Navigeren in de hoofdstukken van dit boek

BRIEF V - GEVAREN DIE TIJDENS MEDITATIE MOETEN WORDEN VERMEDEN - Deel 1

BRIEF V

GEVAREN DIE TIJDENS MEDITATIE MOETEN WORDEN VERMEDEN

1.    Gevaren inherent aan de Persoonlijkheid

2.    Gevaren die uit Karma voortkomen

3.    Gevaren die uit subtiele krachten voortkomen

[88]

Gevaren die tijdens Meditatie moeten worden Vermeden

22 juli 1920

Het Achterhouden van Inlichtingen

Wij hebben nu een punt bereikt waar de grondslagen van kennis zijn gelegd — de kennis die in de verstandige studerende het verlangen heeft opgeroepen zich aan de noodzakelijke voorschriften te onderwerpen, aan de voorgeschreven eisen te voldoen en de verstandelijk begrepen begrippen tot praktische ervaringen in het dagelijkse leven te maken. Dit verlangen is wijs en gerechtvaardigd en het doel van al wat is meegedeeld, maar op dit ogenblik is het misschien verstandig een waarschuwend woord te laten horen, op bepaalde gevaarlijke mogelijkheden te wijzen en de studerende te zeggen op zijn hoede te zijn voor een enthousiasme dat hem langs paden kan voeren die zijn ontwik¬keling zullen belemmeren en waardoor trillingen kunnen ontstaan die hij ten slotte zal moeten elimineren. Dit houdt vertraging in en een herhalen van werk, hetgeen hij, indien hij dit tijdig had beseft, had kunnen voorkomen.

Bepaalde verklaringen en instructies kunnen niet schriftelijk aan de studerende worden gegeven en wel om drie redenen:

1.    Sommige instructies  worden altijd mondeling gegeven, aangezien zij een beroep op de intuïtie doen en niet geschikt zijn om door het lagere denkvermogen overdacht en logisch beredeneerd te worden. Bovendien bevatten zij elementen van gevaar, indien zij worden voorgelegd aan hen die er niet rijp voor zijn.

2.    Sommige instructies behoren tot de geheimen van het Pad en gelden voor- namelijk voor de groepen waarmee de studerende is verbonden. Zij kunnen alleen worden gegeven in het gezamenlijk onderricht buiten het stoffelijk lichaam. Zij hebben betrekking op het oorzakelijk lichaam van de groep, op bepaalde geheimen van de straal, en het inroepen van de bijstand van de hogere deva’s [89] om gewenste resultaten te verkrijgen. De daaraan ver- bonden gevaren zijn te groot dan dat het toegestaan kan worden ze in het openbaar mee te delen. De occulte uitwerking van het gesproken woord en die van het geschreven woord verschillen van elkaar en zijn belangwekkend. Niet voordat de tijd is aangebroken dat u een wijze Leraar in zijn stoffelijke incarnatie in uw midden hebt en het voor Hem mogelijk is zijn leerlingen om zich heen te verzamelen om hun op die wijze de bescherming van zijn aura en de stimulerende trilling ervan te verlenen, en niet voordat de wereldomstandigheden een bepaalde periode van ontspanning uit de huidige druk en onzekerheid toelaten, zal het mogelijk zijn vormen, aanroepen en mantrams van een speciale aard mee te delen; ook is het niet mogelijk de centra te wekken vooruitlopend op het noodzakelijke evolutietempo, uitgezonderd in enkele individuele gevallen, waar bepaalde leerlingen (misschien zonder dat zij er zich bewust van zijn) worden onderworpen aan bepaalde processen waardoor hun trilling in hoge mate wordt versneld. Dit gebeurt slechts met enkele mensen in elk land door bemiddeling van H.P.B. en staat onder rechtstreeks toezicht van een Meester.

3.     Inlichtingen over het inroepen van deva’s bij meditatie kunnen nog niet, zonder dat zij gevaar opleveren, aan enkelingen worden verstrekt, ofschoon er een begin is gemaakt met groepen, zoals in de rituelen van de vrijmetselarij en van de kerk. Formules die de lagere deva’s onder de heerschappij van de mens brengen, kunnen nog niet worden vrijgegeven. Die macht kan nog niet aan menselijke wezens worden toevertrouwd, omdat het merendeel slechts door zelfzuchtige begeerten wordt aangedreven en die macht voor zijn eigen doeleinden zou misbruiken. De wijze leraren van de mensheid achten zoals ik meen al eerder gezegd te hebben — de gevaren van te weinig kennis geringer dan de gevaren van te veel kennis en zij zijn van oordeel dat het mensdom ernstiger kan worden belemmerd door het verkeerd toepas- sen van verworven vermogens door beginnende occultisten dan door gebrek aan kennis, dat geen karmische gevolgen verwekt. De verworven vermogens tijdens meditatie, de [90] verkregen bekwaamheid door de aanpassing van de lichamen door middel van meditatie, de vermogens die in elk voertuig door bepaalde formules in meditatie worden ontwikkeld, het hanteren van de stof, wat een van de werkzaamheden van de occultist is (het resultaat van juist aangepaste voertuigen die volmaakt reageren op de toestanden van een gebied), en het verkrijgen van het oorzakelijk bewustzijn — een bewustzijn dat de gave meebrengt al het lagere in zichzelf te omvatten —, dit alles is van een te ernstige aard om er zich luchtig van af te maken, en in het oefenen van mensen langs deze lijnen worden slechts diegenen aangemoedigd waar de leraar op kan vertrouwen. In welk opzicht vertrouwen? Vertrouwen dat zij in groepstermen denken en niet in termen van het zelf, vertrouwen dat zij de verkregen kennis omtrent de lichamen en het karma van de om- ringende metgezellen alleen zullen gebruiken om hun op verstandige wijze bijstand te verlenen en niet voor zelfzuchtige doeleinden; vertrouwen dat zij de occulte vermogens toepassen tot het bevorderen van de evolutie en voor de ontwikkeling op alle gebieden van de evolutieplannen, zoals zij door de drie Grote Heren zijn ontworpen.

Laat mij dit toelichten:

Wat met meditatie wordt bereikt, wanneer men deze regelmatig en volgens de juiste instructies   verricht, is de overdracht van het bewustzijn van het lagere zelf naar het hogere. Hierdoor wordt het vermogen ontwikkeld op oorzakelijke hoogten te zien, intuïtief feiten in het leven van anderen te herkennen, gebeurtenissen  en voorvallen te voorzien en de betrekkelijke waarde van een persoonlijkheid te onderkennen. Dit kan slechts worden toegestaan wanneer de studerende zwijgzaam, onzelfzuchtig en standvastig is. Wie beantwoordt tot dusverre aan al deze vereisten?

Ik tracht u een algemeen denkbeeld te geven van de gevaren die voortvloeien uit een te vroegtijdige ontwikkeling van verworven vermogens door middel van meditatie. Nog een enkel woord wil ik zeggen — niet om u te ontmoedigen — maar om aan te dringen op stoffelijke reinheid, emotionele standvastigheid en mentaal even- wicht, voordat de studerende zich grotere kennis verschaft. Slechts [91] wanneer het kanaal zich voor de intuïtie opent en zich voor de dierlijke aard sluit, kan de mens op verstandige wijze met zijn werk verdergaan. Pas wanneer het hart zijn vermogen vergroot om met alles wat ademt, mee te lijden, alles waarmee het in aanraking komt, lief te hebben en de minst gewenste van Gods schepselen te begrijpen en met hen mee te voelen, kan het werk zich voltrekken zoals verlangd wordt. Pas wanneer de ontwikkeling gelijkmatig verloopt, het intellect een niet al te grote voorsprong op het hart heeft en de mentale trilling de hogere trilling van de Geest niet buitensluit, kan het de studerende worden toevertrouwd vermogens te verwerven die, indien verkeerd gebruikt, een ramp teweeg kunnen brengen zowel voor zijn omgeving als voor hemzelf. Pas wanneer hij geen andere gedachten koestert dan die welke de bedoeling hebben de wereld te helpen, kan erop worden vertrouwd dat hij de denkstof op verstandige wijze zal hanteren. Pas wanneer hij geen andere verlangens heeft dan de plannen van de Meester te kennen om te kunnen helpen die plannen in open- baring te verwezenlijken, kunnen hem de formules worden toevertrouwd waardoor de deva’s van lagere aard onder zijn heerschappij zullen komen. De gevaren die de onbezonnen studerende omringen, zijn zo groot en de risico’s daaraan verbonden zijn er zoveel, dat ik, voor ik verderga, aan wil dringen op voorzichtigheid.

