De Wederkomst van de Christus 

Door Alice A. Bailey

[De tekst komt van een folder die overgenomen is uit Hoofdstuk III van het boek van Alice Bailey De Wederkomst van de Christus uitgegeven door Lucis Publishing Company, New York en Lucis Press Limited, Londen. Het boek is ook uitgegeven in het Deens, Nederlands, Fins, Frans, Duits, Grieks, , Italiaans, Japans, Pools, Portugees, Spaans, Zweeds en Joegoslavisch.]

God, Die Transcendent is, groter en geweldiger en meer omvattend dan Zijn geschapen wereld, wordt algemeen erkend en hierop legt men meestal de nadruk. Alle geloofsovertuigingen kunnen met Shri Krishna (die als God de Schepper spreekt) zeggen: "Het gehele Heelal doordrongen hebbend met een deel van Mijzelf, blijf Ik." Deze God, Die Transcendent is, heeft door de eeuwen heen het re­ligieuze denken beheerst van miljoenen eenvoudige en geestelijk ingestelde mensen, eeuwen, die verstreken zijn sinds de mensheid aanving zich voort te spoeden in de richting naar het goddelijke toe.

Langzaam begint, in het ontwakend bewustzijn der mensheid, de grote, daarmede gepaard gaande waarheid te dagen van God, Die Immanent is, Die op goddelijke wijze alle vormen "doordringt", Die van binnen uit alle natuurrijken bepaalt, Die een ingeboren goddelijkheid uitdrukt door de menselijke wezens heen, en Die – tweeduizend jaar geleden – de aard van die Goddelijke Im­manentie uitbeeldde in de Persoon van Christus. Als resultaat van deze zich ontvouwende Goddelijke Aanwezigheid begint er heden in het denken van mensen over de gehele wereld een nieuw begrip op te komen: dat van Christus in ons, “de Hoop op Heerlijkheid” (Kol. 1:27). Er is een groeiend en zich ontwikkelend geloof, dat Christus in ons IS, zoals Hij in de Meester Jezus was, en dit geloof zal de wereldaangelegenheden en de gehele levenshouding der mensheid veranderen.

Het wonder van dat leven, dat tweeduizend jaar geleden werd geleefd, is nog met ons en heeft niets van zijn geur ingeboet; het is een eeuwige inspiratie, hoop, bemoediging en voorbeeld. De lief­de, die Hij aan de dag legde, houdt nog de wereld in haar ban, alhoewel slechts betrekkelijk weinigen werkelijk geprobeerd hebben dezelfde hoedanigheid van liefde te tonen, die Hij toonde – een liefde, die onherroepelijk leidt tot werelddienst, tot volslagen zelfvergetelheid en tot stralend magnetisch le­ven. De woorden, die Hij sprak, waren maar weinige en eenvoudig, en iedereen kan ze begrijpen, maar de betekenis ervan is, sedert Hij leefde en ons verliet, of ons schijnbaar verliet, grotendeels ver­loren gegaan in de ingewikkelde dogmatiek en discussies van Paulus en in de langademige redetwis­ten van theologische commentators.

Toch is heden de Christus de mensheid meer nabij dan op enig ander tijdstip in de menselijke geschiedenis het geval was. Hij is dichter bij dan de innigst-strevende of meest hoopvolle discipel weet, en kan nog dichter bij komen, indien wat hier geschreven staat wordt begrepen en over de ge­hele wereld heen onder de aandacht der mensen wordt gebracht. Want Christus behoort aan de mensheid en aan de wereld der mensen, en niet aan de kerken en geloofsovertuigingen over de hele wereld.

Om Hem heen – in die Hoge Plaats op Aarde, waar Hij Zijn woonstee heeft – zijn heden al Zijn grote Discipelen bijeen, de Meesters van Wijsheid, en al die bevrijde Zonen Gods, Die door de eeu­wen heen overgegaan zijn van duister tot Licht, van het onwerkelijke tot het Werkelijke en van dood tot Onsterfelijkheid. Zij staan klaar om Zijn wensen ten uitvoer te brengen en om de Meester van alle Meesters en Leraar van zowel Engelen als mensen te gehoorzamen. De Dragers en Vertegenwoordi­gers van alle wereldgeloofsovertuigingen wachten daar onder Zijn leiding om al diegenen, die nu in de maalstroom van wereldaangelegenheden strijden en die ernaar streven de wereldcrisis op te los­sen, te openbaren dat zij niet alleen staan. God, Die Transcendent is, is bezig door de Christus en de Geestelijke Hiërarchie heen te werken om hulp te brengen. God, Die Immanent is in alle mensen, staat op het punt op zekere overweldigende wijze tot Bevestiging te komen.

De grote Apostolische Successie van Godskenners staat heden zodanig klaar, dat zij wacht op het sein voor hernieuwde werkzaamheid – een Successie van Diegenen, Die op Aarde hebben ge­leefd, het feit van God, Die transcendent is, aanvaardden, de werkelijkheid ontdekten van God Die immanent is, Die in Hun eigen leven de goddelijke kenmerken uitbeeldden van het leven van Christus en (omdat Zij net als Hij deed en DOET, op aarde leefden) “voor ons de sluier binnengingen, ons een voorbeeld stellend, dat ook wij Zijn (en Hun) schreden moeten volgen”. Ook wij behoren uiteindelijk tot die grote Successie.

Boeddha Zelf staat achter de Christus, in deemoedige erkenning van de goddelijke taak, die Hij op het punt staat te voltooien, en omdat wat daar geestelijk zal worden volbracht nu zo dichtbij is. Niet alleen, dat al diegenen, die bewust in het Koninkrijk Gods functioneren, Zijn Plannen beseffen, maar ook die grote geestelijke Wezens, die leven en verblijven in het “vaderhuis”, in “het centrum, waar Gods Wil gekend wordt”, worden gemobiliseerd en georganiseerd om Zijn werk bij te staan. De geestelijke lijn van Successie, van de troon van de Hoogbedaagde af naar beneden tot aan de ne­derigste discipel toe (met anderen aan de voeten van de Christus verzameld) is heden gericht op de taak de mensheid te helpen.

Het grote ogenblik, waarop Hij zo geduldig heeft gewacht, IS bijna aangebroken. Het “einde der wereld”, waarop Hij doelde, toen Hij met Zijn discipelen sprak: “Zie, ik ben met U alle de dagen en zelfs tot het einde der wereld” is gekomen en heden is Hij eraan toe en wacht, wetend, dat het uur is gekomen, dat Hij “om Zijn moeitevol lijden het zal zien tot verzadiging toe” (Jes. 53:11).

Door de gehele geestelijke Successie van Zonen Gods heen wordt er niets anders gezien en ge­voeld dan verwachting en voorbereiding. "De Hiërarchie wacht". Zij heeft alles, wat van het oogpunt van de momentele kans mogelijk was, gedaan. De Christus houdt in geduldig zwijgen stand en let op de inspanning, waardoor Zijn werk op Aarde zal gematerialiseerd worden en Hij in staat zal worden gesteld de poging, die Hij twee duizend jaar geleden in Palestina deed, te voltooien. De Boeddha zweeft boven de planeet, klaar om – indien Hem de kans door de mensheid wordt geboden – Zijn rol te vervullen. Alles hangt nu af van het juist handelen van de mensen van goede wil.

