Voorbereiding voor de Wederkomst van de Christus

Wanneer de mensen voelen dat zij al hun middelen hebben opgebruikt en aan het einde zijn gekomen van hun eigen aangeboren mogelijkheden, en dat de problemen en voorwaarden waar ze zich tegenover bevinden boven hun mogelijkheden zijn, zijn ze geneigd om uit te kijken naar een goddelijke tussenkomst en naar een Bemiddelaar Die hun zaken bij God zal bepleiten en redding zal brengen. Zij kijken uit naar een Verlosser. Deze leer van Bemiddelaars, of Messiassen, of de Christus en van Avarats ligt als een gouden draad doorheen de geloofsovertuigingen en de geschriften en verbinden deze wereldgeschriften aan een centrale bron van uitstraling, die overal en overvloedig worden gevonden. Zelfs de menselijke ziel wordt gezien als een bemiddelaar tussen de mens en God; ontelbaar miljoenen mensen zien Christus als de goddelijke bemiddelaar tussen de mensheid en de godheid.

Een Avatar, of een Christus, komt tevoorschijn voor twee redenen: een, de ondoorgrondelijke en ongekende Oorzaak drijft Hem voort om dit te doen, en twee, de vraag of de aanroep van de mensheid zelf. Een Avatar is logischerwijs een geestelijke gebeurtenis, die tot ons komt om ons grote veranderingen of een belangrijk herstel te brengen, om een nieuwe beschaving in te luiden of om de “oude grenspalen” te herstellen en de mens nader tot het goddelijke te voeren. Zij werden omschreven als “buitengewone mensen, Die van tijd tot tijd verschijnen om het aanzicht der wereld te veranderen en in de lotsbestemmingen der mensheid een nieuw tijdperk in te luiden”. Zij komen in tijden van crisis, Zij scheppen vaak crises om een eind te maken aan het oude en ongewenste, en de weg te banen voor nieuwere en geschiktere vormen voor het evoluerend leven van God, Die in de natuur Immanent is. Zij komen, wanneer het kwaad overal om zich heen grijpt. Om deze reden alleen al kan er heden een Avatar verwacht worden. Het toneel, dat nodig is, is klaar voor het weder verschijnen van de Christus.

Wij worden geconfronteerd met de keuze van het aanvaarden en de eruit voortvloeiende verantwoordelijkheid, of met het verwerpen van de idee en het eruit voortvloeiende begrip dat we er ons niets van aantrekken. Wat we beslissen in deze tijd en periode zal echter uiteindelijk haar invloed hebben op de rest van onze activiteit in ons leven, want we zullen ofwel verwerpen wat ons belast of helpen waar we kunnen met het aanroepen van de Christus en bij de voorbereiding van Zijn wederkomst, ofwel zullen we de rangen vervoegen van hen die de hele kwestie als een oproep zien voor de lichtgelovige en de goedgelovigen, en zo mogelijk werken om te voorkomen dat de mens misleid wordt en beetgenomen wordt door wat we als een bedrog hebben aangenomen. Hierin ligt onze uitdaging. Onze reactie zal afhangen van onze zin voor juiste waarden en van alles wat we aan gespecialiseerd intuïtief onderzoek kunnen geven om er aan tegemoet te komen. We kunnen ons dan realiseren dat deze beloofde wederkomst overeenstemt met het algemene religieus geloof en met de grote hoop die in het denken van de mens achter gelaten is,  wat een ware opluchting bij de lijdende mensheid kan brengen.

Aan hen die de mogelijkheid van Zijn wederkomst aanvaarden en die bereid zijn toe te geven dat de geschiedenis zich opnieuw herhaald, zijn er drie vragen die gesteld kunnen worden – het antwoord erop zijn strikt personlijk. Deze zijn:

1.   Hoe kan ik persoonlijk deze uitdaging tegemoet treden?

2.   Wat kan ik speciaal doen?

3.   Wat zijn de stappen die ik moet nemen, en waar zijn zij die deze met mij mee nemen? Dat word hier en in de volgende bladzijden geschreven is van wezenlijk belang voor hen die het feit van de Christus aannemen, de continuïteit van de openbaringen herkennen en die bereid zijn om de mogelijkheid van zijn wederkomst toe te aanvaarden.

De gecompliceerdheid en de moeilijkheid van deze naoorlogse periode zijn zeer groot. Hoe dichter een mens bij de bron van geestelijk licht en geestelijke macht staat hoe moeilijker zijn probleem is, want de menselijke aangelegenheden schijnen thans ver af van deze goddelijke mogelijkheid en hij zal alles wat hij aan geduld, begrip en goede wil heeft nodig hebben. Tevens zal hij zoveel helderder de feiten inzien. Er zijn innerlijke en uiterlijke problemen, die opgelost moeten worden, er zijn innerlijke en uiterlijke mogelijkheden die verwezenlijkt kunnen worden. Aangezien de geestelijke ingestelde mens deze innerlijke en uiterlijke mogelijkheden en gebeurtenissen allebei onder ogen ziet is het gemakkelijk een gevoel van volledig belemmerd zijn waar te nemen. Hij verlangt er naar te helpen en weet niet wat te doen. Zijn begrip van de dreigende moeilijkheden, zijn analyse van wat hij en degenen met wie hij zal hebben te werken aan hulpbronnen hebben en de duidelijkheid waarmee hij de krachten waarneemt die zich tegen hem (en op veel groter schaal tegen de Christus) gekeerd hebben zullen hem doen vragen ”Wat is het nut van enige poging, die ik kan doen? Waarom zou men het de krachten van goed en kwaad niet alleen laten uitvechten? Waarom zou men het niet aan de druk van de evolutiestroom overlaten om – ten slotte en ten langen leste – een eind te maken aan de wereldstrijd, en de zege van het goede in te luiden? Waarom nu iets te proberen?” Dit zijn natuurlijke en gezonde reacties. De factoren van spanning en verwarring in de huidige wereld maken dat de doorsneemens dikwijls de nutteloosheid van alle inspanning voelt. Het probleem schijnt te groot, te verschrikkelijk, en hijzelf schijnt te klein, te hulpeloos.