Laat ons nu enkele gevaren, waarvoor de mens die vorderingen maakt in meditatie zich moet hoeden, afzonderlijk omschrijven en opnoemen. Sommige zijn aan de ene oorzaak en andere aan een andere oorzaak te wijten; wij zullen ze nauwkeurig specificeren.

1.    Gevaren inherent aan de Persoonlijkheid van de leerling. Zij zijn, zoals u kunt verwachten, in drie groepen ondergebracht, namelijk stoffelijke, emotionele en mentale gevaren.

2.    Gevaren die voortkomen uit het karma van de leerling en vanuit zijn omgeving. Deze vallen eveneens onder drie groepen: [92] 

a.    Het karma van zijn tegenwoordige leven, zijn eigen individuele "niet te overschrijden grens", zoals deze in zijn huidige leven tot uitdrukking komt.

b.    Zijn nationale erfelijkheid en instincten, zoals bijvoorbeeld of hij een westers of een oosters type van lichaam bezit.

c.    Zijn groepsverwantschap, hetzij exoterisch of esoterisch.

3.    Gevaren die voortkomen uit de subtiele krachten die u door onwetendheid kwaad noemt; zulke gevaren bestaan in aanvallen op de leerling door van buitenaf komende wezens die zich op een of ander gebied bevinden. Deze wezens kunnen eenvoudig menselijke wezens zijn buiten het stoffelijk lichaam; zij kunnen de bewoners zijn van andere gebieden, die niet menselijk zijn; later, wanneer de studerende belangrijk genoeg is om de aandacht te trekken, kan de aanval komen van de zijde van hen die zich alleen met de stof inlaten om geestelijke groei te belemmeren — het zijn de zwarte magiërs, de duistere broeders en andere krachten die vernietigend lijken. Dit is slechts schijnbaar zo (gezien vanuit het standpunt van tijd en in onze drie werelden) en het is slechts een uitvloeisel van het feit dat onze Logos zelf eveneens evolueert, en het is afhankelijk (gezien vanuit het standpunt van de oneindig Groteren die Hem in zijn ontwikkeling bijstaan) van zijn tijdelijke onvolmaaktheden. De onvolmaaktheden van de natuur zoals wij het noemen — zijn de tekortkomingen van de Logos en zullen ten slotte worden overwonnen.

Ik heb vanochtend voor u het materiaal in grote lijnen aangegeven en ik zal trachten het in de volgende dagen uit te werken.

24 juli 1920

De gevaren die de studerende tijdens de meditatie omringen, zijn afhankelijk van veel factoren, en het zal niet mogelijk zijn meer te doen dan in het kort te wijzen op bepaalde dreigende omstandigheden, te waarschuwen tegen bepaalde rampzalige mogelijkheden en de leerling opmerkzaam te maken op de gevolgen die zich [93] kunnen voordoen door overmatige inspanning, door een te buitensporige ijver en een sterk éénpuntig gericht zijn, wat tot een onevenwichtige ontwikkeling kan leiden. Zich op één punt richten is een deugd, maar het moet een gerichtheid zijn op de bedoeling en het doel en niet op datgene wat slechts een werkwijze ontwikkelt met uitsluiting van al het andere.

De gevaren van meditatie zijn voor een groot deel de gevaren van onze deugden en daarin schuilt veel van de moeilijkheid. De gevaren komen grotendeels voort uit een scherp verstandelijk begrip dat het vermogen van de lagere voertuigen, in het bijzonder het grofstoffelijke, ver vooruit is. Aspiratie, concentratie en vastbeslotenheid zijn noodzakelijke deugden, maar indien ze zonder onderscheidingsvermogen worden gebruikt en zonder begrip voor tijd in de evolutie kunnen zij leiden tot ondermijning van het stoffelijk voertuig, waardoor alle vooruitgang in een bepaald leven zal worden vertraagd. Heb ik dit punt voldoende duidelijk gemaakt? Ik tracht slechts de absolute noodzakelijkheid voor degene die het occultisme bestudeert naar voren te brengen dat hij een krachtig, gezond verstand moet hebben als een van zijn fundamentele hoedanigheden, gepaard aan een gezond begrip voor verhoudingen dat tot gepaste voorzichtigheid leidt en tot een benadering van de methode, noodzakelijk voor de onmiddellijke behoefte. Tot degene die dan ook met heel zijn hart het proces van occulte meditatie onderneemt, zou ik kort en bondig het volgende willen zeggen:

a.    Ken uzelf.

b.    Ga langzaam en voorzichtig voorwaarts.

c.    Bestudeer de uitwerking.

d.    Kweek het besef aan dat de eeuwigheid lang is en dat datgene wat langzaam wordt opgebouwd voor altijd standhoudt.

e.    Streef naar regelmatigheid.

f.     Besef steeds dat de waarlijke geestelijke gevolgen in het exoterische leven van dienst tot uitdrukking komen.

g.    Onthoud tevens dat psychische verschijnselen geen aanwijzing zijn van een welgeslaagde meditatie. De wereld zal de uitwerking zien en daarnaar [94] oordelen, beter dan de studerende zelf. Vooral zal de Meester het weten, want de resultaten zullen voor Hem op oorzakelijke niveaus zichtbaar zijn, lang voordat de mens zelf zich van enige vooruitgang bewust is.

Laten we nu deze punten in detail bespreken.

Gevaren inherent aan de Persoonlijkheid

Laten we daarom eerst die gevaren beschouwen die zeer sterk betrokken zijn bij het eigen persoonlijk leven van de mens en die afhankelijk zijn van zijn drie lichamen, hun afzonderlijke gesteldheid en hun onderlinge verhouding. Dit onderwerp is zo omvangrijk, dat het niet mogelijk is meer te doen dan op enkele resultaten, als gevolg van bepaalde omstandigheden, te wijzen; ieder mens heeft zijn eigen problemen en elk lichaam veroorzaakt een van dat van een ander verschillende reactie en iedere totaliteit wordt in haar drievoudige aard beïnvloed door haar eenlijnigheid of haar gebrek aan eenlijnigheid. Laten we eerst elk lichaam apart bespreken en dan in hun drievoudige totaliteit. Op deze wijze kunnen enkele speciale feiten worden meegedeeld.

