Opvoeding in het Nieuwe Tijdperk

Opvoeding is tegenwoordig overal in de wereld van het grootste belang geworden. De vereisten aan opvoeding onder de huidige internationale verhoudingen en in het licht van een opkomende nieuwe beschaving hebben de aandacht, niet alleen van die landen die nu voor het eerst in hun geschiedenis zorgen voor onderwijs voor de massa, maar ook van landen waar een of andere vorm van verplicht onderwijs al bestond. Welke beginselen en doeleinden moeten de basis zijn voor de nieuwe onderwijsmethoden? En wat voor methoden zouden dat moeten zijn?

In deze folder worden zekere ideeën en concepten die de basis vormen van de opvoeding in al haar aspecten en in de vele verschillende omstandigheden in de moderne wereld, voorgesteld.

OPVOEDING IN HET NIEUWE TIJDPERK

OPVOEDING IN VERLEDEN EN HEDEN

Het onderwijs heeft zich tot op de huidige dag grotendeels bezig gehouden met het samenvatten van de geschiedenis en met de bereikte resultaten op alle gebieden van menselijk denken in het verleden en van menselijke kennis tot op heden. Het is vooral terugkijkend en niet vooruitziend.

De moderne opvoeding waardeert wedijver en nationalisme nog altijd het meest en houdt daarmee afscheidend denken in stand. Het kind leert materiële waarden als van het hoogste belang te beschouwen en zijn eigen volk te zien als het belangrijkste en elk ander als minder belangrijk. Dit voedt zijn trots en zijn geloof dat hijzelf, zijn groep, zijn godsdienst en zijn land beter zijn dan andere. Hij wordt daardoor een eenzijdig persoon met een verkeerde waardering van de wereld en met een levenshouding die zich onderscheidt door vooringenomenheid en vooroordeel.

Het onderwijs heeft zich ook bezig gehouden met het concrete denken (het puur rationele als onderscheiden van de scheppende en intuïtieve vermogens). Lezen, schrijven en rekenen worden beschouwd als minimumeisen. De eerste beginselen hiervan worden aan kinderen geleerd om ze in staat te stellen met de nodige bekwaamheid te functioneren, in een concurrerende wereld.

Het natuurlijke idealisme van het kind (en welk kind is niet een aangeboren idealist?) is langzaam maar zeker verstikt door het zwaar wegende materialisme van de onderwijsmachine.

Beetje bij beetje is deze noodlottige stand van zaken veranderd, zodat tegenwoordig in veel landen het welzijn van het land en de behoefte van het volk vanaf de vroegste jeugd aan de kinderen worden voorgehouden als de hoogst mogelijke idealen. Dit is een duidelijke stap vooruit in de bewustzijnsgroei die de mensheid moet volbrengen, want bewustzijnsuitbreiding en teweegbrengen van duidelijker waarneming van en toegenomen gevoeligheid voor het grotere geheel zijn de doeleinden van het hele streven naar evolutie. Een volgende stap is te zien in het feit dat mensen overal wordt geleerd bepaalde groepsideologieën uit te dragen. Deze ideologieën zijn ten slotte zich verwerkelijkende dromen, visioenen of ideeën.

Leidende denkers en organisaties op opvoedingsgebied, de UNESCO op het mondiale niveau inbegrepen, benadrukken tegenwoordig in toenemende mate de morele, ethische en spirituele doelstellingen en behoeften van het opvoedingsproces. Het lijkt er dan ook op dat, achter alle op het eerste gezicht aanwezige wanorde en chaos in het bewustzijn van de mensheid, steeds meer mensen beginnen bewust te worden van het innerlijk samengaan van drie zienswijzen: die van het individu, van de burger en van de idealist. Het gevoel voor mondiaal bewustzijn van de mensheid is definitief aan het groeien.

De vraag komt nu op: wat zal de volgende evolutionaire ontwikkeling zijn in de wereld van de opvoeding?

TAAK EN DOELEINDEN VAN DE NIEUWE OPVOEDING

Vanuit het oogpunt van menselijke ontwikkeling heeft de opvoeding drie grote doelstellingen.

Ten eerste: zij moet een mens tot een intelligent burger, een wijze ouder en een beheerste persoonlijkheid maken, in staat zijn rol in de wereld harmonieus en opbouwend te spelen.

Ten tweede: de kloof tussen het concrete denken en de ziel moet worden overbrugd. Het ware werk van opvoeden is de mens te oefenen in het juist onderscheiden en accuraat aanvoelen van morele en spirituele ideeën en idealen, zodat hij kan gaan bouwen op een wijze die overeenkomt met het doel van zijn ziel en op aarde datgene kan voortbrengen wat zijn bijdrage aan het geheel zal zijn. Merkwaardig genoeg heeft de mens dit altijd erkend én daarom gesproken in termen van “eenheid bereiken” en “komen tot éénlijnigheid”. Dit zijn allemaal pogingen om die intuïtief besefte waarheid uit te drukken.