Niettemin is de hoeveelheid aan eerlijke goedheid en visie in de wereld enorm en is de som aan zuiver, humanitair denken onbegrensd. De verlossing der wereld ligt in de handen der massa van goede kleine mensen, en van de miljoenen juist denkende mensen in ieder land, en zij zijn het, die het voorbereidend werk voor de Komst van de Christus zullen doen. Numeriek zijn zij tegen de taak opgewassen; zij hebben alleen geruststelling en verstandige coördinatie nodig om zich voor de vereiste dienst klaar te maken, voordat het weder-verschijnen van de Christus mogelijk wordt. De problemen waarvoor wij ons gesteld zien, zouden met moed, met waarheid en begrip tegemoet getreden moeten worden, en ook met de bereidheid om met eenvoud en liefde over de feiten te spreken, waar het er om gaat de waarheid aan het licht te brengen en de problemen die opgelost moeten worden, te verduidelijken. De tegenstand biedende krachten van verschanst kwaad moeten op de vlucht worden gedreven voordat Hij op Wie alle mensen wachten, de Christus, komen kan.

De wetenschap dat Hij klaar staat en er naar verlangt aan Zijn geliefde mensheid in het openbaar te verschijnen, versterkt slechts het gevoel van algemene belemmering en er doet zich een andere, zeer vitale vraag voor: “Hoe lang zal het zijn, dat wij nog moeten verdragen, worstelen en strijden?” Het antwoord erop is klaar en duidelijk: Hij zal zonder mankeren komen, zodra er een mate van vrede is hersteld, zodra het beginsel van samen delen op zijn minst bezig is de economische aangelegenheden te gaan beheersen en zodra de kerken en politieke groepen zijn begonnen schoon schip te maken. Dan kan en zal Hij komen, dan zal het Koninkrijk Gods openlijk worden erkend en zal het niet langer iets zijn dat slechts in dromen, of in idealen en orthodoxe hoop bestaat.

Mensen zijn geneigd de vraag te stellen, waarom Christus niet komt in de pracht en praal en het ceremonieel die de kerken aan de gebeurtenis toeschrijven en waarom Hij niet, door Zijn komst, Zijn goddelijke macht aantoont en het gezag en de macht van God overtuigend bewijst en zo een einde maakt aan de cyclus van foltering en rampspoed. De antwoorden hierop zijn velerlei. Men moet bedenken, dat het voornaamste doel van Christus niet zal zijn macht aan te tonen, maar het reeds bestaande Koninkrijk Gods openbaar te maken. Bovendien, toen Hij vroeger kwam werd hij niet herkend, en is er enige waarborg, dat het deze keer anders zou zijn? Ge kunt vragen, waarom Hij niet herkend zou worden? Omdat de ogen der mensen verblind zijn van zelf-medelijden en niet van diep berouw; omdat de harten der mensen nog worden verteerd door een zelfzucht, die door de foltering van de oorlog niet is genezen; omdat de waardebepalingen dezelfde zijn als in het corrupte Romeinse Rijk, dat Zijn eerste verschijning heeft aanschouwd – alleen waren in die dagen deze waarden plaatselijk en niet algemeen zoals nu; omdat zij die Hem zouden kunnen herkennen en die op Zijn komst hopen en ernaar verlangen, niet bereid zijn de nodige offers te brengen en zo het welslagen van Zijn komst zeker te stellen.

Het ver-voortgeschreden denken en het succes van de vele esoterische bewegingen en bovenal de wonderen van de wetenschap en het wonder der vele humanitaire bewegingen wijzen niet op belemmering van het Goddelijke, maar op een toenemen van geestelijk begrip; de krachten van de geest zijn niet verslagen. Deze aspecten van 's mensen doen en laten wijzen op het wonder van de goddelijkheid in de mens en op het succes van het goddelijk plan voor de mensheid. Goddelijkheid wacht echter op het tot uiting komen van 's mensen vrije wil: zijn intelligentie en zijn groei in goede wil zijn reeds tot uitdrukking gekomen.

