Het werk van de Tibetaanse Meester

Hiërarchie, het planetaire hartcentrum

Het werk van de Tibetaanse Meester met Alice Bailey (en met H.P.B. vóór haar) was het directe resultaat van een reorganisatie binnen de geestelijke Hiërarchie gedurende de laatste honderd jaar.

Deze reorganisatie is een essentieel onderdeel geweest van een reorganisatie en nieuwe betrekkingen tussen de verschillende planetaire rijken; in het bijzonder tussen Shamballa, de Hiërarchie en de mensheid, voornamelijk dankzij een onverwacht goede reactie van de mensheid op een opzettelijk toegepaste geestelijke aansporing.

Een van de belangrijkste resultaten van het reorganisatieproces dat overeenkomt met de grotere mate van éénlijnigheid tussen de drie grote planetaire centra, is een nieuwe vorm van integratie en samensmelting van de grote ashrams binnen de Hiërarchie geweest. Hoewel elke ashram zich blijft concentreren op een specifiek aspect van het Plan en Doel, en dit tot uitdrukking brengt, overeenkomstig de daarbij betrokken straalenergie (een van de zeven), zijn de oude scheidslijnen verdwenen en begint de Hiërarchie meer wezenlijk te functioneren als “de grote Ashram van Sanat Kumara met Christus in het Hart”. Dit betekent o.a. meer samenwerking en coördinatie van ashramische functies en verantwoordelijkheden en de mogelijkheid tot met elkaar in verband staande werkzaamheden, die verenigde activiteit en gezamenlijke actie met zich meebrengen.

Tegen het einde van de negentiende eeuw aanvaardde Meester D.K., hoofd van een van de nevenashrams binnen de grote tweede straalsashram van Meester K.H. de verantwoordelijkheid voor het aanbieden van een serie van drie nieuwe vertolkingen van het onderricht van de Wijsheid der Eeuwen, die bedoeld was om “aan het nieuwe tijdperk vooraf te gaan en dit te bepalen”.

Hij heeft deze taak ondernomen, niet als hoofd van een tweede straalsashram, maar als vertegenwoordiger van de hele Hiërarchie, vermengd en samengesmolten tot een geestelijk organisme, het planetaire centrum. Het tegenwoordige werk en onderricht van D.K. is daarom Hiërarchisch van oorsprong en in strekking. Hij heeft ook de taak van het trainen voor discipelschap van vele aspiranten die verbonden zijn aan de verschillende straalsashrams op zich genomen, om aldus de betrokken Meesters van deze noodzakelijke taak te ontlasten en hen vrij te maken voor andere zeer belangrijke Hiërarchische activiteiten gedurende deze jaren van voorbereiding op het naar buiten treden van de ashrams en de wederkomst van de Christus.

Onderricht gepland door de Hiërarchie

De eerste in de serie van drie vertolkingen van het onderricht van de Wijsheid Aller Tijden, gepland door de Hiërarchie en aan de Tibetaanse Meester toevertrouwd, werd aan de wereld gegeven door H.P. Blavatsky in de jaren tussen 1875 en 1890. Dit noemde D.K. de “voorbereidende” fase van het onderwijs. De tweede werd over een periode van dertig jaar door middel van Alice Bailey gegeven van 1919 tot 1949. Het derde en laatste onderdeel van de serie zal aan het begin van deze eeuw door D.K. gegeven worden door middel van een voorbereide ingewijde, want zoals hij het uitdrukt: “deze serie van overbruggende verhandelingen tussen materiële kennis van de mens en de wetenschap van de ingewijden moet nog een volgende fase doorlopen”.

Hij stelt ook nadrukkelijk dat de taak van hen die het onderwijs aanvaarden en pogen dit creatief te gebruiken, voor de rest van deze eeuw moeten zijn toegewijd aan het herbouwen van het heiligdom van ‘s mensen bestaan, aan de wederopbouw van de levensvorm van de mensheid, aan het opnieuw vestigen van de nieuwe beschaving op de fundamenten van de oude en aan reorganisatie van de structuren van wereldgedachte en wereldpolitiek, plus de herverdeling van de natuurlijke hulpbronnen in overeenstemming met het goddelijk doel. Dan en dan alleen zal het mogelijk zijn de openbaring verder te voeren.