Ik begin met het mentaallichaam, omdat dit voor degene die mediteert het centrum vormt van zijn pogen en tevens het lichaam is dat zijn twee lagere voertuigen bestuurt Degene die op juiste wijze mediteert, tracht zijn bewustzijn uit zijn stoffelijk lichaam en uit zijn emotielichaam terug te trekken en op het gebied van denken te richten of het vast te houden in het lichaam van het lagere denkvermogen. Na dit te hebben bereikt, tracht hij boven dat lagere denkvermogen uit te stijgen en gericht te zijn in het oorzakelijk lichaam, gebruik makend van de antahkarana als het ver- bindingskanaal tussen het hogere en het lagere, terwijl het stoffelijk brein niet meer is dan de rustige ontvanger van wat uit het Ego of het hoger Zelf en later uit de drievoudige Geest, de Triade, wordt overgedragen. Het te verrichten werk noodzaakt ertoe dat men vanaf de omtrek naar binnen werkt, met een daaruit voortvloeiende centralisatie. Na die [95] centralisatie bereikt te hebben en nadat de aandacht zich in dat stabiele centrum heeft geconcentreerd met de zonnevlecht en het hart rustig — wordt een punt in het hoofd, een van de drie voornaamste hoofdcentra, het centrum van bewustzijn, en de straal van iemands ego bepaalt welk centrum dat zal zijn. Voor de meeste mensen is dit de werkwijze. Wanneer dan dit punt is bereikt, zal men de meditatie van zijn straal volgen, zoals al eerder in deze brieven in algemene termen is aangegeven. In ieder geval wordt het mentaallichaam het centrum van bewustzijn en later wordt het door oefening — het punt van uitgang voor de overdracht van de gerichtheid in een hoger lichaam, eerst het oorzakelijk en later in de Triade.

De gevaren voor het mentaallichaam zijn niet te onderschatten en men moet er zich wel voor hoeden. Twee zijn er de voornaamste van en zouden kunnen worden genoemd: de gevaren van onderdrukking of remming en die welke toe te schrijven zijn aan het wegkwijnen van het lichaam.

a. Laten we eerst de gevaren ten gevolge van remming bespreken. Sommige mensen bereiken, louter door hun wilskracht,   een punt in de meditatie waar zij de processen van het lagere denkvermogen rechtstreeks remmen. Indien u zich het mentaallichaam als een eivorm voorstelt, die het stoffelijk lichaam omringt en er ver buiten uitsteekt, en indien u beseft dat door die eivorm voortdurend gedachte- vormen van allerlei aard circuleren (de inhoud van het denkvermogen van de mens en de gedachten van zijn omringende metgezellen), zodat het mentaal ei wordt gekleurd door de overheersende aantrekking en door vele meetkundige vormen wordt gewijzigd, alle in voortdurende verandering of circulatie, dan kunt u enig idee krijgen van wat ik bedoel. Wanneer een mens erin slaagt zijn mentaallichaam tot rust te brengen door alle bewegingen te remmen of te onderdrukken, zal hij die gedachte- vormen binnen het mentaal ei opsluiten en de circulatie ervan stopzetten, waardoor er gevolgen van zeer ernstige aard kunnen ontstaan. Deze remming heeft een directe uitwerking op de stoffelijke hersens en is de oorzaak van veel van de vermoeidheid waarover geklaagd wordt na een [96] meditatieperiode. Indien hiermee wordt door- gegaan, kan het tot onheil leiden. Alle beginnelingen doen dit min of meer, en totdat zij leren hiervoor op hun hoede te zijn, zullen zij hun vooruitgang beknotten en hun ontwikkeling tegenhouden. De gevolgen kunnen inderdaad nog ernstiger zijn.

Welke methoden zijn de beste om de gedachten uit te schakelen? Hoe kan het denkvermogen tot rust worden gebracht zonder de wil tot remmen te gebruiken? De volgende aanwijzingen kunnen misschien van nut zijn:

•          Nadat de studerende   zijn bewustzijn  op het mentaalgebied  op één punt in het brein heeft teruggetrokken, laat hem dan zacht driemaal het Heilig Woord doen weerklinken. Laat hij zich voorstellen dat de uitgezonden adem als een reinigende, uitdrijvende kracht de in het mentaal ei circulerende gedachtevormen meevoert. Laat hij zich tot slot concreet voor ogen stellen dat het mentaallichaam onbelast en bevrijd is van gedachtevormen.

•          Laat hem vervolgens zijn trilling zo hoog mogelijk opvoeren en daarna er- naar streven haar in haar geheel vanuit het mentaallichaam op te heffen naar het oorzakelijke, om de drie lagere voertuigen in rechtstreeks contact te brengen met het Ego. Zolang hij zijn bewustzijn hoog kan houden en zolang hij de trilling van het Ego op zijn eigen •       gebied   kan   handha- ven, zal het mentaallichaam in een toestand van evenwicht worden gehou- den. Het zal geen lagere trillingen bevatten, die overeenstemmen met de in de omgeving circulerende gedachtevormen. De kracht van het Ego zal door het gehele mentale ei stromen en niet toestaan dat er van buitenaf meetkundige eenheden binnensluipen, zodat de gevaren van remming van tijd zo afgestemd raken op de hoge trilling, dat die trilling bestendig zullen zijn afgewend. Er zal zelfs nog meer gebeuren — de mentale stof zal na verloop zal worden en automatisch alles wat lager en ongewenst is, zal uitwerpen.

b. Wat bedoel ik met de gevaren van wegkwijning? [97] Eenvoudig dit: Sommige naturen richten zich zo sterk op het mentaalgebied, dat zij het gevaar lopen de verbondenheid met de twee lagere voertuigen te verbreken. Deze lagere lichamen bestaan om op de lagere gebieden contact te maken, begrip van kennis te verkrijgen en ervaringen op te doen, zodat de inhoud van het oorzakelijk lichaam kan toenemen. Daarom zal het u duidelijk zijn dat er, indien het inwonend bewustzijn niet lager komt dan het mentaalgebied en het gevoelslichaam en het grofstoffelijk lichaam veronachtzaamt, twee gevolgen uit voort zullen komen. De lagere voertuigen zullen worden verwaarloosd, hun waarde verliezen en hun doel missen; vanuit het gezichts- punt van het Ego kwijnen zij weg en sterven af, terwijl het oorzakelijk lichaam zelf niet opgebouwd zal worden zoals wenselijk is, waardoor veel tijd verloren zal gaan. Het mentaallichaam zal eveneens overgeleverd zijn aan nutteloosheid en een ding worden van zelfgenoegzaamheid, voor de wereld van geen nut en van weinig waarde. Een dromer van wie de dromen nooit worden verwezenlijkt, een bouwer die materiaal opeenstapelt en nooit gebruikt, een visionair van wie de visioenen voor goden noch mensen enig nut afwerpen, is een obstakel in het universele stelsel. Hij loopt groot gevaar af te sterven.

Meditatie moet tot doel hebben de drie lichamen volledig onder de leiding van het Ego te brengen, zodat coördinatie en eenlijnigheid, een afronding en een symmetrische ontwikkeling mogelijk worden, waardoor een mens van waarlijk nut voor de Groten kan zijn. Wanneer een mens beseft dat hij wellicht teveel op het men- taalgebied gecentraliseerd is, moet hij er positief naar streven al zijn verstandelijke ervaringen, aspiraties en pogingen in daden om te zetten op het stoffelijk gebied, terwijl hij de twee lagere voertuigen onder controle brengt van het mentale en ze tot instrumenten maakt van zijn mentale scheppingen en activiteiten.

Ik heb hier op twee van de meest voorkomende gevaren gewezen en ik raad allen die het occultisme bestuderen aan [98] voor ogen te houden dat alle drie de lichamen van even groot belang zijn bij het te verrichten werk, zowel vanuit zielenstandpunt als vanuit het standpunt van dienst aan de mensheid. Laten zij streven naar een verstandige coördinatie van uitdrukking, zodat zij in staat zullen zijn de God in hen te openbaren voor hulp aan de wereld.