Een ander antwoord op de gestelde vraag is daarom, dat Christus en de Geestelijke Hiërarchie hoe groot de nood of hoe belangrijk het motief ook moge zijn – nooit inbreuk maken op het goddelijk recht der mensen om hun eigen beslissingen te nemen, hun eigen vrije wil uit te oefenen en vrijheid te verwerven door voor die vrijheid te vechten, zowel individueel, nationaal als internationaal. Wanneer ware vrijheid zich over de aarde zal hebben verspreid, zullen wij het einde beleven van tirannie – politieke, zowel als religieuze en economische. Ik bedoel hiermee, niet de moderne democratie, als omstandigheid die in de behoefte zou voorzien, want democratie vertegenwoordigt momenteel een filosofie die meer op wensen dan op feiten is gebaseerd en een ideaal dat niet bereikt is. Ik bedoel die periode, die zeker zal aanbreken, waarin een verlicht volk zal regeren. Deze mensen zullen geen opgelegd gezag in enige kerk noch een totalitair regiem in enig politiek stelsel dulden. Zij zullen zich geen overheersing laten welgevallen noch die toelaten, van welke groep van mensen ook, die het als haar taak beschouwt hun te vertellen wat zij moeten geloven om te worden verlost, of welke regering zij moeten aanvaarden. Wanneer de mensen de waarheid wordt verteld en wanneer zij vrij voor zichzelf kunnen oordelen en beslissen, zullen wij een veel betere wereld zien.

Het is niet essentieel of noodzakelijk, dat al deze wenselijke doeleinden op Aarde voldongen feiten zijn geworden voordat Christus weer in ons midden verkeert; noodzakelijk is echter dat deze houding ten opzichte van godsdienst en politiek algemeen als wenselijk wordt beschouwd en dat er met succes stappen zijn gedaan in de richting van juiste menselijke verhoudingen. Dit zijn de lijnen waarlangs de Nieuwe Groep van Werelddienaren en alle mensen van goede wil werken en hun eerste poging moet zijn, dit alom verbreide gevoel van belemmerd-zijn en van persoonlijke nutteloosheid op te heffen.

Datgene, waardoor het gevoel van belemmering en van nutteloosheid kan worden geneutraliseerd en dat tevens de nodige aansporing zal opleveren tot het wederopbouwen van de nieuwe wereld, zal zijn: het geloof in de essentiële goddelijkheid der mensheid, in het bewijs der evolutie (dat door wat studie spoedig wordt verschaft) dat het mensdom gestadig in wijsheid en kennis en ruime alomvattendheid verder is gekomen, en verder het ontwikkelen van een geestesgesteldheid, die gegrond zal zijn op een geloof in de waarheid van de geschiedschrijving, die getuigt van zo menige “advent” in tijden van crises in menselijke aangelegenheden en van zoveel Wereld-Verlossers – van Wie de Christus de grootste was. Een juiste en constructieve houding moet ook gebaseerd zijn op een natuurlijke erkenning, dat Christus bestaat en dat Hij te allen tijde bij ons aanwezig is; zij moet zijn geworteld in de wetenschap dat de oorlog – met al zijn onuitsprekelijke verschrikkingen, zijn wreedheden en geweldige rampen – slechts de bezem was van de Vader van ons allen, waardoor alle hinderpalen op het pad van Zijn wederkerende Zoon werden weggevaagd. Het zou welhaast onmogelijk zijn geweest deze komst voor te bereiden onder de vooroorlogse toestanden. Op deze feiten moet de Nieuwe Groep van Werelddienaren zich thans baseren. Zij moet de belemmerende factoren erkennen en toch weigeren erdoor schaakmat te worden gezet. Zij moet besef hebben van de hindernissen (vele ervan financieel en gebaseerd op materiële hebzucht, op aloude traditie en nationale vooroordelen). Zij moet dan zoveel ervarenheid in handelen en zoveel scherpzinnigheid in zaken gebruiken, dat deze hinderpalen overwonnen worden; zij moet met heldere blik door de wereldmoeilijkheden heengaan en ongedeerd en met succes door alle belemmerende factoren heenkomen.

Er zijn twee hoofdfactoren, die de huidige geboden gelegenheid bepalen. Deze zijn te beschouwen als zulke volslagen hindernissen, dat zij – tenzij zij worden weggeruimd – de wederkomst van de Christus nog zeer lang zullen uitstellen. Deze zijn:

1.   De traagheid van de doorsnee Christen of geestelijk ingestelde mens in ieder land – in het Oosten en in het Westen.

2.   Het gebrek aan geld voor het voorbereidingswerk. Laat ons deze onderwerpen eenvoudig houden en op het niveau waarop de meeste hedendaagse mensen werken en denken. Laat ons intens praktisch zijn en onszelf dwingen de omstandigheden te zien zoals zij zijn, om zo te komen tot een betere kennis van onszelf en onze drijfveren.