Binnen deze reeks van onderricht en “openbaring” voorspelde D.K. ook een vorm van “openbarend” onderwijs, dat na 1975 op wereldwijde schaal via de radio en ongetwijfeld ook de televisie naar voren zal komen. Dit is blijkbaar een uitvoerige en meer uitgewerkte versie van het bestaande onderricht met suggesties voor toepassing op de bestaande wereld en menselijke problemen, hetgeen ook hun bedoeling is. En dit werk is reeds gaande en groeit in kracht en invloed.

Het werk van de Tibetaan met Alice Bailey

Voordat de Tibetaan zijn werk met Alice Bailey inderdaad begon, maakte hij nauwkeurige plannen voor wat betreft het kiezen van het juiste tijdstip, volgorde en beoogde resultaten. Hij plande het onderricht in drie afzonderlijke fasen, die in opeenvolgende perioden van tien jaar zouden moeten verlopen.

Tijdens het eerste tiental jaren, moest hij tengevolge van het resultaat van de eerste boeken de kerngroep van mensen proberen te vinden door middel van wie hij kon werken. Tijdens dit tiental jaren richtte Alice Bailey de Arcane School op als haar eigen dienst aan de ashram van haar Meester. D.K. was niet verantwoordelijk voor de Arcane School en heeft ook nooit controle of invloed uitgeoefend op het beheer van de School. Maar hij heeft de school gebruikt voor doeleinden van dienst toen die haar waarde bewezen had door te voorzien in een groep werkers die getraind waren in het ten uitvoer brengen van het Plan en treffen van voorbereidingen voor de wederkomst van de Christus.

Gedurende de tweede periode, toen het aantal boeken groeide en over de hele wereld verspreid werd, breidde de omvang van de kontakten zich uit en bereikte de Tibetaan zijn gestelde doel van het openbaar maken van het bestaan van de Nieuwe Groep van Werelddienaren, een subjectief verbonden wereldgroep, voortgekomen uit ieder ras, iedere natie, religie, cultuur en sociale laag. Eveneens gedurende dit tiental jaren verankerde hij de activiteiten van dienst van Driehoeken en Wereld Goede Wil, hierbij gebruik makend van de Arcane School. Dit zijn beide hiërarchische activiteiten met het doel de leden van de Nieuwe Groep van Werelddienaren te bezielen en te verbinden en “om de kern van een grote synthese te vestigen”.

In de laatste periode van tien jaar werd de reeks boeken voltooid waarbij in de laatste vijf jaar een uitgesproken nadruk werd gelegd op het gegeven van de Wederkomst van de Christus en het voorbereidingswerk voor Zijn wederkomst. Dit feit werd bekend gemaakt en aangekondigd en de Christus werd getoond zoals Hij is, als wereldleraar, het hoofd van de geestelijke Hiërarchie en “dezelfde grote identiteit in alle wereldgodsdiensten”.

Twee grote denkbeelden

De Tibetaanse Meester heeft verklaard dat hij verantwoording schuldig was aan de Hiërarchie voor het alom onder de aandacht van de mensen te brengen van twee grote denkbeelden. Deze zijn:

1.       De aankondiging van het bestaan van de Nieuwe Groep van Werelddienaren als een doeltreffende groep van werkers die bemiddelt tussen de mensheid en de geestelijke Hiërarchie.

2.       De verklaring in verband met de wederkomst van de Christus en het onmiddellijke werk van voorbereiding. D.K. merkt op dat dit “verreweg de belangrijkste aspecten vormen van het werk dat ik heb in dienst van de Hiërarchie. ... Al het andere is van ondergeschikt belang, vergeleken bij die twee verklaringen van geestelijke werkelijkheid.”

In verband met de functie van de Nieuwe Groep van Werelddienaren wordt ons verteld dat “alle discipelen en ingewijden nu lid zijn van deze groep, die in het brandpunt staat van de huidige poging die de Hiërarchie doet”. Door die groep vloeit energie uit vijf Ashrams.