25 juli 1920

Het emotielichaam is in deze tijd het belangrijkste lichaam in de persoonlijkheid en wel om verschillende redenen. Het is, in tegenstelling met het stoffelijk en het mentaallichaam, een volledige eenheid; het is het centrum van gerichtheid voor het merendeel van de mensen, het is het moeilijkste lichaam om onder controle te krijgen en is praktisch het laatste lichaam dat volkomen tot onderwerping kan worden gebracht. De oorzaak ligt in het feit dat de trilling van begeerte niet alleen het mensenrijk, maar ook het dieren en het plantenrijk, ofschoon in mindere mate, beheerst, zodat de evoluerende innerlijke mens te kampen heeft tegen neigingen die zich in de drie rijken voordoen. Voordat de geest in vormen van het vijfde of geestelijke rijk in werking kan treden, moet deze begeertetrilling uitgeschakeld en de zelfzuchtige neiging omgevormd zijn in geestelijke aspiratie. Het emotielichaam vormt in feite een eenheid met het stoffelijk lichaam, want de gemiddelde mens werkt nagenoeg geheel op aansporing van het emotionele, doordat zijn laagste voertuig automatisch gehoorzaamt aan de bevelen van een hoger. Het is ook het lichaam dat — zoals al vaak gezegd is de meest directe binding heeft met het intuïtieve niveau, en één pad van volmaking ligt in die richting. In de meditatie zou het emotielichaam vanuit het mentaallichaam moeten worden beheerst, en wanneer de gerichtheid naar het mentaallichaam is overgebracht, wordt door middel van meditatievormen en door kracht van doel en wil het emotielichaam rustig en ontvankelijk. [99] 

Deze negatieve houding op zichzelf opent, indien zij te ver wordt doorgevoerd, de deur tot ernstige gevaren, waar ik later uitvoeriger op in zal gaan wanneer wij het onderwerp van bezetenheid bespreken — een bezetenheid, soms goddelijk, maar vaker het tegenovergestelde. Een negatieve toestand is voor geen van de lichamen wenselijk en het is juist deze negativiteit die beginnelingen in meditatie zo vaak overkomt en hen in gevaar brengt. Het doel moet zijn de emotionele eivorm positief te maken ten opzichte van alles wat lager is en tegenover zijn omgeving, zodat die vorm alleen ontvankelijk is voor de Geest via het oorzakelijke.

Dit kan enkel tot stand worden gebracht door het vermogen van bewuste beheersing te ontwikkelen — die beheersing die zelfs in ogenblikken van de hoogste trilling en het sterkste contact waakzaam is om in staat te zijn de lagere voertuigen gade te slaan en te beschermen. "Waakt en bidt" zei de Grote Heer toen Hij de laatste maal op aarde vertoefde; Hij sprak in occulte termen, waaraan tot dusver nog niet de vereiste aandacht en uitleg is gegeven.

Wat moeten wij dus in ‘t oog houden?

1.    De houding van het emotioneel eivormig lichaam en zijn positief-negatieve beheersing.

2.    De bestendigheid van de emotionele stof en haar bewuste ontvankelijkheid.

3.    Zijn eenlijnigheid met het mentaal- en het oorzakelijk lichaam. Indien deze eenlijnigheid gebrekkig is (zoals zo vaak voorkomt), veroorzaakt   het onnauwkeurigheid in de ontvangst vanuit de hogere gebieden, verdraaiing van de waarheden die via het Ego naar beneden worden uitgezonden en een zeer gevaarlijke overdracht van kracht naar ongewenste centra. Dit gebrek aan eenlijnigheid is de oorzaak van het veelvuldig afdwalen van seksuele reinheid, wat zich voordoet bij veel schijnbaar geestelijk gezinde mensen. Zij kunnen enigszins een contact hebben met de intuïtieve niveaus, het Ego kan enige kracht vanuit zijn gebied overbrengen, maar omdat de eenlijnigheid onvolkomen is, wordt de kracht vanuit de hogere niveaus omgebogen en de verkeerde centra worden te sterk gestimuleerd,  wat noodlottige gevolgen met zich brengt.

4.    Een ander gevaar waarvoor men op zijn hoede moet zijn, is dat van [100] bezetenheid, maar reine gedachten, geestelijke doeleinden en een onzelfzuchtige broederlijke levenshouding vormen de grondslagen voor bescherming. Wanneer deze fundamentele eisen gepaard gaan met gezond verstand tijdens de meditatie en een verstandige toepassing van de occulte voorschrif- ten, plus een in acht nemen van de straal en het karma, zullen deze gevaren verdwijnen.

Enkele Gedachten over Vuur

28 juli 1920

Voordat ik het onderwerp dat aan de orde is, ga bespreken, zou ik u willen wijzen op een bepaald nogal belangrijk feit. De meeste psychologische verschijnselen van de aarde staan — zoals u zult beseffen als u helder nadenkt — onder het bestuur van de Devaheer Agni, de grote oorspronkelijke Heer van het Vuur, de Bestuurder van het mentaalgebied. Kosmisch vuur vormt de achtergrond van onze evolutie. Het vuur van het mentaalgebied, zijn innerlijke leiding en overheersing, zijn reinigende aard gepaard aan zijn louterende uitwerking, is het doel van de evolutie van ons drievoudige leven. Wanneer het innerlijke vuur van het mentaalgebied en het in de voertuigen latente vuur zich met het heilig vuur van de Triade vermengt, is het werk volbracht en is de mens een adept geworden. De eenwording heeft zich voltrokken en het werk van ontelbare eeuwen is voltooid. Dit alles wordt tot stand gebracht door de medewerking van de Heer Agni en de hoge deva’s van het mentaalgebied, die met de Bestuurder van dat gebied en met de Raja-Heer van het tweede gebied samenwerken.

De macrokosmische evolutie voltrekt zich op dezelfde wijze als die van de micro- kosmos. De innerlijke vuren van de aardbol, diep in het hart van ons aards gebied, zullen zich aan het einde van de grotere cyclus met het heilig vuur van de zon ver- enigen, en dan zal het zonnestelsel zijn verheerlijking hebben bereikt. Naarmate de eeuwen voortgaan en de kleinere cycli verlopen zijn, zal het vuur langzaam de ethers doordringen en zal het steeds meer onderkend en beheerst worden, totdat [101] ten slotte het kosmische en het aardse vuur samengevloeid zullen zijn (terwijl de lichamen van alle stoffelijke vormen zich aan de zich wijzigende omstandigheden zullen aanpassen) en de overeenkomst aangetoond zal worden. Wanneer dit wordt beseft, kunnen de verschijnselen van de aarde zoals bij voorbeeld seismische storingen — met betere resultaten worden bestudeerd. Later, wanneer meer wordt begrepen, zal de uitwerking van dergelijke storingen, evenals hun reactie op de mensenzonen onderkend worden. Gedurende de zomermaanden — wanneer dat grote tijdperk zich doet gevoelen in verschillende delen van de aarde komen de vuurdeva’s, de vuurelementalen en die duistere wezens, de "Agnichaitans", van de innerlijke stookplaatsen tot grotere werkzaamheid, maar naarmate de zon zich verwijdert, vallen zij terug tot een minder actieve toestand. U hebt hier een overeenkomst tussen de vuuraspecten van het aardse bestel in hun verhouding tot de zon, overeenkomstig die van de wateraspecten en hun verbondenheid met de maan. Ik geef u hier een diep occulte aanwijzing. Tevens wil ik u hier een zeer beknopt maar occult fragment geven... dat nu openbaar mag worden gemaakt. Indien u er ernstig over nadenkt, brengt het u op een hoog gebied en stimuleert de trilling.

"Het geheim van het Vuur ligt verborgen in de tweede letter van het Heilig Woord. Het mysterie van het leven ligt verborgen in het hart. Wanneer het laagste punt trilt, wanneer de Heilige Driehoek gloeit, wanneer het punt, het middelste centrum en de top eveneens ontvlammen, dan vloeien de twee driehoeken — de grotere en de kleinere — ineen tot één vlam die het geheel verbrandt."

Nu is het onze taak in het kort de gevaren te bespreken die met het beoefenen van meditatie gepaard gaan en zoals zij zich in het stoffelijk lichaam openbaren. Deze gevaren nemen evenals zoveel andere dingen in het logoïsch ontwerp — een drievoudige aard aan, [102] terwijl zij drie afdelingen van het stoffelijk lichaam aan- vallen. Zij doen zich gevoelen:

a.    In het brein.

b.    In het zenuwstelsel.

c.    In de geslachtsorganen.