1. De traagheid van de gemiddelde geestelijk ingestelde mens.

De gemiddelde geestelijk ingestelde mens, de mens van goede wil, of de discipel is zich doorlopend bewust van de uitdaging der tijden en van de gelegenheid, die geestelijke gebeurtenissen kunnen bieden. Het verlangen het goede te doen en geestelijke doeleinden te bereiken, knaagt gedurig aan zijn bewustzijn. Er is wel niemand, die – wanneer hij zijn medemensen lief heeft en ervan droomt het Koninkrijk Gods op aarde te zien verstoffelijken of zich bewust is van het, zij het nog zo langzaam, ontwaken der massa's tot hogere geestelijke waarden – die daarbij niet door en door onbevredigd is. Hij beseft, dat het maar heel weinig is wat hij aan hulp bijdraagt aan deze wenselijke doeleinden. Hij Weet, dat zijn geestelijk leven een nevenkwestie is, iets dat hij zorgvuldig voor zich houdt en veelal is hij bang er iets over te reppen tegenover hen die hem het naast en het dierbaarst zijn. Hij probeert zijn geestelijke pogingen te doen aanpassen aan zijn gewoon uiterlijk leven en worstelt op zachte, nutteloze en onschadelijke wijze om er tijd en gelegenheid voor te vinden. Hij staat hulpeloos voor de opgave zijn aangelegenheden zo te organiseren en opnieuw te schikken, dat de geestelijke manier van leven de boventoon kan voeren. Hij zoekt naar uitvluchten voor zichzelf en slaagt er ten slotte in zichzelf zo te bepraten, dat hij eindigt met te constateren, dat hij in de gegeven omstandigheden het beste doet waartoe hij in staat is. De waarheid is, dat hij zo weinig doet, dat misschien één (of wellicht twee) uur van de vierentwintig de gehele tijd uitmaakt, die hij aan het werk van de Meester geeft. Hij verbergt zich achter de uitvlucht, dat zijn huiselijke verplichtingen hem ervan weerhouden meer te doen en hij beseft niet dat – vooropgesteld dat hij met tact en liefdevol begrip handelt – het zijn huiselijke omgeving is, die het terrein kan en moet zijn waarin hij de zege behaalt. Hij vergeet dat er geen omstandigheden bestaan, waarin de geest des mensen kan worden verslagen, of waarin de aspirant niet kan mediteren, denken, spreken en de weg voorbereiden voor de komst van de Christus, vooropgesteld dat hij er genoeg om geeft en de betekenis van opoffering en zwijgen kent. Omstandigheden en omgeving bieden geen werkelijke belemmering voor het geestelijke leven.

Misschien verschuilt hij zich achter de uitvlucht van een slechte gezondheid en vaak achter die van ingebeelde ziekten. Hij besteedt zoveel tijd aan het verzorgen van zichzelf, dat de uren die hij zou kunnen geven aan het werk van de Meester, er rechtstreeks en ernstig door worden beknot. Hij wordt zo in beslag genomen door zich moe te voelen, een verkoudheid te verplegen, of door ingebeelde hartkwalen, dat het zich ¬bewustzijn van zijn stoffelijk lichaam zich hoe langer hoe meer ontwikkelt, totdat zijn leven er ten slotte door wordt overheerst en dan is het te laat om nog iets te doen. Vooral is dit het geval met mensen die de vijftig zijn gepasseerd. Het is moeilijk deze uitvlucht niet te gebruiken, want velen voelen zich moe en ziek en dit wordt er met de jaren meestal niet beter op.

De enige geneeswijze voor deze slepende traagheid is, het lichaam te ne-geren en Uw vreugde te hebben aan de levendheid van dienst. Dit leidt tot een langer leven. Ik spreek hier niet van uitgesproken ziekte of van ernstige lichamelijke beperkingen; hieraan moet men goede zorg en aandacht besteden. Ik spreek tot de duizenden kwakkelende mannen en vrouwen, die door hun lichamelijke zorgen in beslag worden genomen en zo uren tijd verspillen, die konden worden besteed aan de dienst der mensheid. Zij, die trachten het Pad van Discipelschap te betreden, zouden al die uren die zij besteden aan nodeloze zelfverzorging, vrij moeten maken voor de dienst aan de Hiërarchie.

Nog een andere uitvlucht, die tot traagheid leidt, is de vrees van de mensen om met anderen te spreken over de dingen van het Koninkrijk Gods. Zij zijn bang voor het hoofd te worden gestoten, of bang dat men hen raar of opdringerig zal vinden. Daarom zwijgen zij, laten de kans voorbijgaan en ontdekken nimmer, hoe bereid de mensen zijn te praten over de werkelijkheid, de troost en hoop, die de gedachte van Christus' wederkomst kan brengen en hoe verlangend zij zijn te delen in geestelijk licht. In wezen is dit een vorm van geestelijke lafheid, maar deze is zo algemeen verspreid, dat hierin de oorzaak kan worden gevonden van het verloren gaan van miljoenen uren van dienst aan de wereld.

Er zijn nog andere uitvluchten, maar de drie bovengenoemde zijn het meest algemeen. Wanneer het merendeel der mensen zich zou losmaken van deze belemmerende omstandigheden, dan zouden er (om in termen van de vakbonden te spreken) zoveel werkuren en zoveel overwerk-inspanning worden toegevoegd aan de dienst voor de Christus, dat de taak van hen die niet aan uitvluchten toegeven in grote mate zou worden verlicht en de komst van de Christus veel dichterbij zou zijn dan thans het geval is. Wij zijn niet geroepen tot het levensritme waarin de Christus en de Geestelijke Hiërarchie werken en dat in harmonie trilt met de menselijke nood en de geestelijke weerklank daarop. Maar wel zijn wij geroepen de hoedanigheid van geestelijke activiteit aan de dag te leggen en te weigeren ons achter uitvluchten te verschuilen. Essentieel is, dat alle geestelijk ingestelde mensen erkennen, dat zij – op de plaats waar zij zich nu bevinden, tussen de mensen met wie hun levenslot hen heeft verbonden en met de psychologische en lichamelijke capaciteiten waarmee zij zijn begiftigd – kunnen en moeten werken. In de dienst van de Hiërarchie is het niet mogelijk, dat er enige dwang of onmatige druk wordt uitgeoefend. De situatie is helder en eenvoudig.