Van het Vaderhuis uit (het “centrum, waar Gods Wil gekend wordt”, het Shamballa der esoterici) is het Fiat uitgegaan: het uur is aangebroken. Uit het Koninkrijk Gods, waar de Christus heerst, is het antwoord teruggekaatst: “Vader, Uw Wil geschiede.” Uit onze strijdende, verbijsterde, ongelukkige mensenwereld stijgt onophoudelijk de kreet op: “Moge Christus weer op Aarde komen.” Zo is er in de drie grote geestelijke centra: het Vaderhuis, het Koninkrijk Gods en de ontwakende mensheid, slechts één Doel, één denkbeeld en één vereende verwachting.

Het is zeer noodzakelijk, dat men heden “het centrum, waar Gods Wil gekend wordt” op volledi­ger wijze kent. Het publiek moet enig begrip hebben van dit hoogste geestelijke centrum, waarop – in­dien wij het Evangelieverhaal geloven – Christus Zelf altijd Zijn aandacht gevestigd hield. Vaak lezen we in het Nieuwe Testament dat “de Vader tot Hem sprak”, of dat “Hij een stem hoorde”, die door an­deren niet werd vernomen, of dat men de woorden hoorde: “Dit is mijn geliefde Zoon.” Verscheidene malen werd Hem – zo lezen wij – het zegel der bevestiging (zoals dat geestelijk wordt genoemd) gege­ven. Alleen de Vader, de Planeetlogos, de “Ene in Wie wij leven en bewegen en zijn” (Hand. 27:28), de Heer der Wereld, de “Hoogbedaagde” (Dan. 7:9) kan dit laatste bevestigende woord spreken. Er zijn, zoals wij wel weten, vijf crises of inwijdingen, die met de Meester Jezus te maken hebben – de Geboorte te Bethlehem, de Doop, de Transfiguratie, de Kruisiging en de Wederopstanding. Maar achter deze duidelijke en praktische leer ligt een achtergrond of een gedachte van iets veel hogers en veel belangrijker – de bevestigende Stem van de Vader, datgene erkennend, wat de Christus heeft gedaan.

Wanneer Christus in de volgende tweeduizend jaar het werk, dat Hij tweeduizend jaar geleden begon, voltooit, zal zeker die bevestigende Stem wederom worden gehoord en zal de goddelijke er­kenning verleend worden aan Zijn komst. Dan zal de Christus die geweldige Inwijding doormaken, waarvan wij niets weten dan dat in Hem twee goddelijke aspecten (liefde-wijsheid in volledige mani­festatie, gedreven door goddelijke wil of macht) zullen samensmelten en in elkaar opgaan. Dan zul­len de Boeddha en de Christus samen langs de Vader, de Heer der Wereld, gaan, zullen samen de heerlijkheid van de Heer zien en ten slotte overgaan tot een hogere dienst, waarvan aard en wezen ons onbekend zijn.

Ik schrijf hier niet in een fanatieke of een duizendjarig rijk voorspellende geest, ik spreek niet als een speculatief theoloog of als de drager van één fase van godsdienstige wensgedachten. Ik spreek, omdat velen weten, dat de tijd rijp is en omdat het beroep van eenvoudige trouwe harten is doorge­drongen tot de hoogste geestelijke sfeer, en energieën en krachten in beweging heeft gesteld, die nu niet meer kunnen worden tegengehouden. De aanroepende kreet van de wanhopige mensheid is he­den van zo'n omvang en klank, dat die – vereend met de kennis en de wijsheid der geestelijke Hiërar­chie – zekere werkzaamheden in het Vaderhuis hebben doen ontstaan. Deze zullen de heerlijkheid Gods tot gevolg hebben en voorts, dat de Goddelijke Wil-ten-goede tot menselijke goede wil wordt omgezet, waarvan Vrede op Aarde het resultaat zal zijn.

Een nieuw hoofdstuk in het grote boek van geestelijk leven staat op het punt van te worden ge­schreven; een nieuwe bewustzijnsverruiming staat voor de deur; het is de mensheid thans mogelijk de goddelijke aandacht opnieuw te erkennen en een zich openbarende verwachting zal de juistheid aantonen van het Bijbelwoord: “... elk oog zal Hem zien.” (Op. 1:7.) Het godsdienstig levend-zijn of de geestelijke geschiedenis van het mensdom kan voor ons samengevat worden in een reeks erkennin­gen: het erkennen van Hen, die door de eeuwen heen de Apostolische Successie hebben gevormd, voor ons een culminatiepunt bereikend in de grote godsdienstige Leiders, die sedert 700 v.C. te mid­den van ons zijn verschenen, die de grote moderne wereldgodsdiensten hebben gesticht en – bovenal – in de Christus Zelf, Die de belichaming was van de volmaking van God, Die Immanent is; en van het besef van God, Die Transcendent is; het erkennen van die voornaamste geestelijke begrippen van liefde, leven en betrekking, die altijd ergens op de achtergrond van menselijk denken aanwezig waren en die nu op het punt staan behoorlijk tot uitdrukking te komen; het erkennen van de ware broederschap der mensen, gebaseerd op het Ene Goddelijke Leven, door één ziel werkend en zich uitdruk­kend door de ene mensheid; een erkennen dus van de betrekking met zowel het goddelijk leven door de gehele wereld heen als met het mensdom zelf. Het is deze zich ontwikkelende geesteshouding, die leiden zal tot de juiste menselijke verhoudingen en tot uiteindelijke wereldvrede.

Heden wordt een andere erkenning mogelijk. Het is de overal aanwezige erkenning van de op handen zijnde wederkomst van Christus (indien zo’n zin kan opgaan voor Iemand, Die ons nimmer ver­liet) en van de nieuwe geestelijke gelegenheden, die door deze gebeurtenis worden opengesteld.

De basis van deze erkenning ligt in de diepgewortelde overtuiging, die inherent is aan het menselijk bewustzijn, dat de een of andere geestelijke Leraar, een Verlosser, Onthuller, Wetgever of Goddelijke Vertegenwoordiger uit de wereld van geestelijke werkelijkheden MOET tevoorschijn komen ter wille van de menselijke nood en menselijke behoefte. Altijd IS, gedurende de eeuwen, op het tijd­stip van 's mensen hoogste nood en in antwoord op zijn uitgesproken vraag, een goddelijke Zoon Gods tevoorschijn gekomen en onder vele verschillende namen. Toen kwam de Christus en liet ons ogenschijnlijk achter, met Zijn werk onafgemaakt, terwijl Zijn visie voor het mensdom nog niet vervuld was. Gedurende tweeduizend jaar scheen het, of al Zijn werk gestremd en belemmerd werd en ner­gens toe gediend had, want dat de kerken gedurende de eeuwen groeiden, is geen waarborg voor het geestelijk succes, dat Hij beoogde. Er was meer nodig dan de theologische vertolkingen en het in aantal toenemen van belijders der wereldgodsdiensten (daarbij inbegrepen Christendom en Boeddhisme) om aan te tonen, dat Zijn wereldmissie met succes ten uitvoer was gebracht. Het scheen alle­maal onmogelijk en drie voorwaarden waren ervoor nodig; onder deze voorwaarden kon geprobeerd worden een proef te leveren van Zijn werk. Heden zijn deze voorwaarden bewezen feiten.

