Navigeren in de hoofdstukken van dit boek

BRIEF XI - HET LEVEN VAN DIENST ALS RESULTAAT

 

BRIEF XI

HET LEVEN VAN DIENST ALS RESULTAAT

a.    De beweegredenen tot dienst

b.    De methoden van dienst

c.    De houding die op handeling volgt

[343]

Het Leven van Dienst als Resultaat

16 september 1919

Tot besluit van deze serie brieven wil ik u vandaag iets geven voor algemeen nut. Ik wens te spreken over dienst en de volmaakte vertolking ervan. Wat ik u in dit verband geef, kan van vitaal belang zijn. Vergeet nooit dat materiaal dat door kennis wordt verworven en niet gekritiseerd wordt door een verstandig onderscheidingsver- mogen, bij de mens stilstand, belemmering, stoornissen en pijn veroorzaakt. Indien voedsel, opgenomen door het menselijk lichaam, niet verteerd wordt en niet door het lichaamsorganisme heen gaat, treden er precies dezelfde verschijnselen op. De analogie is hier geheel van toepassing. Velen ontvangen in deze tijd uitgebreid on- derwijs, maar het wordt gegeven ten bate van een behoeftige wereld en niet uitslui- tend voor hun eigen voordeel.

Bij het verlenen van dienst zijn drie punten van belang:

1.    De beweegreden.

2.    De werkwijze.

3.    De houding die op de handeling volgt.

Ik spreek niet over verkeerde beweegredenen en foutieve werkwijzen. Zij zijn u genoegzaam bekend. Ik belicht datgene wat juist is, en door mijn aanwijzingen toe te passen op het leven van dienst komt verbetering en inspiratie. Deze tijd geeft aan vele mensen de gelegenheid tot een leven van dienst; maar ziet allen toe dat het be- gin op juiste gronden berust. Een juist begin is verantwoordelijk voor een bestendig goed verloop en geeft u steun bij uw pogingen. Waar in zulk een geval mislukking volgt, is een opnieuw ordenen het enige wat u doen kunt. Bij mislukking, waar het begin foutief was (een onvermijdelijke mislukking), is het noodzakelijk de innerlijke drijfveren van de handeling te herzien. [344]

1. De Beweegredenen tot Dienst

In volgorde van hun belangrijkheid zijn deze beweegredenen van drieërlei aard:

a.            Een besef van Gods evolutieplan, een aanvoelen van de bittere nood van de wereld, een begrip van het punt dat de wereld op het ogenblik heeft bereikt, en dientengevolge een zich geven met alle hulpbronnen waarover men be- schikt ten einde dat plan te bevorderen.

b.            Een bepaald persoonlijk doel dat men wil bereiken, een of ander groot ide- aal — zoals heiligheid van karakter — dat de beste krachten van de ziel oproept; of een besef van het bestaan van de Meesters van Wijsheid en een sterke innerlijke vastbeslotenheid om lief te hebben, te dienen en Hen tot elke prijs te bereiken. Wanneer u dit intellectueel  begrip van Gods plan hebt, gepaard gaand met een sterke begeerte om de Groten te dienen, zal dit tot uiting komen in daden op het stoffelijk gebied.

c.            Vervolgens een erkenning van iemands aangeboren of verworven vermogens en een geschikt maken van die vermogens voor de besefte behoefte. Dienst heeft veel verschillende aspecten, en hij die dienst op verstandige wijze ver- leent, die zijn eigen sfeer tracht te vinden en die, na haar gevonden te heb- ben, zijn krachten met blijheid geeft voor het welzijn van het geheel, is de mens bij wie de eigen ontwikkeling gestaag toeneemt. Desalniettemin blijft echter het doel van persoonlijke vooruitgang van ondergeschikt belang.

2. De Werkwijzen van Dienst

Er zijn vele en verschillende werkwijzen. Ik kan slechts op die wijzen die van buitengewoon belang zijn.