Ten derde: zij moet hem in staat stellen de kloof te overbruggen tussen de verschillende aspecten van zijn eigen mentale aard. Dit omvat ook de overbrugging tussen het lagere denken en de ziel. Deze aspecten zijn:

1.   het lagere, concrete denkvermogen, het redenerend beginsel en het ontvankelijke denken waarmee de psychologen zich bezig houden. Het is dit aspect van de mens waarop onze opvoedkundige stelsels zich toeleggen.

2.   de “zoon van het denkvermogen”, het geïndividualiseerde denken, dat wij het Ego of de Ziel noemen. Dit is het intelligentiebeginsel, bekend onder verschillende namen, zoals de Zonne-Engel en het Christusbeginsel. Hiermee heeft de godsdienst zich, in het verleden bezig gehouden.

3.   het hogere abstracte denken, het verlichtende denkvermogen, de ideeënwereld. Dit denken is de geleider van verlichting naar het lagere denkvermogen, indien dat lagere denkvermogen in verbinding staat met de ziel. Met deze wereld van denkbeelden heeft de filosofie zich bij uitstek bezig gehouden.

De ware opvoeding is dus de wetenschap van het met elkaar in verbinding brengen van de samenstellende delen van de mens en ook van het in verbinding brengen van de mens met zijn onmiddellijke omgeving en daarna met het grotere geheel waarin hij zijn rol moet vervullen. Dit betekent het verzamelen van feiten en daarna het uit deze informatie leren halen wat praktisch bruikbaar is in een of andere gegeven situatie. Het betekent het opdoen van wijsheid als een uitvloeisel van kennis. Dit is het vermogen kennis toe te passen op zo'n manier dat een verstandige leefwijze en een begrijpende wereldbeschouwing, alsmede een intelligente wijze van optreden, er natuurlijk uit volgen. Het is ten slotte een proces waarin een gevoel voor eenheid of synthese wordt aangekweekt.

De toekomstige opvoeding moet derhalve scholing in burgerschap, ouderschap en wereldbegrip inhouden en zou in een nieuwe en bredere zin kunnen worden gedefinieerd als de wetenschap van juiste menselijke verhoudingen en van sociale organisatie.

De algemene richting van de nieuwe opvoeding zou dus meer, psychologisch moeten zijn dan in het verleden en opvoeders zouden in de toekomst de nadruk moeten leggen op:

1.   Het ontwikkelen van mentale beheersing over de emotionele aard.

2.   Visie of het vermogen achter wat is te zien wat zou kunnen zijn.

3.   Overgedragen feitenkennis waarop het mogelijk zal zijn met wijsheid aan de toekomst te bouwen.

4.   De bekwaamheid wijs met bestaande verhoudingen te werken en verantwoordelijkheid te erkennen en te aanvaarden.

5.   De gave het denkvermogen op twee manieren te gebruiken:

a.   als “gezond verstand”, het analyseren en tot synthese brengen van informatie van de vijf zintuigen;

b.  als een zoeklicht, doordringend in de wereld van ideeën en abstracte waarheid.

Ten slotte zou de opvoeding de hypothese moeten suggereren van de ziel in de mens als de innerlijke factor die het goede, het ware en het mooie voortbrengt. Deze innerlijke factor of ziel drukt zich in elk mens uit als een bijzondere kwaliteit waaraan men de naam “mystieke waarneming” zou kunnen geven. Deze kwaliteit van mystieke waarneming houdt in:

1.   De mystieke visie van de ziel, van God en het heelal.

2.   Het vermogen met de wereld van bedoeling contact te maken en deze naar waarde te schatten.

3.   Het vermogen lief te hebben en zich te keren naar dat wat anders is dan het zelf.

4.   De bekwaamheid ideeën te bevatten en intuïtief te begrijpen.

5.   De bekwaamheid het onbekende, het wenselijke en het gewenste op te merken en dan vastbesloten en volhardend die onbekende werkelijkheid te zoeken, te peilen en op te eisen. Dit is de mystieke neiging die de mystici van wereldvermaardheid en het grote aantal onderzoekers, ontdekkers en uitvinders heeft voortgebracht.

6.   Het vermogen het goede, het mooie en het ware waar te nemen en vast te leggen. Dit heeft de schrijvers, de dichters, de musici, de kunstenaars en de architecten voortgebracht.

7.   De drang om de geheimen van God en van de natuur te ontdekken en er in door te dringen. Dit heeft de wetenschappers en de godsdienstige mensen voortgebracht.

“Mystieke waarneming” is dus niet meer en niet minder dan het aangeboren menselijk vermogen steeds verder te gaan en te reiken naar dat wat groter en beter is dan hemzelf. Het is het vermogen het schijnbaar onbereikbaar goede naar waarde te schatten en ernaar te streven.

