“We moeten werk opnieuw uitvinden – we kunnen niet meer spreken van banen. We kunnen niet om banen smeken of hopen op banen. En we moeten erkennen dat in de industriële periode banen in feite een manier waren om onze mensheid te verdelen. We werden afhankelijk van hogere lonen en consumentengoederen om onze ontmenselijking te compenseren. We moeten vormen van werk scheppen die gemeenschappelijkheid scheppen en onze menselijkheid uitbreiden.” Grace Lee Boggs

Het proces van geestelijke evolutie wordt soms omschreven als “Het Ene Werk”: vormen en technieken en interpretatie kunnen verschillen, maar het innerlijke doel is één. Het is interessant dat er over gesproken wordt als “werk” – en de Agni Yoga leringen bespreken dikwijls de voornaamste belangrijkheid en de vreugde van arbeid. Het voornaamste punt is dat dit niet alleen voor onszelf zou moeten zijn, maar voor het algemeen belang. Hier verbindt het concept werk zich met werelddienst, want wat is werelddienst anders dan werken voor het algemeen belang? Het in staat zijn om ons begrip van het algemeen belang voortdurend uit te breiden vergt geduld, doorzettingsvermogen en intelligent mededogen. Zo kunnen we evolueren vanuit het traditionele stadium van aspirant, via de geoefende werker, tot dat van meester –de persoon of groep die in staat is om een meesterstuk te scheppen dat bijdraagt aan het algemeen belang. De echte waarde, de waardigheid van de arbeid, berust zo uiteindelijk op hoe we kunnen bijdragen aan de gehele evolutie van alle leven; en zodoende wordt het zelf veredeld en waardig.

Zulke verheven concepten lijken weinig verband te hebben met de doorleefde ervaring van de meeste werknemers, want wie van ons kan beweren dat ons dagelijks werk ons in staat stelt om onze bijdragen in dienst van het algemeen belang ten volle uit te drukken? Meestal probeert de gemiddelde persoon slechts een klein deel van zijn of haar capaciteiten te laten wegvloeien naar de zwaarbevochten niche die hij of zij in de wereld van de arbeid heeft gevonden, en zo ten minste zijn of haar basisbehoeften aan onderdak, levensonderhoud en veiligheid te verkrijgen. Om hen met het beeld van de vorige paragraaf te confronteren zou van een zeer naïef idealisme getuigen. Een deel van de schuld hiervoor ligt in de overmatig enge definitie die de mensheid heeft gegeven aan de betekenis van ‘spiritualiteit’, waarbij dan enkel gedacht wordt aan de vroomheid van de religieuze rituelen of met de bijzondere ervaring van de mystieke verhouding met het universum. Maar elke vorm van leven, elke activiteit (en wat is arbeid als het geen activiteit is?) kan rechtmatig geestelijk genoemd worden, als het zowel het individu als de gemeenschap een stap dichter brengt bij wederzijds verwantschap, begrip en vrijheid van interactie tussen alle manifestaties van het Ene Leven. Nadenken over deze ruimere definitie en hoe dit op ons eigen werksituatie van toepassing kan zijn, is een nuttige oefening.

Arbeid en de maatschappij

Wanneer we dit beeld tot het niveau van onze diepste basisbehoeften terugbrengen, kunnen we ons het treffende beeld uit het boek Genesis in herinnering brengen: “In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood verdienen …”. Deze passage onthult het essentieel verband tussen arbeid en het levensonderhoud dat de maatschappij eeuwenlang heeft gekenmerkt. De maatschappij, d.w.z. onze medemensen, levert ons de middelen om fysiek te overleven. Daar tegenover staat de verwachting dat ieder volwassen lid een of andere bijdrage moet leveren voor het onderhoud ervan, en dit in overeenstemming met de noden van die maatschappij en de talenten van de individuen die er deel van uitmaken. Wat misschien nog nooit heeft bestaan, is een maatschappij waarin deze twee dingen perfect met elkaar zijn verzoend: waar iedere persoon in staat was om naar beste vermogen bij te dragen en daarvoor eerlijk werd beloond; en waarin de samenleving ook tot bloei is gekomen. Er kunnen geïsoleerde plekken van relatief gemak zijn geweest, maar ondersteund door grove ongelijkheden en onrechtvaardigheden: bijvoorbeeld de rijke intellectuele cultuur van het oude Griekenland, waar slechts een bepaald aantal mannelijke volwassenen volledige politieke rechten genoten en waar het meeste werk door slaven en gedeeltelijk-vrije arbeiders werd verricht.

Van de eenvoudige vereisten van het leven van de jager/verzamelaar, via de opkomst van de gevestigde landbouw, de oprichting van gilden van ambachtslieden (nauw verbonden met de middeleeuwse stadsstaten), tot de massaproductie en de verstedelijking, de wereld van het werk en het soort samenlevingen dat het produceert, zijn nauw met elkaar verweven. Wat vanzelfsprekend is, is een toename van de complexiteit en organisatie: en één van de belangrijkste stappen voorwaarts in dit proces was de oprichting, in de negentiende eeuw, van de arbeidersbeweging, die verwijst naar twee afzonderlijke maar onderling afhankelijke onderdelen. Ten eerste is er de vakbeweging, die bestaat uit de collectieve organisatie van de werknemers, die is opgericht om hen te vertegenwoordigen en campagne te voeren voor betere arbeidsomstandigheden en een betere behandeling door hun werkgevers; en, door de implementatie van arbeids- en werknemerswetten, van hun regeringen. De standaardorganisatie is de vakbond. Ten tweede is er de politieke arbeidersbeweging in veel landen, waaronder een politieke partij die de belangen van werknemers vertegenwoordigt, vaak gekend als een ‘arbeiderspartij’ of een ‘werkliedenpartij’.