Zoals ik zo vaak met klem betoond heb, komt vóór alles het onderscheidingsver- mogen. Hij die van mening is dat hij alles kan ondernemen, die niets wat op zijn weg komt, ontwijkt, die zich onstuimig werpt op datgene waarvoor verstandiger mensen terugdeinzen, die meent dat hij alles aan kan wat zich [345] voordoet, die vurige ijver toont, maar geen hersens om dit probleem van dienst aan te pakken, verspilt slechts kracht; zijn daden zijn vaak afbrekend, hij verkwist de tijd van wijzere en belangrijker mensen die zijn goedbedoelde fouten moeten herstellen, en hij dient geen ander doel dan zijn eigen begeerten. Hij kan het loon van de goede bedoe- ling ontvangen, maar het wordt herhaaldelijk verspeeld door het resultaat van zijn dwaze handelingen. Degene die met onderscheidingsvermogen  dient, is hij die op verstandige wijze zijn eigen plaats, groot of klein, in het algemeen schema beseft; die in alle bescheidenheid zijn mentale en intellectuele vermogens, zijn emotionele draagwijdte en zijn stoffelijke voordelen berekent en zich dan met de som van het geheel toelegt op het vervullen van zijn taak.

Degene die met onderscheidingsvermogen  dient, is hij die met behulp van zijn hoger Zelf en de Meester beoordeelt wat de aard en de grootte is van het op te lossen probleem, en zich niet laat leiden door de goedbedoelde ofschoon vaak onverstandi- ge raadgevingen, verzoeken en vragen van zijn mededienaren.

Degene die met onderscheidingsvermogen  dient, is hij die in zijn handelingen een begrip van tijd heeft en begrijpt dat elke dag slechts vierentwintig uur bevat, en dat hij slechts zoveel en niet meer — van eigen kracht kan uitgeven, en die dat vermogen en de beschikbare tijd met elkaar in overeenstemming brengt.

Hierop volgt een verstandig beheer over het stoffelijk voertuig. Een goede die- naar geeft de Meester geen reden tot bezorgdheid waar het stoffelijke oorzaken be- treft; er kan op hem worden vertrouwd dat hij zijn stoffelijke krachten zo behoedt en spaart, dat hij altijd beschikbaar is om de opdrachten van de Meester uit te voeren. Hij schiet nooit te kort door stoffelijk onvermogen. Hij zorgt ervoor dat zijn lagere voertuig genoeg rust krijgt en voldoende slaap. Hij staat vroeg op en gaat tijdig naar bed. Wanneer het mogelijk is, ontspant hij zich; hij eet gezond en geschikt voed- sel en vermijdt zware kost. Een weinig voedsel, goed gekozen en goed gekauwd, is veel beter dan een zwaar maal. De mensen [346] van tegenwoordig eten in de regel viermaal zoveel als nodig is. Hij houdt met werken op wanneer (door een ongeluk of het weer optreden van overgeërfd stoffelijk onvermogen) zijn lichaam zich verzet tegen werk en tot voorzichtigheid maant. Hij zoekt dan rust, slaap, gaat over tot een dieet als voorzorgsmaatregel  en onderwerpt zich aan een noodzakelijke medische aandacht. Hij geeft gehoor aan verstandige aanwijzingen, terwijl hij zich de tijd gunt om te herstellen.

De eerstvolgende stap is een voortdurende verzorging van en toezicht op het emotielichaam. Dit voertuig is, zoals u weet, het moeilijkst te leiden. Een buitenspo- rige emotie is niet veroorloofd, ofschoon wel wordt toegestaan dat sterke stromen van liefde voor alles wat leeft er doorheen trekken. Liefde, als de wet van het stelsel, bouwt op en stabiliseert, en brengt allen en alles in overeenstemming met die wet. Geen angst of tobben of bezorgdheid beroert het emotielichaam van de naar boven strevende dienaar van allen. Hij kweekt kalmte aan, evenwicht en het gevoel van een vast vertrouwen in Gods wet. Een vrolijke blijmoedigheid kenmerkt gewoonlijk zijn houding. Hij koestert geen jaloezie, geen sombere grauwe neerslachtigheid en geen begerigheid of zelfmedelijden, maar gaat in het besef dat alle mensen broeders zijn en dat al wat bestaat voor allen is kalm zijnsweegs.