Het doel van de opvoeding moet daarom de oefening zijn van de persoonlijkheid om respons te geven op het leven van de ziel. Creatieve expressie en menslievend streven zullen dan een spirituele basis hebben en er zal een realistischer antwoord komen op de vraag 'wat is de mens?'. Dit zal voor de jongeren in de wereld het hele vraagstuk van leiderschap en motivering duidelijk maken. De inhoud van het denkvermogen van de leerling zal niet alleen met historische en mooi beschreven feiten worden verrijkt, maar zijn verbeeldingskracht zal worden aangewakkerd en zijn ambitie en aspiratie zullen in de juiste banen worden geleid.

STUDIE EN DE ONTPLOOIING VAN HET KIND

Het is dringend nodig meer geschikte methoden te ontwikkelen om kinderen en jongeren te begrijpen en te bestuderen, willen wij, de doelstellingen van de nieuwe opvoeding bereiken. De opvoeding van de toekomst kan alleen worden opgebouwd op een allesomvattend begrip van de aard en de samenstelling van de mens en het proces van zijn ontplooiing.

Op basis van het ontplooiingsproces van de mens kunnen de groeifasen van een kind in het kort als volgt worden opgesomd:

1.   Respons op indrukken; de zintuigen van het kind ontwaken: het begint te horen en te zien.

2.   Respons op hebzucht en bezit: het kind begint zich dingen toe te eigenen, wordt zelfbewust en grijpt voor het persoonlijk zelf.

3.   Respons op het instinct dat de dierlijke en begeerteaard be-heerst en op menselijke neigingen.

4.   Respons op de groep: het kind wordt zich bewust van zijn omgeving en van het feit dat hij een integraal deel van een geheel is.

5.   Respons op kennis: na het begin van het bijbrengen van leerzame feiten leidt dit tot belangstelling, in onderling verband zien, samenvoegend denken en toepassing op het leven.

6.   Respons op de aangeboren behoefte tot onderzoeken: dit leidt experimenteren op het stoffelijk gebied, tot introspectie op het emotionele gebied en tot intellectuele studie en mentale activiteit.

7.   Respons op economische en seksuele drang en op de wet van overleven: dit dwingt hem zijn uitrusting en kennis te gebruiken, zijn plaats in te nemen als een factor in het groepsleven en het welzijn van de groep te bevorderen door de een of andere werkzaamheid.

8.   Respons op zuiver intellectueel bewustzijn: dit leidt tot een bewust vrij gebruik van het denkvermogen, tot individueel denken, tot de schepping van gedachtevormen en uiteindelijk tot het voortdurend richten van het denkvermogen op een steeds ruimer wordend veld van besef en gewaarwording.

9.   Respons op de denker of de ziel: met het optreden van deze respons treedt de mens zijn koninkrijk binnen. De objectieve en de subjectieve wereld worden verenigd. Alle opvoeding moet zich op dit eindpunt richten.

Ieder kind moet eerst worden bestudeerd om de natuurlijke richting van zijn impulsen vast te stellen. Zijn deze gericht op stoffelijke uitdrukking? Is er een latente aanleg voor één der kunsten? Is het intellectuele formaat zodanig dat het beslist een mentale oefening in analyse, deductie, wiskunde of Logica rechtvaardigt? Misschien zullen onze jongeren dan, naarmate het leven voortgaat, in twee groepen worden ingedeeld: de mystiek ingestelden, waaronder men hen met godsdienstige, culturele en artistieke neigingen zou groeperen, en de occult ingestelden, waaronder de intellectuele, wetenschappelijke en mentale typen zouden vallen.

Op zeventienjarige leeftijd moet de gegeven opleiding het kind in staat hebben gesteld zijn toon helder aan te slaan en het patroon hebben aangegeven, waarin zijn levensimpulsen zich het meest waarschijnlijk zullen bewegen. In de eerste veertien jaren moet er veel gelegenheid worden gegeven voor experimenteren op velerlei gebied. Op de zuivere vakopleiding moet niet eerder dan in de latere jaren van het opvoedingsproces de nadruk worden gelegd.

De tijd komt dat kinderen veel uitgebreider zullen worden bestudeerd dan op het ogenblik het geval is. Dit zal in het bijzonder worden mogelijk gemaakt door:

1.   De groei en ontwikkeling en het algemeen gebruik van de wetenschap der psychologie. Dit is de wetenschap van de mens zoals hij wezenlijk is. De verschillende scholen in de psychologie zullen allen hun eigen speciale waarheid bijdragen en zo zal uit deze synthese de ware wetenschap van de ziel tevoorschijn komen.

2.   De groei en ontwikkeling van de wetenschap van de zeven basistypen van individuen waarop veel oosters psychologisch denken berust.

3.   De aanvaarding van de lering over de samenstelling van de mens, met name ten aanzien van de aard, het doel en de hoedanigheid van de drie lichamen of voertuigen van uitdrukking, mentaal, emotioneel en etherisch-fysisch, en ten aanzien van hun betrekking met de ziel.