Het is op het ogenblik overbodig de reden op te geven waarom ik eerst de gevaren voor het mentaal en het emotielichaam behandelde. Dit was noodzakelijk, omdat veel gevaren die het grofstoffelijk voertuig bedreigen, hun oorsprong hebben op de ijlere gebieden en slechts de uiterlijke openbaring zijn van innerlijk kwaad.

Ieder menselijk wezen komt in het leven, toegerust met een stoffelijk en een etherlichaam van een bepaalde samenstelling, en de bestanddelen ervan zijn het voortbrengsel van een vorige incarnatie; zij zijn in werkelijkheid een nauwkeurige weergave van het lichaam dat de mens ten slotte achterliet toen de dood hem scheidde van het bestaan op het stoffelijk gebied. De taak die voor eenieder in het vooruitzicht ligt, is dat lichaam te nemen, de gebreken en eisen ervan te beseffen en dan vastbesloten een nieuw lichaam te vormen en op te bouwen, dat voor de behoefte van de innerlijke geest geschikter kan blijken te zijn. Dit is een ontzaglijke, grote taak en vraagt tijd, strenge discipline, zelfverloochening en een zuiver oordeel.

Het beoefenen van occulte meditatie is letterlijk "spelen met vuur". Ik wens dat u uw volle aandacht aan deze verklaring geeft, want zij behelst een waarheid die te weinig wordt beseft. "Spelen met vuur" is een oude waarheid die haar betekenis heeft verloren, omdat er te vaak de spot mee is gedreven; toch is dit gezegde in absolute betekenis geheel juist en het is geen symbolische leerstelling, maar eenvoudig een vaststaand feit. Vuur vormt de basis van alles — het Zelf is vuur, het intellect is een fase van vuur en in het microkosmisch stoffelijk voertuig ligt latent een werkelijk vuur verborgen, dat of een vernietigende kracht kan zijn, waardoor het weefsel van het lichaam verbrandt en centra van een ongewenste aard worden gestimuleerd, of het kan een bezielende factor zijn, die als een [103] stimulerende en opwekkende kracht werkt. Wanneer dit vuur langs bepaalde klaargemaakte kanalen wordt geleid, kan het als zuiveraar dienen en de grote verbindingsfactor vormen tussen het lager en het hoger Zelf.

Tijdens de meditatie tracht de studerende in contact te komen met de goddelijke vlam die zijn hoger Zelf is, en tevens zich in verbinding te stellen met het vuur van het mentaalgebied. Wanneer de meditatie geforceerd of te heftig doorgevoerd wordt, voordat de eenlijnigheid tussen de hogere en lagere lichamen door middel van het emotielichaam is voltooid, kan dit vuur inwerken op het latente vuur in het centrum aan het ondereinde van de ruggengraat (dat vuur wordt kundalini genoemd) en een te vroegtijdige circulatie veroorzaken. Dit zal verscheuring en vernietiging teweegbrengen in plaats van bezieling en stimulering van de hogere centra. Er is een vastgestelde meetkundige spiraal waarlangs dit vuur moet gaan, afhankelijk van de straal van de studerende en van de trillingstoon van zijn hogere centra. Dit vuur zou alleen mogen circuleren onder het rechtstreeks onderricht van de Meester en door de studerende zelf bewust worden verbreid volgens de speciale mondelinge aanwijzingen van de Leraar. Soms kan het vuur worden gewekt en op de juiste wijze de spiraal volgen zonder dat de mens weet wat er op het stoffelijk gebied gebeurt; maar op de innerlijke gebieden weet hij en is er dus alleen niet in geslaagd de kennis over te brengen naar het bewustzijn op het stoffelijk gebied.

Laat ons beknopt de drie gevaren bespreken die in hoofdzaak het stoffelijk voer- tuig bedreigen. Ik wil erop wijzen dat ik de kwaal in haar ergste vorm zal bespreken en dat er veel tussenstadia zijn van gevaren en moeilijkheden die de niet op zijn hoede zijnde studerende belagen.

Gevaren voor de stoffelijke Hersens

De hersens lijden voornamelijk op tweeërlei wijze:

•        Door congestie, die een bloedstoevoer veroorzaakt naar de [104] bloedvaten en daarmee een druk op het fijne hersenweefsel. Dit kan een blijvende beschadiging en zelfs zwakzinnigheid veroorzaken. In de beginstadia zal dit tot uitdrukking komen als een soort verdoving en vermoeidheid, en als de studerende, wanneer hij deze symptomen voelt, de meditatie voortzet, zul- len gevolgen van ernstige aard niet uitblijven. Te allen tijde moet de stude- rende bij het voortzetten van zijn meditatie op zijn hoede zijn wanneer hij enige vermoeidheid voelt, en bij de eerste aanwijzingen van ongemak moet hij ermee ophouden. Door gezond verstand te gebruiken kan men zich te- gen al deze gevaren wapenen, en door voor ogen te houden dat het lichaam altijd geleidelijk geoefend en langzaam opgebouwd moet worden. In het ontwerp van de Groten is er voor haast geen plaats.

•        Door krankzinnigheid. Dit kwaad is vaak bij ernstige studerenden waargenomen, die volhardend op onverstandige wijze willen ingrijpen of trachten zonder bescherming het heilig vuur te wekken door middel van ademhalingsoefeningen en soortgelijke praktijken; zij betalen de prijs voor hun onbezonnenheid met het verlies van hun verstand. Het vuur stijgt niet op langs de vereiste meetkundige spiraal, de noodzakelijke driehoeken worden snelheid en hitte omhoog en verbrandt letterlijk het hele hersenweefsel of een gedeelte ervan, waardoor krankzinnigheid en soms de dood intreedt.

Wanneer deze voorvallen meer algemeen begrepen en openlijk erkend worden, zullen artsen en hersenspecialisten met grotere zorg en nauwkeurigheid de elektrische gesteldheid van de ruggengraat bestuderen en die gesteldheid in verband bren- gen met die van de hersens. Goede resultaten zullen erdoor worden bereikt.

Gevaren voor het Zenuwstelsel

De kwalen verbonden met het zenuwstelsel komen veel meer voor dan die welke de hersens aantasten, zoals krankzinnigheid en de vernietiging van het hersenweefsel. Nagenoeg allen die meditatie beoefenen, worden er zich bewust van dat dit een uitwerking heeft op [105] het zenuwstelsel; soms neemt dit de vorm aan van slapeloosheid, van prikkelbaarheid, van een gespannen energie en rusteloosheid die geen ontspanning toelaten; van een geprikkeldheid die misschien vreemd was aan de gemoedsaard totdat meditatie werd beoefend; van een nerveuze reactie — zoals een trekking van de ledematen, de vingers of de ogen — van neerslachtigheid of een ver- mindering van de levenskracht, en van verschillende individuele gedragingen die op spanning en zenuwachtigheid wijzen en die van elkaar verschillen overeenkomstig de aard en het temperament. Deze uitingen van zenuwachtigheid kunnen buitenge- woon grote afmetingen aannemen of vluchtig van aard zijn. Ik tracht er echter met nadruk op te wijzen dat dit alles niet behoeft voor te komen, mits de studerende zich houdt aan de voorschriften van het gezond verstand, op verstandige wijze zijn eigen temperament bestudeert en zich niet blindelings met vormen en werkwijzen inlaat, maar erop aandringt de reden van bestaan te kennen van de ingestelde handeling. Indien degenen die het occultisme bestuderen, het leven verstandiger zouden disciplineren, indien zij zorgvuldiger het voedselprobleem zouden onderzoeken, indien zij vastberadener de noodzakelijke uren slaap zouden nemen, en indien zij met omzichtige bedaardheid zouden werken en niet zozeer gevolg zouden geven aan hun impulsen (ongeacht hoe hoog de aspiratie zijn mag), zouden er grotere resultaten worden verkregen en de Groten zouden doeltreffender helpers hebben in het werk van dienst voor de wereld.