Dan volgt de ontwikkeling van zijn mentale voertuig. Bij het controleren van het emotielichaam bepaalt de dienaar zich tot een houding van elimineren. Zijn doel is het emotielichaam zo te trainen, dat het kleurloos wordt, rustig trilt, helder, glad en doorschijnend wordt, als een vijver op een stille zomerdag. Bij het geschikt maken van het mentaallichaam voor dienst streeft de werker naar het tegenovergestelde van elimineren; hij tracht inlichtingen in te winnen, kennis en feiten aan te vullen, het mentaallichaam intellectueel en wetenschappelijk te trainen, zodat het na verloop van tijd een stevig fundament zal blijken te zijn voor goddelijke wijsheid. Wijsheid vervangt kennis, maar vereist kennis als voorbereidende stap. U moet er zich reken- schap van geven dat de dienaar eerst door de Hal van Lering gaat voordat [347] hij de Hal van Wijsheid betreedt. Bij het trainen van het denklichaam tracht hij dan ook systematisch kennis te verkrijgen, datgene wat eraan ontbreken mag aan te vullen, het aangeboren mentale vermogen, verzameld in vorige levens, te beheersen, en ten slotte het lagere denkvermogen te kalmeren, opdat het hogere denkvermogen kan overheersen en het scheppend vermogen van het denken zich een weg kan banen door de stilte heen. Vanuit de Stilte van het Absolute werd het heelal ontworpen. Van uit de duisternis verscheen het licht, van uit het subjectieve open¬baarde zich het objectieve. De negatieve rust van het emotielichaam maakt het ontvankelijk voor indrukken van boven. De positieve rust van het mentaallichaam leidt tot de hogere inspiratie.

Na getracht te hebben beheersing over de persoonlijkheid in haar drie afdelin- gen te verwerven, met een wijs gebruik ervan, streeft hij die de mensheid liefheeft, naar volmaaktheid in de daad. Geen prachtige dromen van martelaarschap noch glorierijke maar kortstondige hersenschimmen van opvallend dienstbetoon nemen zijn aandacht in beslag, maar een direct toepassen van al zijn krachten voor de eerstvolgende plicht ligt in de lijn van zijn streven. Hij weet dat volmaaktheid op de voorgrond van zijn leven en in de onderdelen van het hem omringend werk tevens nauwkeurigheid op de achtergrond zal teweegbrengen, waardoor een gaaf beeld van zeldzame schoonheid zal ontstaan. Het leven gaat met kleine passen vooruit, maar elke op de juiste tijd gedane stap en elk ogenblik dat verstandig wordt gebruikt, voeren naar een lange af te leggen weg en een welbesteed leven. Degenen die de mensheid leiden, stellen alle sollicitanten voor dienst op de proef in de kleine dingen van het dagelijkse leven, en hij die blijk geeft nauwgezet te kunnen werken waar het schijnbaar onbelangrijk is, zal te werk worden gesteld in een gebied van groter belang. Hoe kunnen Zij zich, in een noodtoestand of crisis, verlaten op iemand die in de dagelijkse aangelegenheden slordig en onoordeelkundig te werk gaat?