Om dit tot stand te brengen zullen het beste dat het Oosten te bieden heeft en de kennis van het Westen toegankelijk moeten worden gemaakt. Naast de hierboven aangegeven methoden om het kind te bestuderen zullen alle kinderen medisch onderzocht moeten worden, met speciale aandacht voor het endocriene stelsel en de ontwikkeling van het reactieapparaat, en beroepsmatig, zodat zij later in het leven hun gaven en capaciteiten zo volledig mogelijk tot uitdrukking zullen kunnen brengen. Mettertijd zal de wetenschappelijke astrologie ontwikkeld worden als een manier om de levenstendensen en de speciale opdracht van de ziel vast te stellen.

Alle kinderen zullen ook geestelijk bestudeerd worden: de klaarblijkelijke leeftijd van de ziel en de plaats op de evolutieladder zullen bij benadering worden opgetekend en er zal worden gelet op mystieke en introspectieve tendensen of het schijnbaar gebrek eraan. De coördinatie van alle aspecten van het individu zal zorgvuldig worden onderzocht met het doel de gehele uitrusting van het kind tot een werkzaam geheel te verenigen.

Het woord “geestelijk” slaat niet op zogenaamde godsdienstige, zaken. Elke activiteit die een mens voortstuwt naar een of andere vorm van ontwikkeling – fysiek, emotioneel, mentaal, intuïtief of sociaal – is, als het hem verder brengt dan zijn huidige toestand, wezenlijk geestelijk van aard en toont de levendigheid van het innerlijke, goddelijke wezen aan. De menselijke geest is onsterfelijk; hij bestaat eeuwig, voortgaand van punt naar punt en van het ene stadium naar het volgende op het pad van evolutie, gestadig en geleidelijk de goddelijke hoedanigheden en aspecten ontplooiend.

Als een echt begrip van de zeven fundamentele straal-typen, van de samenstelling van de mens en van de astrologie, samen met een juiste toepassing van een complete psychologie, ook maar enige waarde heeft, moet dit aangetoond worden in het opleveren van een goed gecoördineerd, wijs ontwikkeld, mogelijk intelligent en mentaal gericht menselijk wezen.

OPVOEDING EN DE ZEVEN STRALEN

Er zijn zeven “stralen” of kwaliteiten van energie die de mensheid beïnvloeden en die zeven fundamentele mensentypen voortbrengen. Met deze kwaliteiten en de daarmee verbonden karaktertrekken en instincten zouden de toekomstige opvoedingsstelsels moeten werken:

1.   Wil of Doel, ontwikkeld tot aan het punt waarop het geopenbaarde leven door bewuste geestelijke bedoelingen wordt bestuurd. Het op de juiste wijze richten van de wil zou één van de belangrijkste zorgen moeten zijn van alle ware opvoeders.

2.   Liefde-Wijsheid. Dit is in wezen de ontplooiing van het zich bewust zijn van het geheel, inclusief het groepsbewustzijn.

3.   Actieve Intelligentie. Dit betreft de ontplooiing van de scheppende aard van de bewuste, geestelijke mens. Het op juiste wijze richten van deze reeds ontwikkelde neiging is het doel van alle ware opvoeding.

4.   Harmonie, voorgebracht door Conflict. Dit leidt tot evenwicht en tot bevrijding en tot het daaruit voortvloeiende vermogen tot scheppen. Dit is één van de eigenschappen waarmee de opvoeding zich moet bezighouden vanuit het gezichtspunt van de intuïtie.

5.   Concrete kennis, waardoor de mens in staat wordt gesteld zijn begrippen te concretiseren. Het ware werk van opvoeding is de lagere mens te leren juist te onderscheiden en de ware gevoeligheid voor visie aan te kweken, zodat hij opbouwend kan leven volgens het doel van zijn ziel en op aarde tot stand kan brengen wat zijn bijdrage zal zijn aan het geheel.

6.   Toewijding. Toewijding komt voort uit en is de vrucht van ontevredenheid, plus het gebruik van het vermogen om te kiezen op grond van duidelijk aangehouden idealen. Door toewijding en idealisme vereenzelvigt de mens zich ten slotte met het ideaal dat voor hem het hoogst bereikbare is. Opvoeders krijgen dus de kans zich op intelligente wijze bezig te houden met het aangeboren idealisme dat in ieder kind te vinden is en met de interessante taak de jeugd van het ene verwerkelijkte doel naar het volgende te leiden.

7.   Orde en de instelling van een standvastig ritme door de ontwikkeling van het aangeboren vermogen volgens een aangegeven doel en ritueel te werken. Opvoeders zullen zo met dit instinct voor geordend ritme moeten werken dat ze het meer constructief maken in scheppende zin en daarmee een gebied verschaffen voor de ontplooiing van zielskrachten.

DE NIEUWE OPVOEDING

Het voortbrengen van een of andere vorm van cultuur – stoffelijk of geestelijk, of stoffelijk en geestelijk – is het doel van alle opvoeding.

Beschaving is de reactie van de mensheid op het doel van iedere speciale wereldperiode. In elk tijdperk moet een of ander idee worden uitgedrukt in bij de mensen levende idealen.