Ten eerste: zoals we gezien hebben, een algemene planetaire gesteldheid, die (dank zij 's mens­en zelfzucht) ongelukkigerwijze bewezen heeft zo catastrofaal van aard te zijn, dat de mensheid ge­dwongen is geweest, de oorzaak en bron van de ramp te erkennen.

Ten tweede: een geestelijk ontwaken, dat zijn impuls moest hebben in de diepste diepten van 's mensen bewustzijn, en dat is heden het geval als gevolg van de wereldoorlog (1914-1945).

Ten derde: een geleidelijk in kracht toenemende aanroepende kreet, een gebed of een smeekbe­de, gericht tot hoge geestelijke bronnen, onverschillig met welke namen men die bronnen moge be­noemen.

Heden zijn al deze voorwaarden vervuld en de mensheid staat voor een hernieuwde kans. De ramp, die het mensdom heeft getroffen, is algemeen en wijd verspreid. Niemand is eraan ontsnapt en op de een of andere wijze – lichamelijk, economisch of sociaal – is iedereen erin betrokken. Overal ter wereld zijn mensen (in of buiten de wereldgodsdiensten, en grotendeels erbuiten) algemeen en volle­dig tot geestelijke ontwaking gekomen en aan alle kanten ziet men hoe mensen zich tot God keren. Tenslotte hebben deze twee oorzaken als nimmer tevoren de aanroepende kreet der mensheid opge­wekt; deze is duidelijker, reiner en onzelfzuchtiger dan op enig ander tijdstip in de menselijke ge­schiedenis, omdat hij gebaseerd is op scherper denken en gemeenschappelijke rampzaligheid. In ie­der land komt de ware religie weer in het mensenhart naar boven. Het is mogelijk, dat deze erkenning, dat er een goddelijke hoop en achtergrond bestaan, de mensen terug kan voeren naar de kerken en wereldgodsdiensten, maar zeker zal het ze tot God terugbrengen.

Godsdienst is zeer zeker de naam, die wij geven aan de aanroepende smeekbede der mens­heid, die leidt tot het evocatief antwoord van de Geest Gods. Deze Geest werkt in ieder menselijk hart en in alle groepen, en werkt ook door de Geestelijke Hiërarchie der planeet en dwingt het Hoofd van de Hiërarchie, de Christus, handelend op te treden, en de handeling, die Hij zal verrichten, zal ertoe leiden, dat Hij met Zijn discipelen wederkomt.

Het denkbeeld van de wederkomst van Christus is zeer bekend en het begrip van een Zoon Gods, Die in antwoord op menselijke behoefte terugkeert, heeft zijn plaats in de leer van het meren­deel der wereldgodsdiensten. Sedert Hij schijnbaar opging naar de sfeer, waar Hij volgens gelovigen Zijn plaats heeft, hebben kleine groepen mensen zich het geloof aangepraat, dat Hij op die of die datum terug zou komen, en hun voorspellingen en verwachtingen zijn altijd gedoemd geweest op niets uit te lopen. Hij is niet gekomen. Zulke mensen zijn door de massa uitgelachen en door de intel­ligenten berispt. Hun ogen hebben Hem niet aanschouwd en nergens was er een tastbare aanwijzing, dat Hij aanwezig was. Heden weten duizenden, dat Hij komen zal, dat er reeds plannen voor Zijn komst zijn beraamd. Het tijdstip is slechts aan twee of drie bekend, maar “op een uur waarvan gij het niet vermoedt, zal Hij komen” (Matth. 24:44).

Een waarheid, die de orthodoxe denker van ieder geloof zwaar zal vallen te aanvaarden, is het feit, dat Christus niet kan terugkomen, omdat Hij altijd hier op Aarde is geweest, het oog houdend op het geestelijk lot der mensheid. Hij heeft ons nimmer verlaten, maar in een stoffelijk lichaam en veilig verscholen (hoewel niet onvindbaar) heeft Hij de aangelegenheden van de geestelijke Hiërarchie ge­leid, alsmede die van Zijn discipelen en werkers, Die met Hem vereend zich aan Aardedienst hebben gewijd. Hij kan slechts opnieuw verschijnen. Het is een geestelijk feit dat zij die overgegaan zijn van de grafkelder tot de volheid van het leven van wederopstanding, kunnen worden gezien en tegelijker­tijd aan het gezicht van een gelovige kunnen worden onttrokken. Zien en erkennen zijn twee verschil­lende dingen en een van de grote erkenningen, waartoe de mensheid in de naaste toekomst zal ko­men, is de erkenning dat Hij altijd met ons is geweest en met ons de bekende bruikbaarheid en de bepaalde kenmerken van onze civilisatie, en haar vele gaven aan de mens heeft gedeeld.

De eerste tekenen, dat Hij met Zijn discipelen nadert, kunnen reeds worden waargenomen door hen, die de tekenen des tijds opmerken en juist vertolken. Er is (onder die tekenen) het feit, dat zij, die hun medemensen liefhebben, geestelijk samenkomen. In werkelijkheid is dit het organiseren van het uiterlijke, stoffelijke leger van de Heer – een leger, dat geen andere wapens heeft dan die der liefde, van het juiste woord en van juiste menselijke verhoudingen. Deze onbekende organisatie is geduren­de de oorlogsnasleep met geweldige stappen vooruitgegaan, omdat de mensheid beu is van haat en strijd.

De generale staf van de Christus is reeds werkzaam in de vorm van de Nieuwe Groep van We­relddienaren, en is een zo machtig lichaam van voorboden als ooit een grote wereldfiguur is voorge­gaan in het strijdperk van het leven van het mensdom. Haar werk en invloed wordt reeds in ieder land gezien en gevoeld en dat, wat zij heeft tot stand gebracht, kan door niets vernietigd worden. Wat klank voor geestelijke en organiserende uitwerking heeft is middels gesproken invocatie sedert 1935 ook aangevat, en de energie van de aanroepende kreet der mensheid is. in die kanalen geleid, die reiken van de aarde tot die Hoge Plaats, waar de Christus verblijft. Van daaruit is zij overgebracht naar die nog hogere sferen, waar de aandacht van de Heer der Wereld, de Hoogbedaagde, de Vader van al­len, en bovendien van de Scheppende Energieën en Levende Wezens, Die daar met Hem wonen, op de mensheid gericht kan worden en die stappen kunnen gedaan worden, die sneller de Doeleinden van God tot vorm zullen brengen.