1.       De ashram van Meester Koot Humi, in het bijzonder met betrekking tot het opvoedingswerk.

2.       De ashram van Meester Djwhal Khul, in het bijzonder met betrekking tot de aspiranten voor inwijding.

3.       De ashram van Meester Rakozci, in het bijzonder betrekking hebbend op de reorganisatie en wederopbouw van Europa vanuit economisch oogpunt.

4.       De ashram van Meester Morya, in zijn pogen om activiteiten op politiek gebied over de hele planeet te vinden, te beïnvloeden en te begeleiden.

5.       De ashram van Meester Hilarion. Hij houdt toezicht op de ontdekkingen en hun toepassing van de wetenschappelijke beweging in de wereld.

De “nieuwe waarheden” in de leringen van de Tibetaan

De Tibetaan geeft ons tot in zekere details wat hij beschouwt als de “nieuwere waarheden” waarvoor hij in verband met het onderricht verantwoordelijk was. Hij vermeldt ze als volgt:

1.       Het onderricht over Shamballa, waaronder

a.       de aard van het wilsaspect,

b.       de grondbedoelingen van Sanat Kumara,

c.       het bouwen van het antahkarana, de eerste stap op de weg naar monadisch bewustzijn en de Weg van de Hogere Evolutie.

2.       Het onderricht over het nieuwe discipelschap, waaronder:

a.       de nieuwe houding van de Meesters t.o.v. hun discipelen,

b.       informatie over de samenstelling van de Hiërarchie met haar diverse ashrams, zoals die van Sanat Kumara,

c.       het nieuwe type meditatie dat de nadruk legt op visualisatie en het gebruik van de creatieve verbeeldingskracht met zijn grondtoon van groepssamensmelting en dienst.

3.       Het onderricht van de Zeven Stralen, dat het psychologische gezichtspunt benadrukt, omdat de nieuwe psychologie nog in wording is. Als esoterisch onderricht eventueel publiekelijk gepresenteerd gaat worden, zal het worden geopenbaard langs de lijnen van de psychologie omdat esoterie betrekking heeft op het bewustzijnsaspect van mens en God.

4.       Het onderricht over de nieuwe Astrologie dat voldoende informatie verschaft om de toekomstige astrologie op een solide basis te grondvesten.

5.       Informatie over de Nieuwe Groep van Werelddienaren, waaronder:

a.       erkenning van de groep als middelaar tussen de Hiërarchie en de mensheid,

b.       de aard van hun werk zoals dat de menselijke ziel beïnvloedt en het tijdperk bepaalt waarin we leven in verband met mannen en vrouwen van goede wil.

c.       het Driehoekenwerk dat het netwerk van licht en goede wil belichaamt als verbindingskanaal tussen de Hiërarchie en de mensheid.

6.       De poging om een exoterische tak van de innerlijke Ashram te vormen. Instructies aan deze groep zijn gepubliceerd in de twee delen van Discipelschap in het Nieuwe Tijdperk.

7.       Onderricht over de nieuwe wereldreligie, waarbij de nadruk gelegd wordt op de drie grote geestelijke Feesten ten tijde van de periode van de volle maan van Ram, Stier en Tweelingen en de negen kleinere feesten. Het meditatiewerk ten tijde van volle maan is van het grootste belang. Het legt verband tussen het werk van de Christus en de Boeddha, wat leidt tot een verruiming van de menselijke aspiratie.

De Tibetaan heeft gevraagd “deze woorden zorgvuldig te bestuderen”, die de richtlijnen aangeven volgens welke het werk zich in de komende jaren zou moeten uitbreiden. Hij beschouwt dit als een belangrijke instructie, als “de kern van het werk dat ik graag gedaan zou zien”. (De instructie kan gevonden worden in De Stralen en de Inwijdingen, blz. 251/5 – eng. uitg.)