Het ligt niet in mijn bedoeling in deze brieven speciaal de ziekten van de hersenen en die van het zenuwstelsel te behandelen. Ik wil enkel algemene aanduidingen en waarschuwingen geven en er — ter bemoediging — op wijzen dat er later, wanneer de wijze Leraren zich onder de mensen bewegen en openlijk in bepaalde scholen onderricht geven, veel vormen van hersenziekten en zenuwklachten zullen worden genezen door middel van meditatie, verstandig aangepast aan de individuele behoeften. Geschikte meditaties zullen worden voorgeschreven om de in rust zijnde centra te stimuleren, het innerlijk vuur in de juiste kanalen te leiden, de goddelijke hitte in een gelijkmatige ordening te verspreiden, weefsel in te bouwen en te gene- zen. De tijd is er nog niet rijp voor, ofschoon deze niet zover meer verwijderd ligt als u [106] wellicht denkt.

Gevaren voor de Geslachtsorganen

Het gevaar dat deze organen overprikkeld raken, wordt theoretisch erkend, maar het ligt niet in mijn bedoeling er vandaag diep op in te gaan. Ik wil er slechts op wijzen dat dit gevaar inderdaad niet denkbeeldig is. De oorzaak is dat bij het te sterk stimuleren van deze centra het innerlijke vuur de lijn van de minste weerstand volgt, wat toe te schrijven is aan de gerichtheid van het mensdom als geheel. Het door de studerende te verrichten werk is dan ook tweevoudig:

a.    Hij moet zijn bewustzijn aan deze centra onttrekken. Dit is geen gemakkelijke taak, want het betekent tegen de gevolgen van een eeuwenlange ont- wikkeling te moeten ingaan.

b.    Hij moet de aandacht van de scheppende impuls op het mentaalgebied richten. Wanneer hij hierin slaagt, zal hij de werkzaamheid van het goddelijke vuur naar het keelcentrum en naar het daarmee overeenkomend hoofdcentrum leiden, in plaats van naar de lagere organen van voortplanting. Het zal u daarom duidelijk zijn waarom het niet verstandig is — tenzij een mens zeer gevorderd is — gedurende de jeugdjaren veel tijd aan mediteren te besteden. Er schoolwijsheid in het oude Brahmaanse voorschrift dat een mens in zijn jonge jaren ernaar moest streven een gezin te vormen, en pas nadat hij zijn menselijke plicht vervuld had, kon hij zich wijden aan het leven van de toegewijde. Dit was het voorschrift voor de gemiddelde mens, maar gold niet voor gevorderde ego’s, leerlingen en discipelen, omdat eenieder van hen zijn eigen individuele probleem moest oplossen.

Gevaren die voortkomen uit het Karma van de Studerende

29 juli 1920

Deze kunnen, zoals u weet, in drie groepen worden ondergebracht: [107]

1.    Gevaren die voortvloeien uit het karma van zijn tegenwoordig leven.

2.    Gevaren die gegrond zijn in zijn nationale erfelijkheid en in zijn lichaamstype.

3.    Gevaren die gepaard gaan met zijn groepsverwantschap, hetzij op het stoffelijk gebied, dus exoterisch, of op de ijle gebieden en dus esoterisch.

Wat bedoelt u precies met het "karma van de studerende"? Wij gebruiken woorden zo lichtvaardig en ik vermoed dat het gedachteloze antwoord zou luiden, dat het karma van de studerende de onvermijdelijke gebeurtenissen zijn van het heden of de toekomst die hij niet kan ontwijken. Dit is enerzijds juist, maar het is slechts één aspect van het geheel. Laten wij eerst het onderwerp in ruimere zin bekijken, want vaak komt door een juist begrijpen van de grote lijn het begrip van het kleine.

Toen onze Logos het zonnestelsel grondvestte, trok Hij binnen de cirkel van openbaring voldoende stof aan voor zijn ontwerp en geschikt materiaal voor het doel dat Hij zich voor ogen gesteld had. Hij had niet allerlei mogelijke doeleinden op het oog voor dit ene zonnestelsel, maar Hij had een speciaal doel dat een speciale trilling vereiste waarvoor bepaald gedifferentieerd materiaal nodig was. Deze cirkel die wij het stelsel of de solaire "niet te overschrijden grens" noemen, beperkt alles wat er zich in ons stelsel voordoet en bevat onze tweeslachtige openbaring binnen zijn grenzen. Alles binnen die ring trilt op een bepaalde toonhoogte en schikt zich naar bepaalde regels met de bedoeling een speciaal doel te verwezenlijken en een eindpunt te bereiken, dat in zijn geheel alleen aan de Logos zelf bekend is. Alles binnen die cirkel is aan bijzondere regels onderworpen en wordt beheerst door een bepaalde toonhoogte en zou kunnen worden beschouwd als onderworpen te zijn aan het karma van dat zevenvoudig periodieke bestaan; het wordt in beweging gezet door oorzaken afkomstig uit de tijd voordat die cirkel werd afgebakend, waardoor ons stelsel wordt verbonden aan zijn voorganger en zich zal aansluiten bij het stelsel dat [108] erop volgen zal. Wij zijn geen afzonderlijke eenheid, maar een deel van een groter geheel, beheerst in onze totaliteit door een kosmische wet die (als een geheel) bepaalde doeleinden verwezenlijkt.

Het Microkosmisch Doel

Zo is het ook met de microkosmos. Het Ego op zijn gebied en op zeer kleine schaal herhaalt de handelingen van de Logos. Het bouwt een bepaalde vorm voor bepaalde doeleinden; het verzamelt bepaald materiaal en streeft naar een bepaalde vervulling die het resultaat zal zijn van dat verzamelde materiaal dat in zekere mate trilt, gebonden aan bepaalde regels in een speciaal leven en gericht op het een of ander bijzonder doel — niet op allerlei mogelijke doeleinden.

Iedere persoonlijkheid is voor het Ego wat het zonnestelsel is voor de Logos. Zij is zijn terrein van openbaring door middel waarvan hij een aantoonbaar doel bereikt. Dat doel kan zijn het verwerven van deugden door de prijs te betalen van ondeugden; het kan zijn het verkrijgen van zakelijke scherpzinnigheid door de strijd om het bestaan; het kan zijn de ontwikkeling van gevoeligheid door de aan de dag tredende wreedheden van de natuur; het kan zijn het opbouwen van onzelfzuchtige toewijding door aan de bede van de noodlijdenden die afhankelijk van hem zijn, gehoor te geven; of het kan zijn de omvorming van begeerte door de methode van meditatie op het pad. Iedere ziel moet dit voor zichzelf uitvinden. Wat ik u op het hart wens te drukken, is het feit dat in deze factor een bepaald gevaar schuilt. Indien de studeren- de, bijvoorbeeld bij het krijgen van het mentaal vermogen om te mediteren zijn doel, waarvoor hij in het stoffelijk lichaam kwam, mist, is het resultaat niet zozeer een aanwinst als wel een onevenwichtige ontwikkeling en een tijdelijk verlies van tijd.