Voor de eerste maal in de menselijke geschiedenis is de smeekbede van de mensen op aarde zo dringend en zo in overeenkomst met de Goddelijke leiding in tijd en ruimte, dat het einddoel on­vermijdelijk zeker is. De geestelijke Vertegenwoordiger, die verwacht wordt, moet tevoorschijn komen en ditmaal zal Hij niet alleen komen, maar zal vergezeld worden door Hen, wier leven en woorden op ieder terrein van menselijk denken erkenning zullen afdwingen. Van de symbolische voorspellingen, in alle wereldgeschriften, betreffende deze naderende gebeurtenis aangetroffen, zal de waarheid worden aangetoond. De symboliek ervan zal evenwel een nieuwe vertolking vinden en de omstandig­heden en gebeurtenissen zullen niet noodzakelijk precies zo zijn, als de Schriften schijnen aan te ge­ven. Hij zal bv. inderdaad in “de wolken des hemels” komen (Matth. 26:64), zoals de Christelijke Schriften zeggen, maar van welk belang is dat, wanneer miljoenen op ieder uur van de dag en de nacht in de wolken komen en gaan? Ik noem dit als een van de meest frappante voorspellingen en een van de meest bekende, maar het is een voorspelling, die in onze moderne civilisatie weinig bete­kent. Het feit, dat er op aan komt, is dat Hij zal komen.

Het Wesakfeest2 is door de eeuwen heen in de welbekende vallei in de Himalaya gevierd (indien de gelovigen het slechts wilden geloven) teneinde::

  1. Het feit te bewijzen, dat Christus sedert Zijn z.g. vertrek een stoffelijk bestaan leidde te midden van ons.
  2. De (op aards gebied) bestaande solidariteit te bewijzen van de Oosterse en Westerse wijze van God te benaderen. Zowel de Christus als de Boeddha zijn dan aanwezig.
  3. Een verzamelpunt en plaats van samenkomst te vormen voor hen, die jaarlijks – in synthese en sym­bolisch – zich verbinden en het Vaderhuis, het Koninkrijk Gods en de mensheid vertegenwoordigen.
  4. De aard van het werk van Christus aan te tonen, als de grote en uitverkoren Middelaar, Die optreedt als de Vertegenwoordiger, van de Geestelijke Hiërarchie en als de Leider van de Nieuwe Groep van Werelddienaren en in Zijn persoon uitdrukking geeft aan hun eis tot het erkennen van het feitelijk bestaan van het Koninkrijk Gods hier en nu.

Een der voornaamste boodschappen voor allen, die deze woorden lezen, is misschien deze grote waarheid en dit feit van de lichamelijke Aanwezigheid op Aarde en in deze tijd van de Christus en van Zijn groep Discipelen en Uitvoerders, van Hun typerende werkzaamheden ter wille van het mensdom en van Hun nauwe onderlinge betrekking. Deze betrekking komt bij zekere grote geestelijke Feestelijkheden naar voren, waar, in die betrekking, niet alleen het Koninkrijk Gods, maar ook de Va­der en het Vaderhuis is besloten. Daar is het Paasfeest, het Feest van de Boeddha, Die in lichamelijke Aanwezigheid de geestelijke solidariteit van onze planeet uitdrukt; en het Feest in juni, dat in het bij­zonder het Feest van de Christus is, wanneer Hij – als leider van de Nieuwe Groep van Werelddienaren – de Nieuwe Invocatie gebruikt ter wille van alle mensen van goede wil in alle landen. Tezelfdertijd verzamelt Hij de onrijpe en onuitgedrukte smeekbeden van allen, die zoeken naar een nieuwe en betere levenswijze. Zij verlangen liefde in het dagelijks leven, juiste menselijke verhoudingen en een begrip betreffende het fundamentele Plan.

Het zijn deze stoffelijke gebeurtenissen, die van belang zijn, en niet de vage hoop en de belof­ten van de theologische geloofsovertuigingen. Het is de stoffelijke Aanwezigheid op onze Planeet van zulke erkende geestelijke Figuren als de Heer der Wereld, de Hoogbedaagde en de Zeven Gees­ten voor de Troon Gods, van de Boeddha, de geestelijke Leider van het Oosten, en van de Christus, de geestelijke Leider van het Westen, die op dit hoogst belangrijke tijdstip onder onze aandacht wordt gebracht. Het vaag geloof aan hun bestaan, de dromerige speculatie betreffende Hun werk en Hun interesse in het menselijk welzijn, en de onovertuigde, maar hoopvolle wensgedachten der gelovigen (en ook van de ongelovigen) zullen spoedig plaats maken voor zeker weten, voor visuele erkenning, voor bewijsbare tekenen van scheppend werk en voor het reorganiseren van het politieke, religieuze, economische en sociale leven der planeet (en wel door mensen van ongewone kracht).

Dit alles zal niet ontstaan als resultaat van enigerlei afkondiging of enigerlei overweldigende planetaire gebeurtenis, waardoor de mensenwezens over de gehele wereld gedwongen zullen worden te zeggen: “Kijk! daar is Hij. Kijk, hier zijn de tekenen van Zijn goddelijkheid ...” want dat zou slechts vijandschap en gelach, weerstand of fanatieke gelovigheid oproepen.

Het zal komen als een erkenning van macht in leiderschap, door dynamische maar logische veranderingen in wereldaangelegenheden en doordat de volksmassa van de diepten van zijn eigen bewustzijn uit tot handelen komt.

Vele jaren geleden3 gaf ik te kennen, dat de Christus op drie wijzen zou komen, of liever, dat het feit van Zijn Aanwezigheid zou kunnen worden aangetoond in drie onderscheidene fasen.

Er werd toen op gewezen, dat de eerste maatregel, die de Christus zou nemen, zou zijn het geestelijk bewustzijn in de mens te stimuleren, op grote schaal de geestelijke eisen der mensheid te wekken en – op wereldomvattende schaal – het Christusbewustzijn in het menselijk hart aan te kweken. Dit is reeds geschied en heeft zeer doeltreffende resultaten opgeleverd. Van de daadwerkelijke aard van dit proces zijn de luide eisen der mensen van goede wil, van weldadigheidswerkers en van diege­nen, die zich gewijd hebben aan internationale samenwerking, aan het verlichten van wereldsmart en aan het instellen van juiste menselijke verhoudingen, de niet te ontkennen uitdrukking. Die fase van het voorbereidend werk, die een aanwijzing is van Zijn komst, heeft nu een stadium bereikt, dat niets de vooruitgang ervan kan belemmeren of de stuwkracht ervan kan vertragen. Alle schijn ten spijt heeft dit opwekken van het Christusbewustzijn succes gehad, en wat tegengestelde activiteit zou kunnen schijnen, is op de lange duur van geen belang en slechts van voorbijgaande aard.

De tweede aangegeven maatregel der Hiërarchie zou zijn geestelijke denkbeelden te doen op­komen in het denken van verlichte mensen over de gehele wereld, welke denkbeelden de nieuwe waarheden belichamen, doordat de nieuwe begrippen, die het menselijk leven zullen besturen, “neerdalen” (als ik het zo mag noemen) en doordat alle werelddiscipelen en de Nieuwe Groep van Werelddienaren overschaduwd zullen worden door de Christus Zelf. Deze vooruit beraamde maatre­gel van de Hiërarchie heeft veel succes. Door mannen en vrouwen over de gehele wereld en op ieder terrein van het leven worden deze nieuwe waarheden uitgesproken, die in de toekomst het menselijk leven zullen moeten leiden: zij zijn bezig die nieuwe organisaties, bewegingen en groepen – groot of klein – te organiseren, waardoor de massa vertrouwd zal worden gemaakt met de werkelijkheid van de behoefte, en de wijze om daaraan tegemoet te komen. Dit doen zij, gedreven door warmte des harten en hun liefdevolle reactie op menselijke smart. Zonder het zo voor zichzelf te formuleren, zijn zij toch aan het werk om Gods Koninkrijk op aarde tot zichtbaarheid te brengen. Het is niet mogelijk deze fei­ten te ontkennen, gezien de hoeveelheid organisaties, boeken en toespraken.