In de huidige tijd zijn er drie omvangrijke werkzaamheden gaande:

Ten eerste, de werkzaamheid die gevoeld kan worden in “het Centrum waar Gods Wil gekend wordt”, die wil-ten-goede, waardoor de gehele schepping wordt gedreven tot een grotere heerlijkheid en een gestadig toenemende intelligente weerklank. Deze wil-ten-goede tracht thans op scheppende wijze de nieuwe orde in onze wereld binnen te brengen, de orde van het Koninkrijk Gods onder de stoffelijke supervisie van de Christus. Dit zou men kunnen beschouwen als het naar buiten treden van de Geestelijke Hiërarchie van onze planeet. Hiervan zal de terugkeer van Christus tot zichtbare werkzaamheid het teken en symbool zijn.

Ten tweede, de hachelijke werkzaamheid waardoor de Geestelijke Hiërarchie wordt beheerst, van de Christus Zelf af, tot aan de laagste aspirant aan de buitenkant van dat “Centrum, waar de liefde van God” in volle werking is. Daar beseft men ten volle dat (in de woorden van Paulus) “het ganse schepsel samen zucht en samen als in barensnood is tot nu toe ... verwachtende de openbaring der kinderen Gods” (Rom. 8 22, 19). Deze openbaring is het, waarvoor Zij zich nu voorbereiden, die “Zonen van God, Die de Zonen der Mensen zijn”; het is dit tevoorschijn treden tot uiterlijke actieve dienst, waartoe Zij nu reeds – één voor één – op het stoffelijk gebied tot uiterlijke werkzaamheid komen. Zij worden niet herkend voor wat Zij zijn, maar Zij houden zich op met de zaken van de Vader, goede wil tonend, trachtend de horizon der mensheid te verwijden en zo de weg voor te bereiden voor de Ene, Die Zij dienen, de Christus, de Meester van alle Meesters en de Leraar van engelen zowel als mensen.

Ten derde is er de mensheid zelf, “het centrum dat wij mensheid noemen” – een centrum, dat thans vol chaos, beroering en verwarring is, een mensheid vol leed, verbijstering en onrust en toch mentaal bewust van oneindige mogelijkheden, emotioneel strijdend voor dat plan dat haar het beste voorkomt, maar zonder gevoel van samenhang of enig besef dat het moet zijn de “ene wereld voor de ene mensheid”. Zij wensen eenvoudig emotionele vrede, veiligheid om in te kunnen leven en werken en het zicht van een toekomst, die het een of ander onrijp gevoel van goddelijk voortbestaan zal bevredigen. Lichamelijk zijn zij ziek, voor het merendeel verstoken van de meest essentiële dingen van het normale, gezonde leven, gesloopt door het gevoel van financiële onzekerheid en – bewust of onbewust – de Vader van allen aanroepend ter wille van zichzelf en van de rest van de wereld.

De oplossing kan gevonden worden in de wederkomst van de Christus. Dit is de vastgestelde wil van God en hiervan getuigen de Schriften der wereld; het is het verlangen van Christus Zelf en van Zijn discipelen, de Meesters van Wijsheid. Het is de niet besefte smeekbede van mensen in alle landen. Waar er deze eenheid is van doel, deze gelijkheid van geestelijk streven en van besefte behoefte, is er slechts één ding, dat Zijn wederkomst zou kunnen tegenhouden en dat is het falen der mensheid om het wereldtoneel voor die geweldige gebeurtenis gereed te maken, te “bereiden de Weg des Heren en Zijn paden recht te maken” (Matth. 3:3), het volk met het denkbeeld van Zijn komst vertrouwd te maken en de vereiste vrede op aarde tot stand te brengen – een vrede gebaseerd op juiste menselijke verhoudingen.

2. Het Gebrek aan Geld voor het werk van de Christus

Misschien is dit de voornaamste moeilijkheid en voor velen schijnt zij nu en dan onoverkomelijk. Zij brengt het probleem mee van financieel beheer en van het leiden van voldoende sommen geld in zulke kanalen, dat het voorbereidingswerk voor de wederkomst van de Christus er zeer bepaald door zal worden gesteund. Dit houdt nauw verband met het probleem van juiste menselijke verhoudingen.

Het probleem is daarom bijzonder moeilijk, want de geestelijke werkers der wereld moeten niet alleen mensen opvoeden om te geven (naar de mate van hun middelen), maar in vele gevallen is het nodig hun een motief aan de hand te doen, dat op zo magnetische wijze een beroep op hen doet, dat zij niet kunnen nalaten te geven. De geestelijke werkers moeten ook zorgen dat er een trust, een stichting of een organisatie is, die het geschonken geld kan beheren. Dit stelt hen voor een indrukwekkend moeilijke taak. De impasse, die op het ogenblik bestaat, is niet alleen gebaseerd op de nieuwigheid fondsen bijeen te brengen om de wederkomst van de Christus voor te bereiden, maar is ook gegrond op de ontwikkelde zelfzucht van de meerderheid der mensen die de rijkdom der wereld in bezit hebben en die – zelfs wanneer zij geven – dit doen omdat het hun aanzien verhoogt of omdat het een teken van financieel welslagen is. Vanzelfsprekend bestaan hierop uitzonderingen, maar dit zijn er betrekkelijk weinige.