Door deze hoofdzaken in het onderricht te vermelden, heeft Meester D.K. nogmaals zijn hiërarchische missie aangetoond door de verantwoordelijkheid voor dit werk te aanvaarden. D.K.’s eigen tweedestraals-ashram is verantwoordelijk voor andere aspecten van het zich ontvouwende plan en het doordringen daarvan is het menselijk bewustzijn. Hij zal een van die leden van de Hiërarchie zijn die specifiek werk in stoffelijke vorm zullen “belichamen” en aanvaarden. Hij vertelt ons dat zijn voornaamste aandeel gelegen zal zijn in genezing en in verschillende aspecten van etherische ontwikkeling; toch zijn deze ashramische aangelegenheden niet inbegrepen bij zijn waardebepaling van de “nieuwere waarheden” in zijn werk met Alice Bailey.

Het zevenvoudige doel van Sanat Kumara

In het nieuwe onderricht over Shamballa heeft D.K. de “grondbedoelingen van Sanat Kumara” aangegeven. Hij heeft dit zevenvoudige doel in zekere details weergegeven in De Stralen en de Inwijdingen, blz. 240/7 – eng. uitg. Deze zeven aspecten van goddelijke bedoeling belichamen de zeven straalsenergieën die “de hiërarchische ondernemingen zullen reorganiseren en herbepalen en aldus het nieuwe tijdperk zullen inluiden”.

De eerste van deze zeven doelstellingen is “het ongekende, ongeziene en ongehoorde doel van Sanat Kumara, het geheim van het leven zelf, alleen bekend aan Hem. Het is datgene wat het centrale mysterie versluiert, dat alle esoterische scholen die trouw zijn aan hun inwijdende impuls, op den duur zullen onthullen”. In Regel XIII voor Discipelen en Ingewijden, blz. 260, krijgen wij slechts een wenk voor wat dat verborgen mysterieus doel zou kunnen zijn. “Het betreft het doel en de reden waarom onze planetaire Logos incarneerde en het bezielende leven werd van onze planeet, de Aarde”, een niet-heilige planeet. Het proces van transformatie, transmutatie en transfiguratie van de planeet Aarde, kan in één woord worden samengevat: verlossing. Het is derhalve planetaire verlossing waarbij esoterische dienaren betrokken zijn, in bewuste samenwerking met het goddelijk doel. Dit houdt nauw verband met de nadruk die in ware esoterische scholen, nu en in de toekomst, gelegd wordt op het levensaspect, op de goddelijke wil en op het ontwikkelen van een nieuwe yoga, “de yoga van vuur”.

Training voor discipelschap

Een belangrijk punt, dat in alle boeken van de Tibetaan benadrukt wordt, betreft wat hij noemt “het nieuwe discipelschap”. Het ontstaan daarvan is niet alleen een gevolg van de veranderende invloeden van het aankomende Watermantijdperk, maar ook van een planetaire éénlijnigheid tussen Shamballa, de Hiërarchie en de mensheid; van de reorganisatie binnen de Hiërarchie zelf waarbij nauwere betrekkingen en communicatie, met zowel Shamballa als de mensheid, door de Hiërarchie tot stand zijn gebracht. Het is ook een gevolg van de onverwachte groei en uitbreiding van het menselijk bewustzijn, als antwoord op de geestelijke stimulans. “De stroom van geestelijk leven”, zegt hij, “is tegenwoordig zo sterk en aspiratief, dat de komende honderdvijftig jaren de feitelijke aard van het koninkrijk der zielen, of van God, te zien zullen geven. Dit zal fundamentele veranderingen teweegbrengen, ook in de onmiddellijke doelstellingen ten aanzien van menselijke vooruitgang en in de plannen van de Meester ten aanzicht van het onderricht en de geboden training”. Dan gaat hij voort met het opsommen van de doelstellingen voor het Nieuwe Tijdperk die nu worden voorgelegd aan discipelen die voor inwijding worden getraind. Ze worden gegeven in deel II - Discipelschap in het Nieuwe Tijdperk, (blz. 297/301 eng. uitg.) en zijn de moeite van een zorgvuldige studie waard. Ze worden hier in het kort weergegeven:

1.       Een gevoel voor planetaire verwantschap. Dit wendt de aandacht van de discipel van zichzelf af en verruimt zijn bewustzijn tot synthese, volledigheid, totaliteit.