Derdes wordt ons verteld, dat Christus Persoonlijk zou kunnen komen en onder de mensen rond zou gaan zoals Hij vroeger deed. Dit heeft nog niet plaats gehad, maar er worden plannen gemaakt om Hem in staat te stellen dit te doen. Deze plannen houden niet in, dat er een lief kind in een lief gezin op Aarde wordt geboren. Ongegronde aanspraken en de goedgelovige erkenning der welme­nenden en onintelligenten zullen er niet door worden verwekt, zoals heden zo vaak het geval is. Evenmin zal er iemand verschijnen en zeggen: “Dit is de Christus. Hij is nu hier, of daar ...”. Ik wil er echter op wijzen, dat het alom opduiken van zulke verhalen en aanspraken, alhoewel ze ongewenst, misleidend en verkeerd zijn, toch een bewijs is van de menselijke verwachting betreffende het op handen zijn van Zijn komst. Het geloof aan Zijn komst is inherent aan het menselijk bewustzijn. Hoe en op welke wijze Hij zal komen, is nog niet vastgesteld. Het juiste ogenblik is nog niet gekomen en evenmin is de methode van Zijn verschijnen bepaald. De feitelijke aard van de eerste twee voorberei­dende maatregelen, die de Hiërarchie onder Zijn leiding reeds nam, is er de waarborg voor, dat Hij ZAL komen en dat – wanneer Hij komt – het mensdom klaar zal zijn.

Laat ons zekere aspecten van het werk samenvatten, dat Hij tweeduizend jaar geleden in bewe­ging zette, omdat hierin de sleutel is te vinden voor Zijn toekomstig werk. Het een en ander is U welbekend, want door de wereldgodsdiensten en in het bijzonder door leraren van het Christelijk geloof is er zeer de nadruk op gelegd. Maar dezen stelden allen Zijn werk voor als voor de mens moeilijk te be­grijpen, en doordat er zo'n onjuiste nadruk is gelegd op Zijn Goddelijkheid (een nadruk, die Hij Zelf nimmer legde), is de schijn gewekt of Hij en Hij alleen, en niemand anders, deze dingen kon doen. Theologen hebben vergeten, dat Hij Zelf vaststelde: “grotere Werken zult gij verrichten, omdat ik naar de Vader ga ... " (Joh. 24:12). Hij duidt hier aan, dat Zijn overgaan naar het Vaderhuis tot resultaat zou hebben, dat zoveel geestelijke sterkte, inzicht en scheppend vermogen de mensen zou toestromen, dat hun daden de Zijne zouden overtreffen. Omdat Zijn leer zo werd misvormd en zo'n gering verband had met de mens, hebben wij deze “grotere werken” nog niet volbracht. Te eniger tijd zullen wij die zeker verrichten en in zekere richtingen hebben we die reeds gedaan. Laat mij enkele van die dingen opnoemen, die Hij deed en die ook wij kunnen doen en waarin Hij zal meehelpen.

  1. Voor de eerste maal in de menselijke geschiedenis was de liefde Gods belichaamd in een mens, en Christus luidde het tijdperk van liefde in. Die uitdrukking van goddelijke liefde is nog onvolmaakt, nog is de wereld niet vol van liefde en er zijn nog maar weinig mensen, die de ware betekenis van het woord begrijpen. Maar wanneer, symbolisch gesproken, de Verenigde Naties zullen zijn gekomen tot daadwerkelijke en feitelijke macht, dan zal het welzijn der wereld verzekerd zijn. Wat is dat welzijn anders dan liefde in handeling? Wat zijn de juiste menselijke verhoudingen anders dan liefde onder mensen, groepen en naties? Wat is internationale samenwerking anders dan liefde op wereldschaal? Dit zijn de dingen, die de Liefde Gods in Christus tot uitdrukking bracht en dit zijn de dingen, waaraan wij thans werken om ze tot stand te brengen. Wij trachten het op omvangrijke schaal te doen en dit in weerwil van de oppositie, die alleen tijdelijk kan slagen, want zo machtig is de ontwaakte geest van de mens. Dit zijn de dingen, waaraan de Hiërarchie met Haar reeds succesvolle werkwijze meehelpt, en zal voortgaan te helpen.
  2. Christus leerde ook, dat het Koninkrijk Gods op Aarde was en zei ons dat Koninkrijk eerst te zoe­ken, en alle dingen ter wille daarvan los te laten. Dit koninkrijk is altijd met ons geweest, samengesteld uit al diegenen, die door de eeuwen heen geestelijke doeleinden hebben nagestreefd, en zich van de begrenzingen van het stoffelijk lichaam en van de emotionele overheersing en het belemmerend denkvermogen hebben bevrijd. De ingezetenen ervan zijn diegenen, die, onbekend aan de meerder­heid, ook heden nog in een stoffelijk lichaam leven, voor het welzijn der mensen werken, liefde als hun algemene techniek gebruiken in plaats van emotie, en dat grote lichaam vormen van “verlichte Denkvermogens”, dat het lot der wereld bestuurt. Het Koninkrijk Gods is niet iets dat op Aarde zal ne­derdalen, wanneer de mensen goed genoeg zijn! Het is iets, dat heden doeltreffend werkt en beves­tigd wil worden. Het is een georganiseerd lichaam, dat reeds de erkenning oproept van de kant van die mensen, die werkelijk eerst het Koninkrijk Gods zoeken en daardoor ontdekken, dat het koninkrijk, dat zij zoeken, er reeds is. Christus en Zijn discipelen worden door velen gekend als stoffelijk op Aarde aanwezig, en het Koninkrijk, dat Zij regeren, met zijn wetten en werkwijzen, is velen bekend en is dat door de eeuwen heen geweest.

    Christus is de Wereld-Genezer en -Verlosser. Hij werkt, omdat Hij de belichaamde Ziel van alle Werkelijkheid is. Net zoals Hij tweeduizend jaar geleden in Palestina deed, werkt Hij ook heden door middel van groepen. Daar werkte Hij door de drie geliefde discipelen, door de twaalf apostelen, door de gekozen zeventig en de belangstellende vijfhonderd. ... Nu werkt Hij door Zijn Meesters en Hun groepen en versterkt daardoor Zijn pogingen in hoge mate. Hij kan – en zal – door alle groepen werken precies in die mate als die groepen zich geschikt maken voor geordende dienst, voor het uitdelen van liefde en bewust ingesteld raken op (tot éénlijnigheid komen met) de grote macht der innerlijke groepen.

    Door die groepen, die altijd de stoffelijke Aanwezigheid van de Christus verkondigd hebben, is de Leer zodanig door dogmatische verzekeringen en onbelangrijke details en belachelijke aanspra­ken vervormd, dat zij weinig erkenning betreffende de daaraan ten grondslag liggende waarheid heeft opgewekt, en evenmin heeft men een koninkrijk uitgebeeld, dat aantrekkelijk is. Toch bestaat dat Ko­ninkrijk, maar het is geen plaats van tucht of van gouden harpen, bevolkt door onintelligente fanatici, maar een gebied van dienst, waar ieder mens ten volle de gelegenheid heeft zijn goddelijkheid uit te oefenen in menselijke dienst.

