk de toestanden aangeven van de experimenteel toegepaste geestelijke energieën die voortdurend de wereld van verschijnselen proberen te beïnvloeden of er contact mee te maken, aanduid. Dit geschiedt onder geestelijke leiding met als doel het Plan ten uitvoer te brengen. Bovenstaande verklaring is door haar belangrijkheid van fundamentele aard; alle andere omschrijvingen zijn erin begrepen en zij is de eerste belangrijke waarheid over esoterie die geleerd en toegepast moet worden door iedere aspirant, die zoekt naar het mysterie en de alzijdigheid van datgene wat de werelden in beweging brengt en wat aan het evolutieproces ten grondslag ligt.

De eerste taak van de esotericus is de aard van de energieën te leren begrijpen, die zijn wezen trachten te bepalen en die op het stoffelijk gebied tot uitdrukking komen door middel van zijn uitrusting of voertuig van openbaring. De student in esoterie moet daarom begrijpen, dat:

1. Hij een aggregaat van krachten is die hij geërfd heeft en die bepaald zijn door datgene wat hij geweest is, plus een grote tegenwerkende kracht die geen beginsel is en die wij het stoffelijk lichaam noemen. [61]

2. Hij gevoelig is voor, en zich steeds meer bewust behoort te zijn van bepaalde energieën die hem nu nog onbekend en van geen nut zijn; deze energieën moet hij uiteindelijk eerst waarnemen, als hij dieper in de wereld van de verborgen krachten wil doordringen. Het zijn misschien energieën, die slecht voor hem zouden zijn indien hij er mee ging werken, die moeten daarom goed onderscheiden worden en niet worden gebruikt; er zijn andere energieën die hij wel moet leren gebruiken, want zij zouden heilzaam voor hem blijken te zijn, zouden zijn kennis verruimen, en moeten daarom als goed beschouwd worden. Onthoud echter dat energieën als zodanig noch goed, noch slecht zijn. De Grote Witte Loge, onze geestelijke Hiërarchie, en de Zwarte Loge gebruiken dezelfde universele energieën, maar met verschillende motieven en doeleinden; beide groepen bestaan uit getrainde esoterici.

De esotericus, die getraind wordt, moet zich daarom:

1. Bewust worden van de aard van de krachten die zijn persoonlijkheidsuitrusting vormen en die hijzelf op magnetische wijze in de drie werelden tot uitdrukking bracht. Zij vormen een combinatie van actieve krachten; hij moet het onderscheid leren tussen de zuiver stoffelijke energie, die automatisch reageert op andere innerlijke energieën, en de energieën die van de emotionele en mentale gebieden van bewustzijn komen en die geconcentreerd worden in het etherisch lichaam dat op zijn beurt zijn stoffelijk voertuig in beweging zet en tot bepaalde werkzaamheden aandrijft.

2. Gevoelig worden voor de aandrijvende energieën van de Ziel, die afkomstig zijn van de hogere mentale gebieden. Deze energieën proberen de krachten van de drievoudige mens te leiden, wanneer een bepaald punt in evolutie is bereikt.

3. De energieën herkennen die in zijn [62] omgeving heersen, en deze niet te zien als gebeurtenissen of omstandigheden maar als energie in werking; hierdoor leert hij zijn weg vinden achter het toneel van de uiterlijke gebeurtenissen, namelijk in de wereld van energieën, waarmee hij contact probeert te krijgen om ze geschikt te maken voor het tot stand brengen van bepaalde uitwerkingen. Op die manier krijgt hij toegang tot de wereld van bedoeling. Gebeurtenissen, omstandigheden, voorvallen en stoffelijke verschijnselen van iedere soort zijn eenvoudig symbolen van wat er in de innerlijke werelden gebeurt en het zijn deze werelden waarin de esotericus moet binnengaan voor zover zijn waarneming dat mogelijk maakt; hij zal achtereenvolgens werelden ontdekken die hij niet anders dan op wetenschappelijke wijze kan binnengaan.

4. Voor de meeste aspiranten blijft de Hiërarchie zelf een esoterisch gebied, dat om ontdekking vraagt en een "binnendringen" zal aanvaarden. Ik kies mijn woorden zorgvuldig, in de poging om een esoterische reactie van uw kant op te wekken.

Verder dan dit punt van het bestemde doel voor de mensheid tracht ik niet te gaan; voor ingewijden en discipelen die nog niet de Transfiguratie‑Inwijding ondergingen blijven de hogere gebieden van gewaarwording en de "geheime plaats van de Allerhoogste" (de Raadskamer van Sanat Kumara) diep esoterisch. Het is een hoger gebied van energieën: planetaire, buitenplanetaire en interplanetaire; met deze energieën hoeven de opvoeders zich niet bezig te houden en aan de staf van leraren van een esoterische school wordt niet gevraagd er beschouwingen over te geven. De taak van de leraren is de studenten te oefenen in het herkennen van energieën en krachten en hen te leren onderscheid te maken tussen de verschillende soorten energie zowel in verband met henzelf als met de wereldaangelegenheden, en te beginnen om dat wat gezien en ondervonden wordt in verband te brengen met datgene wat niet wordt gezien en dat beheersend en bepalend is. Dit is de esoterische taak.