Cultuur is het dichter bij elkaar brengen van twee manieren van beleven, voelen en denken, en van de twee werelden van gewaarwording en van gedachte. De houding de dingen met elkaar in verband te zien zal de mens in staat stellen als een intelligent, subjectief wezen in een tastbare, stoffelijke wereld te leven. De mens met cultuur verbindt de wereld van bedoeling met de wereld van verschijnselen en ziet hen als één wereld met twee aspecten.

In laatste instantie gaat het bij beschaving om de massa en het bewustzijn bij een ras of een volk te horen, terwijl cultuur te maken heeft met het individu en de creatieve, geestelijke mens.

SCHOLEN EN UNIVERSITEITEN

In de tegenwoordige scholen (lagere, middelbare, hogescholen en universiteiten) kunnen we een onvolmaakt en symbolisch beeld zien van de drie doeleinden van de nieuwe opvoeding: beschaving, cultuur, eenmaking.

De lagere scholen zouden wij als de bewaarders van de beschaving kunnen beschouwen; zij moeten het kind geschikt maken voor burgerschap, hem zijn plaats leren als een sociale eenheid en zijn verband met de groep benadrukken. Lezen, schrijven en rekenen, eenvoudige geschiedenis (met de nadruk op wereldgeschiedenis), aardrijkskunde en dichtkunst zullen worden onderwezen, evenals fundamentele feiten en waarheden over leven, ordening en leiding.

De middelbare scholen zouden zichzelf als de bewaarders van de cultuur moeten zien; zij moeten de hogere waarden uit geschiedenis en literatuur beklemtonen en enig begrip van kunst bijbrengen. Zij moeten beginnen met de opleiding voor dat toekomstige beroep of die levenswijze, die kennelijk het leven van de jongen of het meisje zal bepalen. Burgerschap zal in breder verband worden onderwezen, er zal op de wereld van werkelijke waarden worden gewezen en idealisme zal bewust en beslist worden aangekweekt. De jeugd moet beginnen de werelden van het objectieve, uiterlijke leven te verbinden met die van het innerlijke, subjectieve bestaan.

De hogere opleidingen en de universiteiten moeten een nog verdere uitbreiding geven van alles wat al gedaan is. Zij moeten de reeds opgetrokken structuur verfraaien en voltooien en moeten zich meer direct met de wereld van bedoeling bezig houden. Internationale problemen – economisch, sociaal, politiek en religieus -zouden moeten worden bekeken en de student moet nog bewuster met de wereld als één geheel worden verbonden. Zij zouden de bewaarders moeten zijn van die methoden, technieken en systemen van denken en leven, die een mens met de wereld van zielen zullen verbinden, het Koninkrijk Gods.

Een mens geschikt maken als bewoner van het Koninkrijk Gods is niet een wezenlijk godsdienstige taak. Het behoort de taak te zijn van de hogere opvoeding, door doel en betekenis te geven aan alles wat al gedaan is. Het ontvouwen van de intuïtie, de betekenis van idealen en ideeën en het ontwikkelen van abstract denken en waarnemen zal moeten worden aangekweekt.

Instinct – intellect – intuïtie, dit zijn de sleutelwoorden voor de drie school dimensies waar elke jongere doorheen zal gaan. De eerste opvoedingsinspanning, om het kind beschaving bij te brengen, zal het oefenen en juist richten van zijn instincten zijn. De tweede plicht voor de opvoeders zal bestaan uit het tot stand brengen van echte cultuur door hem te oefenen in het juiste gebruik van zijn intellect. De derde opvoedingstaak zal zijn de intuïtie te wekken en te ontwikkelen.

ENERGIE-VERHOUDINGEN

Fundamenteel gezien behoort opvoeding te draaien om verhoudingen en wederzijdse betrekkingen, om het overbruggen en dichten van kloven en daarmee om het herstel van eenheid of synthese.

Er is een energiedraad die wij het levens- of geestaspect noemen, verankerd in het hart. Deze gebruikt de bloedstroom als middel tot verspreiding.

Er is een tweede energiedraad die wij het bewustzijnsaspect noemen of het vermogen tot zielskennis, verankerd in het midden van het hoofd. Deze beheerst de hersenen en bestuurt ons handelen door middel van het zenuwstelsel.

Deze twee soorten energie, die door de mensen als leven en kennis worden herkend of als levensenergie en intelligentie, zijn de twee polen van het wezen van een kind. De taak die voor hem ligt is het bewust ontwikkelen van het midden- of evenwicht-brengend aspect dat liefde is of groepsgevoel. Het juiste evenwicht zal tot stand worden gebracht door de erkenning dat de weg van dienst een wetenschappelijke methode is om dit evenwicht te bereiken.

Opvoeders moeten daarom in deze overgangstijd drie dingen in gedachten houden:

1.   De kennis, het bewustzijnsaspect ofwel het zintuig van gewaarwording in het kind zodanig te heroriënteren, dat het van jongs af aan beseft dat alles wat men hem leert het welzijn van de anderen beoogt meer dan dat van hemzelf.