Laat mij dit met een speciaal voorbeeld toelichten: Een Ego heeft zijn drievoudig lichaam van openbaring gevormd en zijn niet te overschrijden grens bepaald met het doel voor ogen in zijn [109] oorzakelijk lichaam het vermogen van "mentaal begrip van de fundamentele levensfactoren" op te bouwen. Het doel van die ene incarnatie is de mentale bekwaamheid van de studerende te ontwikkelen, hem concrete feiten en kennis bij te brengen om de inhoud van zijn mentaallichaam te vergroten met het oog op toekomstig werk. Hij kan de aandoeningen van het hart te sterk hebben ontwikkeld en te veel van de dweper in zich hebben; hij kan vele levens hebben verspild met dromen te dromen, visioenen te zien, verzonken in mystieke meditatie. Wat dringend nodig is voor hem, is dat hij praktisch wordt, zijn gezond verstand ontwikkelt, het leerplan van de Hal van Lering leert kennen en de op het stoffelijk gebied opgedane kennis in de praktijk toepast. Toch, ofschoon zijn niet te overschrijden grens zijn inherente neigingen schijnt te bepalen en te beperken en zelfs ofschoon de omstandigheden zo vastgesteld zijn dat het zou lijken dat hij de lessen van het praktische leven in de wereld moet leren, leert hij ze niet, maar volgt wat voor hem de weg van de minste weerstand is. Hij droomt zijn dromen en houdt zich afzijdig van het wereldgebeuren; hij slaat geen acht op het verlangen van het Ego en mist daardoor vele kansen; hij lijdt veel en in het eerstvolgende leven zijn soortgelijke omstandigheden, een sterkere drang en een nauwer getrokken niet te overschrijden grens noodzakelijk, totdat hij zich richt naar de wil van zijn Ego.

Voor zulk een mens helpt meditatie niet, maar is ze eerder een belemmering. Zoals ik al eerder heb gezegd, is meditatie (mits verstandig beoefend) geschikt voor degenen die een punt in de evolutie hebben bereikt waar de ontwikkeling van het oorzakelijk lichaam enigszins is afgerond en waar de studerende zich in een van de laatste graden van de Hal van Lering bevindt. U moet zich er rekenschap van geven dat ik hier niet doel op de mystieke meditatie maar op de wetenschappelijke occulte meditatie. De gevaren zijn dan ook praktisch die van verloren tijd, van een versterking van een trilling die buiten alle verhoudingen staat tot de toonhoogte van de andere trillingen, en van een ongelijke afronding en een topzwaar gebouw, wat noodzaakt tot een heropbouw in andere levens. [110]

Gevaren gebaseerd op Nationale Erfelijkheid en Lichaamstype

30 juli 1920

...Zoals u veronderstellen kunt, is het niet mijn bedoeling uit te weiden over de gevaren die voortvloeien uit een gebrekkig lichaam, behoudens om in algemene termen de regel vast te stellen dat, waar er sprake is van een bepaalde ziekte, een erfelijke kwaal of een of andere mentale zwakte, meditatie niet aan te bevelen is, omdat zij slechts de kwaal kan verergeren. Ik wens zeer speciaal, als leiding voor de toekomstige studerenden en als een voorspellende verklaring, erop te wijzen dat in de komende tijd, wanneer de wetenschap van meditatie beter wordt begrepen, twee factoren op verstandige wijze overwogen en in ogenschouw genomen zullen worden, voordat een meditatie wordt toegewezen. Deze factoren zijn:

a.     De kenmerken van het onderras van de mens.

b.    Zijn lichaamstype, dat wil zeggen of het oosters of westers is.

Op deze wijze zullen bepaalde noodlottige gevolgen kunnen worden vermeden en bepaalde moeilijkheden, die nu min of meer in elke occulte groep worden aangetroffen, voorkomen worden.

Het is algemeen bekend dat elk ras als zijn voornaamste kenmerk de een of andere op de voorgrond tredende hoedanigheid van het gevoelslichaam heeft. Dit is de algemene regel. Wanneer wij het rassenverschil tussen Italianen en Duitsers tegenover elkaar stellen, zal dat verschil zich in ons denken uitdrukken in termen van het gevoelslichaam. Wij denken aan de Italianen als licht ontbrandbaar, romantisch, onevenwichtig en briljant; wij denken aan de Duitsers als flegmatisch, praktisch, sentimenteel en op een onaandoenlijke, logische wijze knap. Het zal daarmee duidelijk voor u zijn dat deze verschillende temperamenten hun eigen gevaren met zich dragen en dat door het onverstandig volgen van ongeschikte meditaties deugden zouden kunnen worden beklemtoond totdat zij ondeugden nabijkomen; zwakheden van temperament zouden kunnen worden versterkt tot zij een bedreiging vormen, waardoor [111] er gebrek aan evenwicht uit voort zou kunnen vloeien in plaats van die evenwichtigheid en die fijne afronding van het oorzakelijk lichaam die een van de beoogde doeleinden is. Wanneer daarom de wijze Leraar zich onder de mensen bevindt en Hij zelf de meditatie aangeeft, zal met deze rassenverschillen  rekening worden gehouden en zullen hun inherente gebreken worden geneutraliseerd en niet versterkt. Te sterk ontwikkelde en slecht geproportioneerde vermogens zullen tot normale proporties worden teruggebracht door de in evenwicht brengende uitwerking van occulte meditatie.

De nu gevolgde meditaties en die welke in Atlantische tijden werden gebruikt, verschillen hemelsbreed van elkaar. In het vierde wortelras werd een poging onder- nomen het verkrijgen van vermogens te vergemakkelijken door te werken vanuit het emotiegebied, via het atomair ondergebied, naar het intuïtieve, met uitsluiting van het mentaalgebied. De meditatie volgde de lijn van de gevoelens en had een bepaalde uitwerking op het emotielichaam. Zij werkte opwaarts vanuit het emotionele in plaats van te werken, zoals nu, op mentale niveaus om vanaf die hoogten te trachten de twee lagere gebieden te beheersen. In het Arische wortelras probeert men de kloof tussen het hogere en het lagere te overbruggen door het bewustzijn in het lagere denkvermogen te centraliseren en later in het oorzakelijke, om het hogere af te tappen totdat de uitstroming vanuit dat hogere onafgebroken voort zal gaan. Een flits van verlichting is op het ogenblik alles wat zich nu en dan voordoet bij de meesten van de gevorderde studerenden, maar later zal een voortdurende uitstraling worden gevoeld. In beide methoden schuilen gevaren. In Atlantische tijden neigde meditatie tot overprikkeling van de gevoelens, en ofschoon de mensen grote hoog- ten bereikten, kwamen zij toch ook in aanraking met grote diepten. Seksuele magie vierde op ongelofelijke wijze hoogtij. De zonnevlecht liep kans te sterk gestimuleerd te worden, de driehoeken werden niet op de juiste wijze gevolgd en de lagere centra werden gegrepen door de reactie van het vuur, met noodlottige gevolgen.

De gevaren liggen nu anders. De ontwikkeling van [112] het denkvermogen bergt in zich de gevaren van zelfzucht, hoogmoed, een blindelings vergeten van het hogere dat het doel is van de tegenwoordige methode om dat ongedaan te maken. Hadden de adepten van het duistere pad in die dagen van Atlantis al grote macht verkregen, dan is die nu nog veel gevaarlijker. Hun invloed bestrijkt nu een veel groter terrein. Vandaar dat de nadruk wordt gelegd op dienst en op het bestendigen van het denkvermogen als onontbeerlijk voor de mens die tracht vooruit te komen en die ernaar streeft een lid van de Broederschap van het Licht te worden.

De kwestie waarover ik nu enkele inlichtingen wil geven, is in deze tijd van zeer groot belang voor alle ernstig studerenden. Het oosten is voor de zich ontwikkelende mensheid wat het hart is voor het menselijk lichaam; het is de bron van licht, van leven, van warmte en van levenskracht. Het westen is voor het mensdom wat het brein of de mentale werkzaamheid is voor het lichaam — de besturende organiseren- de factor, het instrument van het lagere denkvermogen, de verzamelaar van feiten. Het verschil in de gehele "samenstelling" van de oosterling en van de Europeaan of de Amerikaan is zo groot en zo overbekend, dat het waarschijnlijk onnodig is erbij stil te staan.