Een andere werkwijze van dienst drukt zich uit in aanpassingsvermogen. Dit be- helst een bereidheid om zich terug te trekken wanneer andere of [348] belangrijkere personen worden gezonden om de plaats die hij bezet, in te nemen of (omgekeerd) een gave om een taak los te laten ter wille van werk van grotere belangrijkheid, wanneer de een of andere minder bekwame werker zijn werk even vlot en oordeel- kundig kan doen. Bij allen die dienen, getuigt het van wijsheid wanneer zij zichzelf niet te hoog noch te laag schatten. Slecht werk is het resultaat wanneer iemand een werkkring heeft die hij niet aankan, maar eveneens is het verlies van tijd en kracht wanneer bekwame werkers plaatsen bezetten waar hun kundigheid niet tot haar volle recht kan komen en waar minder goed onderlegde mannen en vrouwen dat werk even goed zouden kunnen doen. U allen die dient, wees daarom bereid uw leven lang op een onopvallende en schijnbaar onbelangrijke post te staan, want dat kan uw bestemming zijn en de plaats waar u het beste kunt dienen; wees echter eveneens bereid over te gaan naar werk van klaarblijkelijk meer waarde, wanneer het woord van de Meester weerklinkt en wanneer de omstandigheden — en niet de beraamde plannen van de dienaar aanwijzen dat de tijd is gekomen. Denk over deze laatste zin na.

3. De Houding die op de Daad volgt

Hoe dient die houding te zijn? Volkomen onbewogen, algehele zelfverloochening en een volkomen opgaan in de eerstvolgende stap die moet worden gezet. De vol- maakte dienaar is hij die, zo goed als hij kan, doet wat hij gelooft dat de wil van de Meester is, en het door hem te verrichten werk overeenkomstig Gods plan. Dan zet hij, na zijn deel gedaan te hebben, het werk voort zonder zich te bekommeren om het resultaat van zijn handelingen. Hij weet dat wijzere ogen dan de zijne het einde zien vanaf het begin; dat inzicht, dieper en liefdevoller dan het zijne, de vruchten van zijn dienst schat, en dat een oordeel, rijper dan het zijne, de kracht en de omvang van de ingezette trilling beproeft en die kracht regelt overeenkomstig de beweegre- denen. Hij lijdt niet aan hoogmoed over wat hij tot stand heeft gebracht, noch aan onnodige neerslachtigheid over [349] wat hij nog niet voltooide. Te allen tijde doet hij zijn uiterste best, en verspilt geen tijd met terug te kijken, maar gaat gestaag voorwaarts om de eerstvolgende taak te vol¬brengen. Tobben over vroegere daden en zijn denken richten op ooit behaald succes zijn de kenmerken van involutie, ter- wijl de dienaar tracht te werken met de wet van evolutie. Geef uw aandacht aan dit belangrijke feit. Na gehandeld te hebben, schenkt de verstandige dienaar geen aan- dacht aan wat zijn mededienaren zeggen, mits zijn meerderen (hetzij geïncarneerde mannen en vrouwen of de Groten zelf ) hun tevredenheid betuigen of zwijgen; het deert hem niet of het resultaat niet overeenkomt met wat hij ervan verwachtte, mits hij te goeder trouw het beste deed waartoe hij in staat was; het deert hem niet of hij overstelpt wordt met verwijten en berispingen, mits zijn innerlijk zelf rustig blijft en hem niet aanklaagt; het deert hem niet of hij vrienden, bloedverwanten, kinderen, de eens genoten populariteit en de goedkeuring van de hem omringende medewer- kers verliest, mits zijn innerlijk gevoel van contact met Degenen die leiden en voor- lichten niet verbroken wordt; het deert hem niet of hij schijnbaar in het duister moet werken en of hij zich bewust wordt van het weinige resultaat van zijn zwoegen, mits het innerlijk licht toeneemt en zijn geweten zwijgt.

Dit alles in ‘t kort herhaald:

De beweegredenen kunnen in de volgende paar woorden worden samengevat:

•      Het opofferen van het persoonlijke zelf voor het welzijn van het Ene Zelf. De werkwijze kan eveneens beknopt worden gezegd:

•             Verstandige controle over de persoonlijkheid en onderscheidingsvermogen waar het werk en tijd betreft.

De daaruit voortvloeiende houding zal zijn:

•             Een volledige onbewogenheid en een groeiende liefde voor het ongeziene en het werkelijke.

Dit alles zal in vervulling gaan door een geregelde toepassing van Occulte Meditatie.

[350]