2.       Een gevoel voor ‘intelligent overzicht’. Dit betekent een zich ontplooiende erkenning van “een geconcentreerde beheersing op het dagelijks leven, de omstandigheden, de toekomst en het lot”. Het geeft een discipel “het ingewijd inzicht in het doel en zijn ontvouwend plan”.

3.       Het gevoel van oriëntatie op de mensheid. Dit houdt in: de gewoonte van juiste oriëntatie op de mensheid als veld van dienst. Het vereist decentralisatie en een nieuw soort van gevoeligheid voor wereldnood.

4.       Het gevoel voor waargenomen indrukken. Dit betreft de Wetenschap van de Indrukken die op den duur “het voornaamste doel van de opvoedkundige systemen” van het nieuwe tijdperk zal zijn. De Hiërarchie acht de mensheid nu voldoende intelligent om in de juiste vertolking getraind te worden.

5.       Het oproepen van de wil. Dit is een nieuwe en zeer noodzakelijke ontwikkeling. De wil is dat “goddelijk aspect in de mens, dat hem in verband brengt met en dan beheerst wordt door het goddelijk doel, intelligent begrepen in tijd en ruimte en uitgevoerd door de ziel als uitdrukking van liefdevolle toepassing”. Het aankweken van deze eerste straals waarneming is een “machtige methode waardoor de hoogste aspecten van de geestelijke wil ontplooid kunnen worden”.

6.       Het gevoel van iets dat op handen is. De ware discipel houdt zich bezig met datgene wat geestelijk op handen is. Dit houdt in, een juist gevoel om het goede moment te bepalen. De discipel moet “ontwaken tot datgene wat op het punt staat door te dringen tot het denken, het leven en de omstandigheden van de mens”, zodat hij de occulte en geestelijke stappen kan ondernemen die nodig zijn voor openbaring, “karmisch nut” en actieve samenwerking.

Dit zijn de nieuwe ontwikkelingen in training die nu mogelijk zijn voor diegenen die een juiste instelling en gerichtheid hebben. Van deze zes doelstellingen hebben de nummers 1, 3 en 5 betrekking op het noodzakelijk werk binnen de substantie van de drie werelden van menselijke evolutie (mentaal, emotioneel en fysiek) van de beneden-menselijke rijken in de natuur en van het planetaire geheel in antwoord op de verwezenlijking van het Plan en herkenning van het Doel. De nummers 2, 4 en 6 hebben betrekking op het vastleggen in het bewustzijn van de subtiele werelden van bedoeling en betekenis en de occulte middelen voor subjectieve communicatie tussen bewustzijnstoestanden.

Ze vereisen van de discipel in training zo’n éénpuntig gerichte aandacht en ashramische stabiliteit dat het zich bewust zijn van de Meester en de Ashram niet zo belangrijk is daar het anders het zicht op het Plan kan vervormen en het ritme van de ashram kan verstoren.

Het besef van planetaire verwantschap stijgt voor de discipel uit boven het besef van juiste menselijke verhoudingen, aangezien hij niet langer onderhevig is aan fouten of nalatigheden in zijn verhouding tot de medemens. Dit leidt dan weer tot een bewustzijn van de buitenplanetaire verhoudingen die er bestaan en tot de activiteit van de Deva-evoluties in verhouding tot de geestelijke Hiërarchie.

De mysteriescholen van de toekomst

De Tibetaanse Meester verklaart dat aan het einde van deze eeuw, of spoedig daarna, de nieuwe mysteriescholen in het leven zullen worden geroepen. Deze zullen worden opgericht door ervaren, oudere ingewijden van de ashram, wanneer het naar buiten treden van de Hiërarchie werkelijk op gang komt. Er zullen twee groepen scholen worden gevestigd; voorbereidende en voor gevorderden, voor aspiranten en ingewijden. D.K. deelt ons mede dat de Veertien Regels voor Aspiranten (die gegeven worden in het boek Mensen- en Zonne-Inwijding en de Veertien Regels voor Discipelen en Ingewijden, gegeven in het boek De Stralen en de Inwijdingen, het basisonderricht zullen vormen voor deze twee graden van scholen.