Generaliserend en het onderwerp tot zijn uiterste eenvoud terugbrengende kunnen wij zeggen, dat het geld zijn weg vindt in vier hoofdkanalen van besteding:

1.   In de myriaden gezinnen der wereld in de vorm van lonen, salarissen of geërfd vermogen. Dit alles is momenteel zeer ongelijk verdeeld, waardoor uiterste rijkdommen en uiterste armoede bestaan.

2.   In grote kapitalistische stelsels en monopolies, die men in de meeste landen aantreft als geweldige lichamen. Of dit kapitaal nu in het bezit is van de regering of van een gemeentebestuur of van een handjevol rijke mensen of van de grote arbeidersorganisaties, doet niets ter zake. Er wordt maar weinig van dit geld besteed aan het verbeteren van het menselijk bestaan of aan het inprenten van waarden, die tot juiste menselijke verhoudingen zullen leiden.

3.   In de kerken en religieuze groepen over de gehele wereld. Hier wordt (weer in algemene termen gesproken en in de erkenning, dat er een kleine geestelijk ingestelde minderheid bestaat) het geld afgevoerd naar de stoffelijke aspecten van het werk, naar het vermeerderen en in-stand-houden van kerkelijke stelsels, naar salarissen en exploitatiekosten, en slechts een klein deel ervan wordt werkelijk besteed aan het onderwijzen van mensen, aan een levend getuigen van de eenvoud “zoals die is in Christus”, en aan de verbreiding van het feit van Zijn wederkomst – die sedert eeuwen een uitgesproken leerstelling der kerken is. Die wederkomst is gedurende eeuwen verwacht en had nu eerder kunnen plaats vinden indien de kerken en religieuze organisaties overal hun plicht hadden gedaan.

4.   In liefdadig, opvoedkundig en medisch werk. Dit alles is uitstekend geweest en het was zeer nodig. De wereld is aan de maatschappelijk ingestelde mensen, die deze instellingen mogelijk hebben gemaakt, inderdaad zeer veel verschuldigd. Dit alles is een stap in de goede richting geweest en een uitdrukking van de goddelijke wil-ten-goede. Toch is het dikwijls geld dat misbruikt en verkeerd aangewend werd; de waarden die ontwikkeld wer-den, waren voor een groot deel die van het instituut en concreet. Zij werden begrensd door de afgescheiden leerstellingen der donateurs of door de godsdienstige vooroordelen van hen, die de uitgaven der fondsen beheren. Bij het getwist over ideeën, godsdienstige theorieën en ideologieën wordt de ware hulp aan de Ene Mensheid over het hoofd gezien.

Het blijft een feit, dat indien de leidende machten (door wier handen het geld der wereld gaat) enige kijk hadden gehad op de geestelijke werkelijkheden, op de ene mensheid en de ene wereld, en indien het hun erom te doen was geweest de juiste menselijke verhoudingen te bevorderen, dan zou de grote massa overal gehoor hebben gegeven aan een toekomstmogelijkheid, die heel anders is dan de huidige. Dan zouden wij niet zoals nu het geval is, staan voor de uitgaven – die in ettelijke miljarden lopen – die noodzakelijk zijn gemaakt door de behoefte aan stoffelijk herstel, niet alleen van de lichamen van talloze miljoenen mensen, maar ook van gehele steden, transportstelsels en centra welke ervoor moeten zorgen dat het menselijk leven wordt gereorganiseerd.

Eveneens kan men zeggen, dat indien geestelijke waarden en de geestelijke verantwoordelijkheid, die geld (zowel in kleine als grote hoeveelheid) met zich mee brengt, in huis en school naar behoren waren beoordeeld en onderwezen, wij niet de schrikbarende statistieken zouden hebben van geld dat vóór de oorlog in ieder land werd uitgegeven aan snoepgoed, drank, sigaretten, ontspanning, onnodige kleren en luxe (en dat, in het Westelijk halfrond ook heden nog daaraan wordt besteed). Deze statistieken lopen in de honderden miljoenen dollars per jaar. Een klein deel van dit geld, waarvoor het minimum aan opoffering nodig is, zou de discipelen van Christus en de Nieuwe Groep van Werelddienaren in staat stellen, de weg te bereiden voor Zijn komst en het denken en het hart der mensen in ieder land op te voeden in juiste menselijke verhoudingen.

Geld is – zoals met alles in het menselijk leven het geval is – gekleurd door zelfzucht en men heeft het naar zich toegehaald voor zelfzuchtige individuele of nationale doeleinden. Hiervan is de wereldoorlog (1914-1945) het bewijs; want ofschoon er veel werd gepraat over “het redden van de democratie” en “een oorlog te voeren om aan oorlog een eind te maken”, toch was het hoofdmotief zelfbescherming en zelfhandhaving, de hoop op gewin en de bevrediging van oude haatgevoelens en het herwinnen van grondgebied. De jaren, die sinds de oorlog zijn verstreken, hebben dit bewezen. De Verenigde Naties worden in beslag genomen door hebzuchtige eisen van alle kanten, door het vissen, dat alle naties doen, naar positie en macht, naar het bezit van de natuurlijke hulpbronnen der aarde – kolen, olie enz. – en ook door het ondergrondse gewroet van de Grote Mogendheden en de kapitalisten, die het gevolg is van bovengenoemde eisen en begeerten.