  3. Bij de Verheerlijking (Transfiguratie) openbaarde Christus de heerlijkheid, die ieder mens is aange­boren. De lagere drievoudige aard – lichamelijk, emotioneel en mentaal – wordt daar getoond als ter aarde gebogen voor de heerlijkheid, die geopenbaard werd. Op dat moment, dat de Immanente Christus in de stoffelijke vorm was, en de mensheid werd voorgesteld door de drie Apostelen, kwam er een stem uit het Vaderhuis ter bevestiging van de geopenbaarde Goddelijkheid en van het Zoonschap van de Getransfigureerde Christus. Op deze ingeboren goddelijkheid, op dit erkend Zoonschap, is de broederschap van alle mensen gebaseerd – een leven, een heerlijkheid, die geopenbaard zal worden, en één goddelijke verwantschap.

    Heden is (zelfs wanneer we wat besloten ligt in Goddelijkheid terzijde laten) de heerlijkheid van de mens en zijn fundamentele verwantschap reeds op grote schaal een feit in het menselijk bewustzijn. Naast die kenmerken, die tot dusver bedroevend blijven en die alle aanspraak op Goddelijkheid schijnen te weerspreken, staat het wonder van wat de mens heeft bereikt, van zijn zege over de na­tuur. De glorie van wat de wetenschap tot stand bracht en het prachtig getuigenis van scheppende kunst – zowel modern als oud – laten geen plaats voor twijfel aan 's mensen Goddelijkheid. Hier dan zijn de “grotere werken”, waarover Christus sprak en hier is opnieuw de zege van de Christus binnen het menselijk hart.

    Waarom er over deze zege van het Christusbewustzijn altijd moet worden gesproken in termen van religie, ter kerke gaan en orthodox geloof, is een van de ongelooflijke triomfen van de krachten van het Kwaad. Een burger te zijn van het Koninkrijk Gods betekent NIET, dat men noodzakelijk lid moet zijn van een der orthodoxe kerken. De goddelijke Christus in het menselijk hart kan zich op vele verschillende terreinen van het menselijk leven uitdrukken – in politiek, in kunst, op economisch ge­bied en in waarachtig sociaal leven, in wetenschap en in godsdienst. Het zou misschien verstandig zijn, hier te bedenken, hoe de enige keer, waarvan gemeld wordt dat Christus (als volwassene) de Tempel der Joden bezocht, Hij daar rustverstoring teweeg bracht! De mensheid gaat van heerlijkheid naar heerlijkheid en in het uitgestrekte panorama van de geschiedenis is dit op frappante wijze zicht­baar. De heerlijkheid wordt heden geopenbaard op ieder gebied van menselijke werkzaamheid, en de Verheerlijking van hen, die zich op de top der menselijke golf van civilisatie bevinden, is zeer nabij.

  4. Ten slotte legde Christus in de zege van de Kruisiging – of zoals dat in het Oosten nauwkeuriger wordt genoemd: de Grote Verzaking – voor de eerste maal op aarde een ijle draad vast van de Godde­lijke Wil, zo als die van het Vaderhuis (Shamballa) uitging, onder de begrijpende hoede van het Ko­ninkrijk Gods kwam en door middel van de Christus onder de aandacht van het mensdom werd ge­bracht. Door de bemiddeling van zekere Grote Zonen van God zijn de drie goddelijke aspecten of kenmerken van de Goddelijke Drie-eenheid – Wil, Liefde en Intelligentie – deel gaan uitmaken van het menselijk denken en streven. De Christenen zijn geneigd te vergeten, dat de crisis in de laatste uren van de Christus niet lag in de uren, dat Hij aan het Kruis hing, maar in de uren in de Hof van Gethsemane toen Zijn wil – in stervenspijn en bijna in wanhoop – ondergedompeld werd in die van de Vader. “Vader” zei Hij, “Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.” (Luk. 22: 42).

Iets nieuws, maar dat in de grond van de tijd was beraamd, gebeurde toen in die rustige tuin. Christus, die de mensheid vertegenwoordigde, verankerde of stelde des Vaders Wil in op Aarde en maakte het de intelligente mensen mogelijk die ten uitvoer te brengen. Tot dusver was die Wil be­kend geweest in het Vaderhuis, en was door de Geestelijke Hiërarchie, welke onder Christus werkte, er­kend en aan de wereldbehoefte aangepast, en nam aldus vorm aan als het Goddelijk Plan. Heden kan de mensheid, dank zij wat Christus in Zijn ogenblik van crisis honderden jaren geleden deed, haar pogingen voegen bij het uitwerken van dat Plan. De wil-ten-goede van het Vaderhuis kan de goedwil­lendheid van het Koninkrijk Gods worden en door de intelligente mensheid worden omgezet tot juiste menselijke verhoudingen. Zo reikt nu de directe lijn of draad van Gods Wil van de hoogste plaats tot aan het laagste punt en kan te rechter tijd een lijn worden, waarlangs de mensenzonen opstijgen en de liefhebbende, levende Geest Gods nederdaalt.

Laat ons distantie, gereserveerdheid en vaagheid vergeten en beseffen, dat wij praten over exacte en letterlijke gebeurtenissen op onze planeet. Het gaat hier om erkenningen en gebeurtenissen en feitelijke voorvallen, die velen tot bewust eigendom zijn geworden. De Christus van de geschiede­nis en de Christus in het menselijk hart zijn planetaire feiten.

Er is een aspect aan deze wederkomst van de Christus, dat nimmer wordt belicht en waarop nimmer een toespeling wordt gemaakt. Het is de factor van wat dit andermaal onder de mensen ko­men, deze terugkeer tot de uiterlijke, dagelijkse werkzaamheid, voor de Christus zal betekenen, wan­neer Hij dit voor Zich heeft. Hoe zal Hij Zich voelen, wanneer het uur van Zijn verschijnen slaat?

In Het Nieuwe Testament wordt gesproken over, een Grote Inwijding, waaraan we de naam van Hemelvaart geven. We weten daar niets van. In het Evangelie worden ons slechts enkele brokstukken ervan gegeven: het feit van de bergtop, van aanwezige toeschouwers en van de woorden van de Christus, waarmede Hij hun de verzekering gaf, dat Hij hen niet zou verlaten. Daarna onttrokken de wolken, die Hem omhulden, Hem aan hun ogen. (Hand. 1:9.) Er was niemand aanwezig, die verder met Hem mede kon gaan. Hun bewustzijn kon niet doordringen tot de plaats, waar Hij had verkozen heen te gaan. Zij legden zelfs Zijn woorden verkeerd uit, en de mensheid heeft slechts op een vage en mystieke wijze Zijn verdwijnen of de betekenis van Zijn altijddurende en onopgemerkte Aanwezig­heid begrepen. Aan de toeschouwers werd door twee Godskenners, die eveneens tegenwoordig wa­ren, verzekerd dat Hij op dezelfde wijze zou terugkeren. Hij steeg op. De wolken omvingen Hem en te­genwoordig wachten de wolken, die onze aarde omhullen, op het moment om Hem te openbaren.