De wetenschap van meditatie en het bewust bouwen van het antahkarana zullen de eerste twee voorbereidende fasen vormen in het esoterische leerplan van alle ware esoterische scholen. Dit ontwikkelt het besef van eenheid, van synthese, wat occulte visie is en een noodzakelijke eigenschap van diegenen die in de nieuwe scholen getraind worden en die de “bouwers van de nieuwe wereld en de leermeesters van de toekomstige publieke opinie zullen zijn”. Dit is het doel van esoterisch onderwijs: juiste interpretatie en volledige toewijding aan het herbouwen van de wereld langs de lijnen van het nieuwe tijdperk.

Werk dat gedaan moet worden

De Tibetaanse Meester heeft duidelijk omschreven wat hij nu en in de toekomst graag gedaan zou willen zien:

“Het werk dat gedaan moet worden is als volgt. U bent opgeleid om het te doen en de verantwoording ligt bij u, evenals mijn niet aflatende hulp:

1.       Bereid de mensen voor op de wederkomst van de Christus. Dit is uw eerste en grootste taak. Het belangrijkste gedeelte van dat werk is de mensen op grote schaal leren de Grote Aanroep te gebruiken, zodat het een wereldgebed wordt en de aanroepende bede van de mensheid richt.

2.       Breid het werk van de Driehoeken uit, zodat subjectief en etherisch licht en goede wil de aarde zullen onthullen.

3.       Bevorder onafgebroken het werk van Wereld Goede Wil, zodat elk land zijn groep mannen en vrouwen zal hebben, die toegewijd zijn aan het tot stand brengen van juiste menselijke verhoudingen. U hebt de kern al en die moet nu uitgroeien. Het beginsel van goede wil is in de hele wereld aanwezig; de taak zal zwaar zijn, maar niet onmogelijk.

4.       Neem op u mijn boeken voortdurend te verbreiden, daar ze veel lering over het Nieuwe Tijdperk bevatten. In laatste instantie zijn de boeken uw werktuigen en de instrumenten, waarmee u uw werkers zult opleiden. Zorg er dus voor dat ze steeds in omloop blijven.

5.       Tracht het Wesakfeest (ten tijde van de Volle Maan in mei) tot een universeel feest te maken dat voor de mensen van elk geloof van grote waarde is. Het is het feest waarbij de twee goddelijke leiders van het Oosten en het Westen, samenwerken in de nauwste geestelijke eenheid; de Christus en de Boeddha benutten dit feest elk jaar als het punt van inspiratie voor het werk van het komende jaar. Zorg er voor, dat u dat ook doet. De geestelijke energieën zijn dan op unieke wijze beschikbaar.

6.       Ontdek de leden van de Nieuwe Groep van Werelddienaren, wanneer dat maar mogelijk is en ondersteun hen. Zoek hen in ieder land, waar ze op vele wijzen hun gedachten en gezichtspunten naar voren brengen. Bedenk altijd dat ze in leerstelling en dogma, in techniek en methode zeer van u kunnen verschillen, maar in hun liefde voor de medemens, in praktische goede wil en in hun toewijding om juiste menselijke verhoudingen tot stand te brengen, staan zij aan uw zijde, zijn ze uw gelijken en hebben u waarschijnlijk veel te leren.

Moge de zegen van de Ene, Die we allen dienen op u allen rusten en op alle discipelen, waar ook ter wereld en moge u uw volle deel op u nemen om de mensen te helpen bij de overgang van duisternis tot licht en van dood tot onsterfelijkheid”.

(Het naar buiten treden van de Geestelijke Hiërarchie, blz. 641/2)

De Arcane School geeft opleidingen tot discipelschap in het nieuwe tijdperk. De beginselen van de Tijdloze Wijsheid worden er gegeven door middel van esoterische meditatie, studie en dienst als een levenswijze.

Voor informatie schrijf naar de Arcane School.