Toch roept doorlopend de ene mensheid – ongeacht woonplaats, huidskleur of godsdienst – om vrede, recht en een gevoel van veiligheid. Deze zouden haar al ras kunnen worden gegeven, wanneer geld op de juiste wijze werd aangewend en wanneer vele mensen hun financiële verantwoordelijkheid beseften (een verantwoordelijkheid, gebaseerd op geestelijke waarden). Met uitzondering van een paar grote filantropen met een vooruitziende blik en een handjevol verlichte staatslieden, geestelijken en opvoeders, is dit besef van financiële verantwoordelijkheid nergens te vinden.

De tijd is nu aangebroken, dat geld geherwaardeerd moet worden en het nut ervan in nieuwe richtingen moet worden gekanaliseerd. De stem van het volk moet de doorslag geven, maar het moet een volk zijn, dat is opgevoed in de werkelijke waarden, in de betekenis van een juiste cultuur en in de behoefte aan juiste menselijke verhoudingen. Daarom is het in wezen een kwestie van juiste opvoeding en de correcte training tot wereldburger – iets wat tot dusver, niet werd ondernomen. Ondertussen hongert de mensheid en wordt met valse waarden groot gebracht en met verkeerd gebruik van geld. Alvorens deze dingen zijn rechtgezet, is de Wederkomst van Christus niet mogelijk.

Wat is – nu wij ons gesteld zien voor deze verontrustende financiële situatie – het antwoord op het probleem? In ieder land, iedere regering, iedere kerk en godsdienst, in ieder opvoedkundig stelsel kan men mannen en vrouwen aantreffen, die het antwoord weten. Wat is er voor hen en voor het werk, dat hun is toevertrouwd, aan hoop weggelegd? Hoe kunnen de mensen in de wereld, de mensen van goede wil en van geestelijk inzicht helpen? Is er iets wat zij kunnen doen om het denken der wereld ten aanzien van geld te veranderen en het geld te doen vloeien naar kanalen, waar het beter zal worden gebruikt? Het antwoord daarop moet gevonden worden.

Er zijn twee groepen die veel kunnen doen: ten eerste zij, die de financiële hulpbronnen der wereld reeds gebruiken, indien zij de nieuwe levensvisie kunnen vatten en de tekenen aan de wand zien, die de vernietiging van de oude orde aankondigen – en ten tweede de grote massa van goede, vriendelijke mensen in alle klassen en invloedssferen.

De macht van de kleine man en van de onbelangrijke burger wordt nog niet ten volle beseft, toch ligt er een kans van verstrekkende betekenis voor hen weggelegd, indien zij de moed en het geduld opbrengen om het werk, dat nodig is, te doen.

Mensen van goede wil en van geestelijke voorkeur moeten de gedachte van hun betrekkelijke onbruikbaarheid, onbeduidendheid en nutteloosheid van zich afzetten en beseffen, dat zij nu (op het kritieke en beslissende moment dat is aangebroken) machtig kunnen werken. De machten van het kwaad zijn verslagen, alhoewel nog niet “verzegeld” achter de deur, waarachter de mensheid deze kan opsluiten, zoals Het Nieuwe Testament voorspelde dat zou gebeuren. De wereld bevindt zich opnieuw in een labiel evenwicht. Het kwaad zoekt naar iedere toegang om opnieuw naderbij te komen, maar – en dit zeg ik met vertrouwen en met klem – de kleine lieden der wereld die helder inzicht hebben en onzelfzuchtig van opvatting zijn, bestaan in voldoende getale om – indien zij het willen – hun macht te doen gevoelen. Miljoenen geestelijk ingestelde mannen en vrouwen zijn er in ieder land die, wanneer zij tot het punt komen dat zij “en masse” deze kwestie van geld benaderen, het voor goed opnieuw kunnen kanaliseren. Er zijn schrijvers en denkers in alle landen, die hun machtige hulp kunnen verlenen en dit ook zullen doen, indien men hen op de juiste wijze benadert. Er zijn esoterische leerlingen en toegewijde leden van kerken op wie men een beroep om hulp kan doen, teneinde de weg voor Christus' wederkomst te bereiden, vooral wanneer de vereiste hulp bestaat uit het geven van geld en tijd om de juiste menselijke verhoudingen en de groei en verspreiding van goede wil tot stand te brengen.

Er wordt geen grootscheepse campagne gevergd om geld bijeen te brengen; wat nodig is, is het onzelfzuchtig werk van duizenden schijnbaar onbelangrijke mensen. Ik zou zeggen, dat de meest noodzakelijke hoedanigheid die van moed is. Er is moed toe nodig om zich heen te zetten over gebrek aan zelfvertrouwen, schroom en de weerzin om zijn gezichtspunt naar voren te brengen, vooral wanneer dit gezichtspunt met geld heeft te maken. Hier is het, dat het merendeel tekort schiet. In deze tijd is het betrekkelijk gemakkelijk geld bijeen te brengen voor het Rode Kruis, voor ziekenhuizen en opvoedingsinstellingen. Het is uiterst moeilijk geld bij elkaar te krijgen ter verspreiding van goede wil, om waarborgen te scheppen, dat geld gebruikt wordt voor vooruitstrevende denkbeelden, zoals de wederkomst van Christus. Daarom is de eerste vereiste moed.

