Idealiter hoort in een democratie iedere persoon op zich een van de bestuurders te zijn, een lid van die groep, die de collectieve bestuurder van hun land is. Met andere woorden, in een democratie moet iedereen politicus zijn. Een politicus (van de oude Griekse term 'polis' (stadstaat) is iemand, die zich bezig houdt met en deelneemt aan staatsaangelegenheden. In het oude Grieks betekent de term 'idios' iemand die zich alleen met zijn eigen zaken bezig houdt, en onverschillig staat tegenover algemene aangelegenheden.
Het is algemeen bekend, dat men raadgevers nodig heeft om de juiste beslissingen te nemen over dingen waar men niets van af weet. Het is van cruciaal belang, dat dit verstandige beslissingen zijn. In een beroemd dialoog vroeg Socrates: Wat is de taak van politici? Wat is hun vak? Als u ziek bent, hebt u een dokter nodig. Als u een paar schoenen nodig hebt, kijkt u uit naar een goede schoenmaker. U hebt dus iemand nodig met vakkundigheid en kennis. Probeerde Socrates te ontdekken, wat de bekwaamheden van een politicus zijn? Daar alles wat iemand tot een beschaafd persoon, een lid van de maatschappij, een burger maakt, kan worden geleerd en beheerst, hoe doe je dat? Wat voor discipline is daarvoor nodig?
Het idee Democratie ontstond in de betrekkelijk kleine Griekse stadstaten, in een tijd waarin de verschillende regimes in de meeste daarvan, zich ontwikkelden van de traditionele monarchie tot aristocratie en tirannie en daarna tot democratie, in een betrekkelijke korte tijdsperiode. In het gunstigste geval was het een overgang van het regime van een enkele monarch of koning, naar een regime van vele gelijken / koningen, allen tezamen Demos genoemd. In een oude stadstaat waren er mogelijk vele koningen (in feite allen strijders) en slechts één koninkrijk. Er waren dus niet veel manieren om de diepgaande tegenstellingen op te lossen. Historisch gezien was de eerste oplossing de poging om rivalen uit te schakelen, wat eindigde in de ramp van een burgeroorlog. De volgende oplossing was een overeenkomst, delen, en Wetgeving.
Democratie is dus een stadium in de politieke evolutie waarin de 'velen' als potentiële koningen tot overeenstemming komen om samen te regeren onder een systeem van regelingen. Het is een systeem van burgerschap, dat niet langer berust op veronderstelde adeldom van het bloed, maar puur op het algemene belang van de stadstaat, en het gevoel hetzelfde lot te delen. Het was van cruciaal belang, dat de leden van die gemeenschap beschouwd zouden worden als mensen, die hetzelfde recht hadden om de stad te besturen. Dit voorrecht moesten ze verwerven en zich ervoor inspannen om het te behouden. In feite waren burgers in deze Democratieën allemaal uitsluitend inheemse strijders en gewezen strijders (de ouderen). De rest van de bevolking was niet gelijk. Dat waren slaven, immigranten, vrouwen en kinderen. Het conclaaf van deze koning-strijders was hun parlement. De steden waren klein. Zij konden allemaal op een enkele plaats vergaderen, die de agora' werd genoemd (“forum” in het Latijn)
In deze bijeenkomsten moesten zij een manier vin den om de staatszaken te besturen en te leiden. Hei was van cruciaal belang, dat zij andere burgers ervan zouden overtuigen, dat hun voorstellen juist waren. Daarvoor hadden zij verstand en intelligentie nodig. Naast vechtkunst begonnen zij zich te oefenen in de kunst van welsprekendheid/redenaarskunst. Maar heel welsprekend zijn is niet voldoende, tenzij men alles van het betreffende onderwerp afweet. Ze moesten dus zoveel mogelijk weten. Daardoor ontstond de noodzaak voor een nieuw soort mens: een samenvoeging van een krijger, een intellectueel, een wetenschapper, een adviseur, een ruimdenkend persoon met een sterk gevoel voor het algemeen belang en groepsbewustzijn: een ware politicus. In de menselijke geschiedenis was dat letterlijk een transmutatie in de evolutie. Een nieuw soort ontstond uit de fysieke mens van het veld en de wildernis. En hier hebben wij de schakel met wat wij een ware democratie kunnen noemen.
Nu weten wij dat groepsbewustzijn het resultaat is van een proces, dat iemand van een mens, die uitsluitend op zijn eigen zaken geconcentreerd is, in een politicus verandert. Een ware politicus is iemand met groepsbewustzijn. Wanneer dat ontbreekt, is de politicus een soort zakenman. Hij wordt door persoonlijke belangen gemotiveerd, niet door de hogere motieven van het algemeen belang. Een ware politicus zijn is dus de bestemming van iedereen. Echter, in de wereld van groepsbewustzijn, de wereld van ware politici treden, is dus een kwestie van persoonlijke beslissing en oefening.
Democratie en volksvertegenwoordigers
In moderne maatschappijen is het niet mogelijk, dat iedereen in één parlement bijeenkomt. Daarom zijn er in de loop der eeuwen verschillende systemen van vertegenwoordiging ontworpen. Hier hebben we weer hetzelfde probleem als in het geval van de democratieën in de oudheid. Hoeveel vertegenwoordigers zijn goed genoeg? Hoe moeten zij in functie benoemd worden? Voor hoe lang? Wie is de ideale vertegenwoordiger?
Het is heel duidelijk, dat de ideale vertegenwoordiger diegene is, die dezelfde interesses heeft als degenen die hij vertegenwoordigt, en zo mogelijk er meer ervaren in is om hun doeleinden te propageren. De moderne politieke theorie heeft min of meer de Marxistische analyse geaccepteerd, waarbij elke maatschappij verdeeld is in klassen, die ervoor strijden om hun eigen groepsbelangen aan andere groepen op te dringen. Maar hier is enige tegenstrijdigheid. Als een bepaald percentage vertegenwoordigers is vastgesteld, laten we zeggen één vertegenwoordiger voor 50.000 of 100.000 mensen, dan zou je kunnen denken dat de vertegenwoordigers van de armen talrijker zijn dan die van de rijken. Maar dat is niet het geval. Waarom niet?
In de politieke theorie ziet men niet goed in dat wanneer wij de verdeling in klassen in overweging nemen, en dit als een horizontale as voorstellen, er ook een verticale as is. Die verticale as vertegenwoordigt de staat van opleiding of eerder de spiritueel staat, die een volk heeft bereikt. En het is onwaarschijnlijk dat een ongeletterde boer door andere boeren gekozen wordt om hun zaken in een parlement te vertegenwoordigen. Hier ligt een groot probleem in moderne democratieën. Er is geen manier waarop alle klassen of maatschappelijke groeperingen voldoende vertegenwoordigd worden, tenzij een cruciaal percentage daarvan voldoende is opgeleid. Dit soort opleiding is iets anders dan het gemiddelde opleidingssysteem van moderne maatschappijen. Het moet een systeem zijn dat eerder burgers oplevert dan ervaren zakenlieden of managers. Tenslotte is een waarlijk vrij mens iemand, die het recht heeft te leven in een democratie, iemand die de geest van een gelijke heeft: iemand die het gevoel heeft volledig verantwoordelijk te zijn voor de toestand van het geheel, die groepsbewustzijn heeft, en die bereid is de belangen van de staat te dienen.