Hij wacht er nu op om neder te dalen. De neerdaling in onze ongelukkige wereld kan Hem geen aanlokkelijk beeld bieden. Van de rustige berg, waarop Hij zich teruggetrokken heeft, waar Hij heeft gewacht, de mensheid geleid en over haar gewaakt heeft, waar Hij Zijn discipelen, ingewijden en Nieuwe Groep van Werelddienaren heeft geoefend moet Hij verschijnen en op in het oog vallende wijze Zijn plaats op het wereldtoneel innemen en Zijn rol vervullen in het grote drama, dat zich daar afspeelt. Ditmaal zal Hij Zijn rol niet in het verborgene spelen, zoals toen het geval was, maar voor de ogen der gehele wereld. Omdat onze planeet zo klein is en omdat de invloed van radio en televisie, van de snelheid, waarmede communicatie mogelijk is, zo ver reikt, zal Zijn rol door ieder­een worden gadegeslagen en dit vooruitzicht zal voor Hem zeer zeker iets afschrikwekkends hebben, zal Hem voor beproevingen stellen, en Hem noodzaken Zich aan te passen, en Hem ook pijnlijke en onvermijdelijke ervaringen brengen. Hij verschijnt niet als de Almachtige God, door 's mensen onwe­tendheid geschapen, maar als de Christus, de Grondlegger van het Koninkrijk Gods op Aarde, om het werk, dat Hij begon, te voltooien en om opnieuw onder veel moeilijker omstandigheden, Goddelijk­heid aanschouwelijk te maken.

De Christus heeft evenwel veel meer te lijden van de mensen in Zijn eigen huiselijke kring dan van die in de buitenwereld. Zijn werk wordt erger belemmerd door de gevorderde aspirant dan door de intelligente denker. Het was niet de wreedheid van de buitenwereld, die de Christus de diepten van smart aandeed maar Zijn eigen discipelen, waarbij gevoegd werd de over de gehele levenscyclus van verleden, heden en toekomst opeengehoopte smart der mensheid.

Hij komt om de fouten en verkeerde voorstellingen van diegenen, die het gewaagd hebben Zijn eenvoudige woorden uit te leggen in termen van eigen onwetendheid, te herstellen en om hen, door wier trouwe dienst Zijn terugkomst mogelijk werd gemaakt, te erkennen. Ook Hij is voor een grote be­proeving gesteld, die aan een grote inwijding vooraf gaat en wanneer Hij deze beproeving heeft doorstaan, en Zijn taak heeft vervuld, zal Hij overgaan tot een nog verhevener positie in het Huis van Zijn Vader, of naar een verafgelegen plaats van dienst, waar slechts de meest Verhevenen Hem kunnen volgen. Zijn tegenwoordige positie zal dan worden overgenomen door Degene, Die Hij heeft voorbe­reid en geoefend.

Maar voordat dit alles kan gebeuren, moet Hij opnieuw het openbare strijdperk betreden, Zijn rol vervullen in de wereldaangelegenheden en de omvang van Zijn zending bewijzen. Hij zal Zijn uitver­koren medewerkers en raadslieden in stoffelijke verschijning om Zich heen verzamelen. Dit zullen niet diegenen zijn, die in die vroegere, eenvoudiger dagen zich om Hem heen groepeerden, maar die le­den van onze menselijke samenleving, die Hem nu erkennen en die zich erop voorbereiden met Hem te werken, voor zover dit in hun bereik ligt. Het is een geheel andere wereld, waarin Hij thans van plan is terug te keren. In hoofdzaak ligt dit aan de verstandelijke ontwikkeling van de grote massa. Hierdoor wordt Hij voor ontzaglijke moeilijkheden gesteld, want nu is het het verstand der mensen, dat bereikt moet worden, en niet alleen maar hun hart (zoals in vroegere tijden), indien de Wil van God op intel­ligente wijze op Aarde ten uitvoer moet worden gebracht. Zijn voornaamste taak is zeer zeker de juiste menselijke verhoudingen in te stellen op ieder gebied van het menselijk leven. Ik zou U willen vragen Uw verbeeldingskracht te gebruiken en te trachten U in te denken, wat er vast zit aan de taak, die Hem wacht; ik zou U willen vragen na te denken over de moeilijkheden, waaraan Hij onvermijdelijk het hoofd zal moeten bieden – bovenal de moeilijkheid, dat over het algemeen het zwaartepunt intellec­tueel verkeerd wordt gelegd.

Hem, de Vertegenwoordiger van de Liefde Gods, wordt gevraagd opnieuw in het wereld-strijd­perk te werken, waarin Zijn vroegere boodschap tweeduizend jaren werd verworpen, vergeten of ver­keerd uitgelegd, en waarin haat en zucht tot afscheiding de mens over de gehele wereld heeft geken­merkt. Hierdoor zal Hij in een vreemde atmosfeer terecht komen en in omstandigheden, waarin al Zijn goddelijke hulpbronnen nodig zullen zijn en tot het uiterste zullen moeten worden beproefd. De al­gemeen aangenomen gedachte, dat Hij zal terugkeren als een overwinnend strijder, almachtig en onweerstaanbaar, is in feite op niets gebaseerd. Dat Hij uiteindelijk Zijn volk, de mensheid, tot binnen Jeruzalem zal leiden, is een feit, dat op een stevige basis berust, maar dit betekent niet naar een Joodse stad, Jeruzalem genaamd, maar naar een “plaats van Vrede” (wat ook de betekenis is van het woord Jeruzalem).

De ernstige denker, die zorgvuldig de tegenwoordige wereldtoestand overdenkt, en de verbeel­ding gebruikt, en daaraan opdraagt, zal het zeker duidelijk worden hoe verschrikkelijk de taak is, die Hij op Zich heeft genomen. Maar Hij heeft opnieuw “besloten naar Jeruzalem te gaan”. (Luc. 9:51.) Opnieuw zal Hij verschijnen en de mensheid leiden tot een beschaving en een bewustzijnstoestand, waarin juiste menselijke verhoudingen en een wereldomvattende samenwerking ten bate van allen de universele grondtoon zullen vormen. Hij zal – door middel van de Nieuwe Groep van Werelddienaren en door de mensen van goede wil – Zijn deelgenootschap in de Wil van God (Zijn Vaders aangele­genheden) voltooien en wel op zulk een wijze, dat de eeuwige, wil-ten-goede door de mensheid ver­tolkt zal worden door goede wil en juiste verhoudingen.

Dan zal Zijn taak vervuld zijn en zal het Hem opnieuw vrij staan ons te verlaten, maar ditmaal om niet terug te keren maar om de wereld der mensen te laten in handen van die grote geestelijke Dienaar, Die het nieuwe Hoofd zal zijn van de Hiërarchie, de Onzichtbare Kerk.

De vraag doet zich nu voor: op welke wijze kunnen wij van dienst zijn? Hoe kunnen we helpen gedurende dit tijdperk van voorbereiding?