De tweede vereiste voor de werkers van de Christus is, zich die opofferingen te getroosten en die schikkingen te treffen waardoor zij in staat zullen worden gesteld het uiterste te geven, waartoe zij in staat zijn. Men moet niet alleen de ontwikkelde gave hebben om het onderwerp onder de aandacht te brengen, maar iedere werker moet dat, wat hij predikt, in praktijk brengen. indien bijvoorbeeld de miljoenen mensen, die de Christus liefhebben en die Zijn zaak trachten te dienen, op zijn minst een kleine som geld per jaar gaven, zouden er voldoende fondsen zijn voor Zijn werk. De benodigde trusts en geestelijk ingestelde beheerders zouden dan automatisch tevoorschijn komen. De moeilijkheid ligt niet in het beheren van het geld en het organiseren van het werk, maar in het schijnbaar niet-kunnen-geven der mensen. Om de een of andere reden geven zij weinig of niets, zelfs wanneer zij belang stellen in zo'n zaak als de wederkomst van Christus. Vrees voor de toekomst, of kooplust, of het verlangen naar het geven van geschenken, of het niet kunnen beseffen, dat vele kleine bijdragen oplopen tot zeer grote sommen – dit alles verzet zich tegen financiële edelmoedigheid en altijd schijnt de reden afdoende. Daarom is de tweede vereiste voor iedereen, te geven wat hij kan.

Ten derde hebben de metafysische scholen en esoterische groepen veel aandacht geschonken aan deze kwestie, geld te doen vloeien in kanalen, die haar geschikt toeschijnen. Vaak wordt de vraag gesteld: Hoe komt het, dat de “Unity” school van Denken, de Kerk der Christian Science en vele “New Thought” bewegingen er altijd in slagen de nodige fondsen bijeen te krijgen en andere groepen en in het bijzonder de esote¬rische groepen niet? Het antwoord is eenvoudig. Die groepen en werkers, die het dichtst bij het geestelijk ideaal staan, zijn als een tegen zichzelf verdeeld huis. Hun voornaamste belangstelling ligt op abstracte, geestelijke niveaus en het schijnt dat zij het feit niet begrepen hebben, dat het stoffelijk gebied, wanneer het van geestelijk niveau uit wordt gedreven, van even groot belang is. De grote metafysische scholen hebben zich er op gericht hun denkbeelden op het stoffelijk gebied aan te tonen; en zo groot is de nadruk die zij hierop leggen en zo geconcentreerd is hun streven, dat zij krijgen wat zij vragen. Zij moeten leren, dat zowel de vraag als het antwoord erop het resultaat moet zijn van geestelijke doelstelling en dat hetgeen men vraagt niet mag dienen ten behoeve van het afgescheiden zelf of voor een afgescheiden organisatie of kerk. In het nieuwe tijdperk, dat nu is aangebroken en dat voorafgaat aan de wederkomst van Christus, moet het vragen om financiële steun geschieden voor het tot stand brengen van juiste menselijke verhoudingen en goede wil en niet voor de groei van een bepaalde organisatie. De organisaties die aldus vragen, moeten met een minimum aan exploitatie- en algemene kosten werken en de werkers moeten werken voor een minimum – alhoewel redelijk – salaris. Zulke organisaties bestaan er heden niet veel, maar de weinige die thans in werking zijn, kunnen een voorbeeld stellen, dat alras zal worden gevolgd naarmate het verlangen naar de wederkomst van Christus toeneemt. Daarom is de derde vereiste de dienst aan de éne mensheid.

De vierde vereiste is, dat de zaak waarvoor financiële steun nodig is, op zorgvuldige wijze naar voren wordt gebracht. Mensen mogen moed genoeg tot spreken hebben, maar een intelligente voorstelling van zaken is van even groot belang. Hiermede is reeds een begin gemaakt door de mensen van goede wil over de gehele wereld, onder hun diverse benamingen.

Wij komen nu aan de vijfde vereiste: een vitaal en vast geloof aan de mensheid als geheel. Men moet niet pessimistisch zijn over de toekomst der mensheid, of verdriet hebben over het verdwijnen van de oude orde. “Het goede, het ware en schone” is onderweg en hiervoor is de mensheid verantwoordelijk en niet de een of andere uiterlijke, goddelijke interventie. De mensheid is gezond en is bezig snel tot ontwaken te komen. Wij gaan door het stadium heen, dat alles van de daken wordt geschreeuwd – zoals Christus zei dat het zou gebeuren en als wij horen van of lezen over de vloed van gemeenheid, misdaad en zinnelijke genoegens of van overdadig kopen, dan zijn wij geneigd ontmoedigd te zijn. Het is echter verstandig te bedenken, dat het heilzaam is dat dit alles naar boven komt en dat wij er allemaal van weten. Het is als de psychologische schoonmaak van het onderbewustzijn, waaraan mensen zich onderwerpen – en het is de voorbode van een nieuwe en betere dag.

Er is werk te doen en de mensen van goede wil, van geestelijke instelling en waarachtig Christelijke ontwikkeling moeten het verrichten. Zij moeten het tijdperk inluiden, waarin geld wordt aangewend voor de Geestelijke Hiërarchie en die behoefte moeten zij overbrengen naar het terrein van aanroep. Aanroep is de hoogste soort van gebed, die er bestaat en een nieuwe vorm waardoor een beroep op het goddelijke wordt gedaan, welke vorm nu mogelijk is gemaakt door de kennis, die men van meditatie heeft.