2.   Hem te leren dat het leven dat hij door zijn aderen voelt kloppen slechts één klein deel is van het totale leven dat in alle vormen, alle natuurrijken, alle planeten en het zonnestelsel klopt en dat daarom een ware "bloedbroederschap" is die men overal vindt. Dus kan hem vanaf het vroegste begin betrokkenheid worden geleerd. Wanneer het kind deze twee erkenningen – verantwoordelijkheid en betrokkenheid – van jongs af aan ingeprent zijn, zal de derde doelstelling van de nieuwe opvoeding gemakkelijker bereikt worden.

3.   De eenmaking in het bewustzijn door de levensimpuls en de drang naar kennis zullen ten slotte leiden tot gerichte werkzaamheid met een dienende instelling die voor het kind drie dingen zal teweegbrengen:

a.   Als richtingaanwijzer werken om ten slotte naar roeping en beroep te leiden.

b.  Het beste in het kind tevoorschijn halen en hem tot een magnetisch en stralend middelpunt maken waar hij ook maar is.

c.   Hem bepaald creatief maken en in staat stellen die energiedraad te spinnen die hoofd en hart en creatief handelen tot één functionerende eenheid zal samenvoegen.

Het voldoen aan deze drie vereisten zal de eerste stap zijn, op wereldschaal, naar het bouwen van het "antahkarana" (Sanskrit: antah = innerlijk, karana = instrument), of de bewustzijnsbrug, tussen:

1.   verschillende aspecten van de mens als vorm,

2.   de persoonlijkheid en de ziel,

3.   de mens en andere menselijke wezens,

4.   de mens als lid van de menselijke familie en de hem omringende wereld.

Hier zij opgemerkt dat het overbruggen moet gebeuren in het bewustzijn en dat het de continuïteit van het bewustzijn van het leven in al zijn aspecten moet omvatten.

DRIE WETENSCHAPPEN VOOR DE NIEUWE TIJD

Drie belangrijke wetenschappen moeten het gebied van de opvoeding gaan beïnvloeden in de nieuwe tijd.

1.   De wetenschap van het antahkarana

Dit is de nieuwe en echte wetenschap van het denkvermogen, dat mentale substantie zal gebruiken voor het bouwen van de brug tussen de persoonlijkheid en de ziel en daarna tussen de ziel en de geest. Dit betreft de substantie van de drie hoogste niveaus van het mentale gebied.

2.   De wetenschap van meditatie

Deze wetenschap kan op elk mogelijk levensproces worden toegepast. Het is een hulpwetenschap die voorbereidt op de wetenschap van het antahkarana. Het is hét middel om aan de brug tussen de persoonlijkheid en de ziel te bouwen, de echte wetenschap van het bewust overbruggen. Ze brengt, waar mogelijk, het individuele denkvermogen in verbinding met het hogere en later met het Universele Denkvermogen. Ze zal uiteindelijk de toon aangeven voor de nieuwe opvoedingsmethoden op scholen en universiteiten.

3.   De wetenschap van dienst

Deze vloeit op normale en natuurlijke wijze voort uit het succes-volle gebruik van de twee andere wetenschappen. Dienst is de ware wetenschap van scheppen en is een wetenschappelijke me-thode om continuïteit tot stand te brengen.

Deze drie wetenschappen kunnen op den duur beschouwd worden als de drie voornaamste opgaven van het opvoedingsproces en er zal steeds meer nadruk op worden gelegd.

De nieuwe opvoeding moet ernaar streven de persoon, die aan het opvoedingsexperiment deelneemt, tot een bewust gebruiker van zijn uitrusting te maken; ze moet hem zelfstandig maken, met een duidelijk zicht op het leven en een open doorgang naar de vóór hem liggende wereld van de objectieve verschijnselen en betrekkingen; ze moet hem kennis hebben laten maken met de deur die naar de wereld van de werkelijkheid van de ziel leidt en die hij, wanneer hij maar wil, kan doorgaan om daar zijn relatie met andere zielen te aanvaarden en te verwerkelijken.

OPVOEDING EN WERELDEENHEID

Een internationaal opvoedingssysteem, ontwikkeld in gezamenlijke besprekingen door ruimdenkende leraren en autoriteiten op onderwijsgebied uit alle landen, is nu een schreeuwende behoefte en het zou van groot voordeel zijn in het bewaren van de wereldvrede. De eerste schetsen van een mondiaal opvoedingsstelsel zijn nu aan het ontstaan, vooral als gevolg van het pionierswerk van de Unesco.