Wat de leden van de geestelijke Hiërarchie doen is inderdaad zeer veel. Die discipelen, die in bewust contact staan met de Meesters van Wijsheid, of – indien ge aan die uitdrukking de voorkeur ge­eft – met de oudste discipelen van de Christus werken dag en nacht om zo'n vertrouwen in juiste hou­ding en begrip ten aanzien van het goddelijke geestelijke “offensief” of ondernemen te vestigen, dat Zijn weg erdoor zal worden vergemakkelijkt. Zij en hun groepen van lagere discipelen, aspiranten en bestudeerders der werkelijkheid staan vereend achter de Christus, en kunnen Hem aldus in staat stellen Zijn plan ten uitvoer te brengen. Hun voornaamste besef is, dat er een cyclische crisis in het gees­telijk leven van onze planeet plaats heeft; het is een crisis, die in het Vaderhuis (Shamballa) reeds duizenden jaren geleden werd voorzien. Zij hebben het feit opgemerkt, dat voor de eerste maal in de menselijke geschiedenis alle drie geestelijke centra of groepen, waar doorheen God werkt, zich als één gericht hebben op hetzelfde doel. Shamballa, de Geestelijke Hiërarchie en de mensheid (het Vaderhuis, het Koninkrijk Gods en de Wereld der Mensen) streven allen samen in één grote aan­drang naar het versterken van het Licht der wereld. Dit Licht zal op een wijze, die tot nog toe onbe­kend was, niet alleen het Vaderhuis verlichten, dat de bron is van al ons planetaire licht, maar ook dat geestelijk centrum, waar vandaan al die Grote Leraren en Wereldverlossers zijn gekomen, die voor de mensen hebben gestaan en net als Hermes, de Boeddha en de Christus hebben gezegd: “Ik ben het Licht der Wereld.” Dit licht zal nu over de wereld der mensen heen stromen, verlichting brengend aan het menselijk denkvermogen en de donkere plaatsen van 's mensen samenleving verhelderend.

Het is licht en bovenal “een overvloediger leven”, dat Christus zal brengen en alvorens Hij het gebracht heeft, zullen wij niet weten, wat het betekent. Wij kunnen de openbaring, die het gevolg er­van zal zijn, niet bevatten, evenmin als de nieuwe mogelijkheden, die zich voor ons zullen openen. Maar door Hem heen zijn licht en leven op weg om te worden vertolkt en toegepast in termen van goede wil en juiste menselijke verhoudingen. Hiervoor is het, dat de geestelijke Hiërarchie bezig is Zich voor te bereiden. Ditmaal zal de Christus niet alleen komen, want Zijn medewerkers zullen Hem vergezellen, en Zijn en Hun ondervinding zal het tegenovergestelde zijn van de vorige, want ditmaal zullen aller ogen Hem zien, aller oren Hem horen en zal een elk een mening en opinie over Hem hebben.

Wij kunnen onbelemmerd helpen aan het werk van wederopbouw, dat de Christus Zich voorstelt te doen, indien wij ons, en al diegenen met wie wij in aanraking komen, vertrouwd willen maken met de volgende feiten:

  1. Dat de terugkomst van Christus op handen is.
  2. Dat de in ieder mensenhart immanente Christus opgeroepen kan worden ter bevestiging van Zijn ver­schijning.
  3. Dat de omstandigheden van Zijn wederkeer in de Heilige Schriften der wereld slechts symbolisch worden verhaald. Dit kan een vitale verandering brengen in de vooropgezette denkbeelden der mensen.
  4. Dat de voornaamste voorbereiding, die ervoor vereist wordt, is: een wereld in vrede. Die vrede moet evenwel gebaseerd zijn op een ontwikkelde goede wil, die weer onvermijdelijk zal leiden tot juiste menselijke verhoudingen, en daarom (figuurlijk gesproken) tot het leggen van lijnen van licht van land tot land, godsdienst tot godsdienst, groep tot groep en mens tot mens.

Indien wij erin kunnen slagen, deze vier denkbeelden aan de wereld in het algemeen voor te leggen en zo de verstandelijke kritiek: “dat alles, wat er gezegd wordt, te vaag, te profetisch en te vi­sionair is ...”, te overwinnen, zullen wij veel hebben gedaan. Het is zeer zeker mogelijk, dat de oude stelling: “het denkvermogen is de doder van het werkelijke” in wezen waar is, voor zover het de grote massa betreft, maar ook dat de zuiver verstandelijke benadering (die de visie verwerpt en weigert aan te nemen wat niet valt te bewijzen) er veel erger naast kan zijn dan de voorgevoelens van de Gods kenners en van de verwachtingsvolle menigte.

Het Goddelijk verstand berust bij de geestelijke Hiërarchie en die Hiërarchie is momenteel sa­mengesteld uit Diegenen, Die in Zich verstand en intuïtie hebben verenigd, het praktische en het schijnbaar onpraktische, de feitelijke levenswijze en de weg van de mens, die een visioen waarneemt. Er zijn ook mensen, die op het marktplein van het dagelijks leven moeten worden gevonden, dat zijn de mensen, die geoefend moeten worden in die goddelijke erkenningen, die essentieel de weerklank van het stoffelijk gebied zijn op de nieuwere bewustzijnsverruimingen. De Christus, Die zal wederko­men, zal niet lijken op de Christus, Die (schijnbaar) heenging. Hij zal niet zijn “een man van smarten”, Hij zal geen stille, nadenkende figuur zijn, Hij zal de verkondiger zijn van geestelijke stellingen, waar­voor niet een uitleg nodig is en die dan verkeerd worden uitgelegd, omdat Hij aanwezig zal zijn om de juiste bedoeling ervan aan te geven.

Gedurende tweeduizend jaar is Hij het opperste Hoofd geweest van de onzichtbare Kerk, de geestelijke Hiërarchie, samengesteld uit discipelen van allerlei geloof. Ook diegenen, die niet zijn gekerstend, maar die trouw zijn gebleven aan hun Stichters – de Boeddha, Mohammed en anderen – worden door Hem erkend en ook hen heeft Hij lief. Hij bekommert er Zich niet om – wat het geloof is, wanneer het doel is liefde tot God en tot de mensheid. Indien de mensheid uitkijkt naar de Christus, Die Zijn discipelen eeuwen geleden verliet, zullen zij er niet in slagen de Christus, Die op weg is we­der te komen, te herkennen. De Christus heeft geen religieuze slagbomen in Zijn bewustzijn. Het doet er voor Hem niet toe, welk geloof een mens het zijne noemt.

De Zoon van God is onderweg en HIJ komt niet alleen. Zijn voorhoede, is er reeds en het Plan, dat zij ten uitvoer moeten brengen, is al gemaakt en duidelijk. Laat herkenning het doel zijn.

1     De tekst van deze brochure vormt het derde hoofdstuk van het boek 'De Wederkomst van de Christus" van Alles A; BAILEY, uitgegeven door Mirananda.

2     Het Wesakfeest of het Feest van de Boeddha wordt elk jaar gehouden bij de volle maan van Mei, of juister de vol­le maan in het Stierteken (ongeveer 21 April tot 20 Mei)

3     Zie een Verhandeling over Kosmisch Vuur door A. Bailey, blz. 756

Houd contact

Wereld Goede Wil in Sociale Media