De oosterling is filosofisch, van nature dromerig, door de eeuwen heen gewend in abstracte termen te denken, ten zeerste gesteld op het voeren van diepzinnige twistgesprekken, lethargisch van temperament en door het klimaat traag van beweging. Eeuwen van metafysisch denken, van vegetarische levenswijze, van indolentie door klimatologische invloeden, van een halsstarrig vasthouden aan vormen en aan de strengste levensregels hebben een menselijk wezen voortgebracht dat precies het tegenovergestelde is van zijn westerse broeder.

De westerling is praktisch, zakelijk, dynamisch, vlug in handelen, een slaaf van de organisatie (wat tenslotte niet anders is dan een andere vorm van ceremonieel), aangedreven door een sterk concreet denkvermogen, hebzuchtig, kritisch en op zijn best wanneer de zaken vlot verlopen en een snelle mentale beslissing vereisen. Hij verfoeit abstracte gedachten, maar waardeert ze als hij ze begrijpt en wanneer hij die gedachten tot [113] feiten kan maken op het stoffelijk gebied. Hij gebruikt zijn hoofd meer dan zijn hartcentrum en zijn keelcentrum kan makkelijk bezield worden. De oosterling gebruikt zijn hartcentrum meer dan het hoofd en noodzakelijkerwijs de overeenkomende hoofdcentra. Het centrum aan de top van de ruggengraat bij de basis van de schedel is werkzamer dan het keelcentrum.

De oosterling maakt vorderingen door het centrum van bewustzijn terug te trekken in het hoofd door middel van energiek volgehouden meditatie. Dat centrum moet hij leren beheersen; hij leert door de mantrams verstandig te gebruiken, door zich in afzondering terug te trekken, zodat geen contact met de omgeving mogelijk is, en door gedurende vele uren per dag en gedurende vele dagen bepaalde vormen nauwkeurig te volgen.

De westerling stelt zich allereerst tot doel zijn bewustzijn terug te trekken in het hart, omdat hij al zoveel met de hoofdcentra werkt. Hij werkt meer door het gebruik van gemeenschappelijke vormen en niet door individuele mantrams; hij werkt niet zozeer in afzondering, zoals zijn oosterse broeder, maar moet zijn centrum van bewustzijn zelfs vinden in het rumoer en de maalstroom van het zakenleven en in de volgepropte grote steden. Om zijn doeleinden te bereiken gebruikt hij gemeen- schappelijke vormen en het ontwaken van het hartcentrum komt tot uitdrukking in dienstbetoon. Vandaar dat er in het westen de nadruk wordt gelegd op de meditatie in het hart, met het daaruit voortvloeiende leven van dienst.

Wanneer er met het werkelijk occult werk wordt begonnen, zult u dan ook op- merken dat de werkwijze in het oosten en in het westen kan verschillen — en noodzakelijkerwijs zal verschillen —, ofschoon het doel hetzelfde zal zijn. U moet niet vergeten dat, bij voorbeeld, een meditatie die de ontwikkeling van een oosterling zou bevorderen, gevaar en onheil voor zijn westerse broeder zou kunnen brengen. Het omgekeerde zou eveneens het geval zijn, maar het einddoel zal altijd hetzelfde blijven. Vormen kunnen individueel of gemeenschappelijk zijn, mantrams kunnen door enkelingen of door groepen worden gezongen, verschillende centra kunnen het doel van bijzondere aandacht zijn, toch [114] zullen de resultaten gelijkwaardig zijn. Het gevaar ontstaat wanneer de westerling zijn streven baseert op regels die geschikt zijn voor de oosterling, zoals telkens weer wordt aangetoond. Door de wijsheid van de Groten wordt dit gevaar geneutraliseerd. Verschillende werkwijzen voor verschillende rassen, diverse vormen voor mensen van allerlei nationaliteiten, maar dezelfde leiders op de innerlijke gebieden, dezelfde grote Hal van Wijsheid, dezelfde Poort van Inwijding, die aan allen toegang verleent tot het innerlijke heiligdom...

Tot besluit van dit onderwerp wil ik een aanwijzing geven: De zevende straal van Ceremoniële Wet of Orde (de straal die nu tot macht komt) geeft aan de westerling datgene wat lang het voorrecht is geweest van de oosterling. Groot is de gelegenheid, en in de voorwaarts stuwende kracht van de zevende straal ontstaat de noodzakelijke drang die — indien juist begrepen — de bewoner van het westen tot voor de Voeten van de Heer der Wereld kan voeren.

Gevaren die gepaard gaan met Groepsverwantschappen

2 augustus 1920

Zeer beknopt zou ik deze morgen het vraagstuk willen bespreken van de gevaren die voorkomen bij meditatie en voortvloeien uit groepsverwantschappen   van de mens, hetzij exoterisch of esoterisch. Ik kan niet veel zeggen over deze bijzondere aangelegenheid, behoudens algemene aanduidingen. Elk van deze verschillende door mij aangeroerde onderwerpen zou het schrijven van een dikke verhandeling rechtvaardigen; ik zal echter niet proberen een uitgebreid verslag te geven van wat zou kunnen worden gezegd, maar slechts wijzen op bepaalde aspecten ervan, waar- door voor de ernstige zoeker naar waarheid (indien hij nadenkt) zich vele wegen naar kennis zullen openen. Alle occulte training heeft tot doel de leerling de een of andere zaadgedachte te geven die (wanneer hij in de stilte van zijn hart erover nadenkt) [115] veel vruchten van werkelijke waarde zal voortbrengen en die de leerling dan in volle overtuiging zijn eigendom kan noemen. Datgene wat wij door worsteling en ingespannen streven verkrijgen, blijft eeuwig het onze en zinkt niet weg in vergetelheid zoals de gedachten die van de gedrukte bladzijde door het oog tot ons komen of gehoord worden van de lippen van een leraar, ongeacht hoe hoog wij hem schatten.

Eén punt dat dikwijls door de leerling die het proefpad betreedt en met meditatie begint, over het hoofd wordt gezien, is dat het voor hem liggende doel niet in de eer- ste plaats de voltooiing van zijn eigen ontwikkeling is, maar zijn voorbereiding tot dienst aan de mensheid. Zijn eigen groei en ontwikkeling zijn, terloops opgemerkt, nodig, maar zijn niet het doel. Zijn doel is zijn onmiddellijke omgeving en zijn naaste metgezellen op het stoffelijk gebied te dienen, maar wanneer hij in zijn poging om bepaalde hoedanigheden en vermogens te verkrijgen de groepen waarbij hij zich heeft aangesloten, veronachtzaamt, verzuimt met wijsheid te dienen en in gebreke blijft zichzelf ter wille van hen oprecht te geven, loopt hij gevaar van te verstarren en onder de bekoring te komen van zondige hoogmoed, wat misschien zelfs kan leiden tot de eerste stap naar het linkerpad. Tenzij innerlijke groei zijn uitdrukking vindt in groepsdienst, betreedt de mens een gevaarlijke weg.

Drie Soorten van Verwante Groepen

Ik zou hier mogelijk enige aanduidingen kunnen geven over de groepen op de verschillende gebieden waarop een mens is aangewezen. Er zijn vele en onderling afwijkende groepen; zij kunnen in onderscheiden perioden van een mensenleven veranderen en van elkaar verschillen, naarmate hij zich onder het verplichtend kar- ma, dat de verwantschappen bestuurt, ontwikkelt. Laten wij ons er ook rekenschap van geven dat de mens, zodra hij zijn vermogen tot dienst vergroot, tegelijkertijd de grootte en het aantal van de met hem verbonden groepen uitbreidt, totdat hij in een latere incarnatie een punt bereikt waar de wereld [116] zelf zijn terrein van dienst is en het de grote massa is die hij helpt. Hij moet op een drievoudige wijze dienen, voordat hem wordt toegestaan zijn lijn van handelen te wijzigen en over te gaan tot ander werk — met betrekking tot een planeet, een stelsel of een kosmos.