Werelddemocratie zal vorm aannemen als de mensen overal werkelijk als gelijken worden gezien. Wereldeenheid zal een feit zijn als men de kinderen van de hele wereld leert dat verschil in godsdienst grotendeels een kwestie van geboorteplaats is. Juiste menselijke verhoudingen zullen ontstaan als de kinderen van alle landen twee belangrijke ideeën leren: de waarde van het individu en het feit van de éne mensheid. De waarde van het individu en het bestaan van dat geheel dat wij de mensheid noemen zijn sterk met elkaar verbonden. Deze twee beginselen zullen leiden tot een intensieve cultuur van het individu en daarna tot zijn erkenning van zijn verantwoordelijkheid als een integraal onderdeel van de hele mensheid. Zodoende zullen langzamerhand onze ruzies en geschillen teniet gedaan worden en het idee van de éne mensheid zal ervoor in de plaats komen.

Wat nu moet worden gedaan is overbruggingswerk. Als wij in de onmiddellijke toekomst deze techniek ontwikkelen van het overbruggen van de vele kloven in de menselijke familie en van het teniet doen van de rassenhaat en de separatistische neigingen van landen en volkeren, zullen wij erin slagen een wereld te scheppen waarin oorlog onmogelijk zal zijn.

Is het niet mogelijk onze geschiedenislessen te baseren op de grote en mooie ideeën die de volkeren hebben gevormd en ze gemaakt hebben tot wat zij zijn, en de creativiteit te benadrukken die aan elk van hen iets bijzonders heeft gegeven? Kunnen wij niet beter de aandacht vestigen op de grote cultuurtijdperken die opeens verschenen in een bepaald volk en van daaruit de hele wereld verrijkten en de mensheid zijn literatuur gaven en zijn kunst en zijn visie?

Wij moeten die grootse momenten in de menselijke geschiedenis benadrukken waarop 's mensen goddelijkheid opvlamde. Deze momenten brachten de Magna Charta voort; door de Franse Revolutie legden ze nadruk op de begrippen vrijheid, gelijkheid en broederschap; ze formuleerden de Amerikaanse Bill of Rights en later de (Atlantische) Vier Vrijheden, en zij culmineerden in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van de Verenigde Naties. Dit zijn de grote begrippen die de nieuwe tijd met zijn opkomende beschaving en toekomstige cultuur moeten beheersen.

Een groeiend idealisme vecht zich naar voren naar het front van het menselijk bewustzijn ondanks alle afscheiding en vijandschap. Dit is in hoge mate verantwoordelijk voor de huidige chaos, maar ook voor het ontstaan en de groei van de Verenigde Naties en haar gespecialiseerde organisaties. Het heeft met elkaar strijdige ideologieën voortgebracht die zich in de wereld trachten uit te drukken. Deze tegenstrijdige ideologieën zijn echter een goed teken, of wij het met ze eens zijn of niet. Daaruit zal een verdraagzame en alomvattende geesteshouding voortkomen en een neiging tot samengaan. Dit is de ziel van de mens aan het aankweken en aan het uitdrukken.

Besef van verantwoordelijkheid is een van de eerste aanwijzingen dat de ziel van het individu ontwaakt is. De ziel van de mensheid ontwaakt in deze tijd ook op grote schaal; vandaar de volgende verschijnselen:

1.   Overal een toename van verenigingen, organisaties en massabewegingen voor de verbetering van de mensheid.

2.   Groeiende belangstelling van het overgrote deel der mensen voor het algemeen welzijn.

3.   De humanitaire en filantropische inspanning heeft een hoogtepunt bereikt, ondanks de uitingen van wreedheid, haat en abnormaliteit, en het separatisme in het leven van de volkeren.

4.   Opvoeding wordt in hoog tempo een massa-opgave.

5.   De groeiende erkenning door gezagsdragers dat de doorsnee mens een factor in wereldaangelegenheden begint te worden.

Het is voor de mens van nu moeilijk zich een tijd voor te stellen dat er geen raciaal of nationaal of afgescheiden godsdienstig bewustzijn in het menselijk denken te vinden zal zijn. Het zal duidelijk zijn dat er vele tientallen jaren moeten verlopen voor zo'n toestand zich daadwerkelijk zal voordoen. Maar het zou tientallen jaren kunnen zijn en geen eeuwen.

De leraren van de toekomst zullen met veel meer zorg moeten worden geselecteerd en opgeleid. Hun mentaal niveau en de kennis van hun speciale onderwerp zullen van belang zijn, maar nog belangrijker is dat zij vrij moeten zijn van vooroordelen. De opvoeder van de toekomst moet meer een getraind psycholoog zijn dan nu het geval is. Hij zal beseffen dat het zijn voornaamste taak is onder zijn leerlingen een echt gevoel van verantwoordelijkheid te wekken. Onverschillig wat hij moet doceren, hij zal het altijd in verband brengen met de wetenschap van juiste menselijke verhoudingen.

Samenwerking in goede wil is zeker het eerste denkbeeld dat algemeen moet worden verbreid en in de scholen onderwezen.

Liefdevol begrip, intelligent toegepast, dient het kenmerk te zijn van hen die cultuur en wijsheid hebben. Wereldburgerschap, als een uitdrukking van zowel goede wil als begrip, hoort het doel te zijn van verlichte mensen overal en het kenmerk van de geestelijke mens. En zodoende hebben we juiste verhoudingen tussen opvoeding, godsdienst en politiek.

Verlichting is het voornaamste doel van opvoeding. In deze zin en in deze denktrant vinden we het verschil tussen het werk van de Boeddha en dat van de Christus. De Boeddha bereikte Verlichting en was de eerste van onze mensheid die dat verwierf. Christus kon, door wat Boeddha bereikte en op grond van zijn eigen punt van ontwikkeling, het Tijdperk van Liefde inwijden en hij gaf aan de mensen een openbaring van een nieuw goddelijk aspect, dat van liefde.

De Boeddha gaf het hoogtepunt aan van het Tijdperk van Kennis. Met de Christus begon het Tijdperk van Liefde. Beide tijdperken belichamen en openbaren twee grote goddelijke beginselen. De nieuwe opvoeding is dus mogelijk gemaakt door het werk van de Boeddha. De nieuwe godsdienst is mogelijk gemaakt door het werk en het leven van de Christus.

In de toekomst zal verlichting in de eerste plaats vanuit intellectueel standpunt gezien worden en het hele onderwerp zal mentaal benaderd worden en niet zo zeer, als nu het geval is, vanuit godsdienstig oogpunt. Verlichting, mystiek en godsdienst gingen hand in hand. Eén van de belangrijkste bijdragen tot de ontplooiing van het mensenras in de tegenwoordige tijd is de groeiende erkenning dat geestelijkheid niet beperkt moet worden tot het aannemen en volgen van de voorschriften die vervat zijn in de heilige schriften van de wereld.

De grondtoon van de nieuwe opvoeding is in wezen het op juiste wijze uitleggen van het leven, in het verleden en in het heden, en van de relatie ervan met de toekomst van de mensheid. De grondtoon van de nieuwe religie moet en behoort de juiste toenadering tot God te zijn, die transcendent is in de natuur en immanent in de mens, terwijl de grondtoon van de nieuwe wetenschap van politiek en bestuur juiste menselijke verhoudingen zal zijn. Voor beide moet de opvoeding aan het kind een voorbereiding geven.

Zij die in deze drie groeperingen werken moeten uiteindelijk ten nauwste samenwerken, en voor dit plan en dit inzicht en voor deze intelligente activiteit moet de nieuwe opvoeding de mensheid klaarmaken.

CONCLUSIE

  1. 1.   De nieuwe opvoeding zal, zich in de eerste plaats bezig houden met het wetenschappelijk en bewust overbruggen van de verschillende aspecten in de mens, om zodoende een grotere bewustzijnsverruiming tot. stand te brengen.

    2.   De taak van de nieuwe opvoeding is daarom de coördinatie van de persoonlijkheid te bewerkstelligen, welke ten slotte de eenwording met de ziel voortbrengt.

    3.   De nieuwe opvoeding zal zich bezig houden met het analyseren en verklaren van de wetten van het denken. Deze wetten zijn de middelen waardoor:

    a.   Ideeën uit de intuïtie worden opgevangen.

    b.  Idealen worden uitgedragen.

    c.   Mentale begrippen of gedachtevormen worden opgebouwd, die te zijner tijd telepathisch op de denkvermogens van de mensen zullen inwerken.

    4.   De nieuwe opvoeding zal het lagere, concrete denkvermogen ordenen en ontwikkelen.

    5.   Zij zal de mens leren zowel vanuit het universele naar het bijzondere te denken, als een analyse van de bijzonderheden te maken.

    6.   De nieuwe opvoeding zal de mens tot een goed burger maken door het rationele in zijn bewustzijn en zijn leven te ontwikkelen en hem te leren zijn geërfde, verworven en geschonken uitrusting te gebruiken ten bewijze van zijn sociaal bewustzijn en sociale instelling.

    7.   Vooral zullen de opvoeders in de nieuwe tijd er naar streven de mens de wetenschap te leren van het in zichzelf verenigen van drie aspecten:

    a.   Het lagere, concrete denken – het ontvankelijke denkvermogen of gezond verstand.

    b.  De ‘zoon’ van het denkvermogen, de ziel, het zelf – het geïndividualiseerde denkvermogen.

    c.   Het hogere, abstracte denken – het intuïtieve of verlichtende denkvermogen.

    8.   De opvoeders in de nieuwe tijd zullen werken aan de processen of de methoden die nodig zijn om de kloven in het bewustzijn tussen de drie aspecten te overbruggen.

    9.   Dit begrip zal verder ontwikkeld worden, niet alleen voor overbruggingen in het innerlijke, tijdens de levensloop van een mens, maar ook tussen hem en zijn medemensen, op alle niveaus.

    10.          Dit zal ook de oefening inhouden van de menselijke persoon in het weerklank geven op invloeden uit het leven en van de ziel. De ziel is in wezen intelligentie die ieder niveau (mentaal, emotioneel en fysiek) belevendigt. Deze intelligente activiteit wordt altijd vanuit het oogpunt van wijsheid gebruikt.

Houd contact

Wereld Goede Wil in Sociale Media