Alice Bailey suggereert dat de oprichting van de arbeidersbeweging een van de meest succesvolle pogingen in de geschiedenis was om de massa mensen bewust te maken van het idee van algemene verbetering. Ze merkt op dat “met het voortschrijden van de arbeidersbeweging de grote massa beter onderwijs kreeg, waarvan het gevolg was – uit het gezichtspunt van de ontwikkelde intelligentie – dat het hele niveau van bewuste gewaarwording universeel omhoog ging.” (Het naar buitentreden van de Geestelijke Hiërarchie, blz. 664)

Zij stelt verder dat de toekomst van de arbeidersbeweging afhangt van het in geestelijke zin uitleggen van de ideeën van zowel de arbeiderspartij in elk land, als die van de industriëlen, om hen zo te heroriënteren naar het doel van juist samen delen als een belangrijke stap voorwaarts naar juiste menselijke verhoudingen. In dit thema van juist samen delen liggen de uitdagingen vervat van ruilhandel en uitwisseling, de betekenis van geld, de waarde van goud, het tonen van juiste houding ten opzichte van het materiële leven en het hele proces van juiste verdeling. Kapitalisten (zoals Bill Gates en George Soros) en de leiders van de arbeiders, economen (zoals Thomas Piketty en Gabriel Zucman), bankiers en vertegenwoordigers van internationale instellingen (zoals Christine Lagarde), nadenkende werknemers en aanhangers van alle verschillende ideologieën in de wereld van vandaag, onderzoeken op een gezamenlijke manier deze thema’s. Waar zulk werk wordt geleid door de juiste motieven en door de intelligent gerichte drijfveer en door onzelfzuchtige dienst, kan dit een belangrijke bijdrage zijn voor de geestelijke evolutie van de mensheid. Het kan onze houding ten opzichte van de fysieke wereld radicaal veranderen, waaruit een meer verlicht materialisme ontstaat. Een belangrijke benadering van dit probleem in deze huidige tijd is het concept van de geschenkeconomie, zoals voorgesteld door denkers zoals Charles Eisenstein in zijn werk, Sacred Economics: Money, Gift, and Society in the Age of Transition (Heilige Economie: Geld, Gift, en de samenleving in het tijdperk van de overgang)..

De IAO en Waardig Werk

Een andere stap in de geschiedenis van de arbeid was de oprichting, in 1919, op de Vredesconferentie in Parijs van de Volkerenbond, van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). De IAO viert dit jaar haar 100ste verjaardag, omdat na de ontbinding van de Volkerenbond in 1946 ze bleef bestaan en toen het eerste gespecialiseerde agentschap van de VN werd. Een artikel dat de geschiedenis en de huidige agenda van de IAO bestudeert is bij deze uitgave gevoegd. Het is interessant om op te merken dat we in de verklaring van Philadelphia van 1944 voor het einde van de tweede wereldoorlog, die als bijlage bij de beginselverklaring van de IAO is gevoegd, het volgende streven lezen:

“de tewerkstelling van de werknemers in de beroepen waarin zij het genoegen hebben om hun vaardigheden en prestaties en hun grootste bijdrage ten volle te kunnen leveren aan het algemeen welzijn;” (nadruk toegevoegd)

Dit spreekt opnieuw over het begrip waardigheid in arbeid, dat ook verband houdt met de huidige nadruk die de IAO legt op waardig werk– zowel ‘waardig’ (‘decent’ – eng.) als ‘waardigheid’ (‘dignity’ – eng.) stammen van dezelfde Proto-Indo-Europese wortel wat betreft waarde. Om een systeem ten volle te verwezenlijken waarin het talent van iedereen niet enkel tot eigen voldoening wordt aangewend, maar ook tot het grootste voordeel van de maatschappij, is inderdaad een enorme uitdaging. Het zou een grondige doch subtiele verschuiving vergen in de aard van de opvoeding en opleiding van de jonge mensen, waarbij veel meer aandacht gaat naar de psychologie van het individu, om zo werkelijk de ware mogelijkheden van een persoon vast te stellen. Het opvoedkundig onderwijsprogramma zou dan gevormd kunnen worden om de mogelijkheden voor ontwikkeling te versterken en, waar mogelijk, zich richten op de uitdagingen en moeilijkheden in de psyche, waardoor de volledige rijping van talenten en vaardigheden voor het functioneren in de samenleving mogelijk wordt. Het erkennen van het feit dat verschillende typen individuen in verschillende mate ontwikkelen zou eveneens in rekening moeten worden genomen – en dit is in het bijzonder relevant voor mensen met leermoeilijkheden en/of beperkingen. En pas nadat deze sterk gedifferentieerde opleiding was voltooid, zou het individu in staat zijn om volledig de wereld van het werk binnen te gaan en een productieve bijdrage te leveren aan de samenleving, een burger in de ware zin van het woord.

Hier zou ook het hele probleem van een zorgvuldig ontworpen loopbaanadvies in overweging moeten genomen worden – en in het algemeen zou de aard en het belang van het loopbaanadvies in de tweede en derde graad van de opvoeding in zo een ideaal systeem van veel meer belang zijn en sterker geïntegreerd in het leerplan moeten worden dan het nu in de meest vooruitstrevende landen het geval is. Het hele idee van wat een ‘loopbaan’ betekent en hoeveel controle het individu heeft over het traject van hun leven op het werk, verdient inderdaad een zorgzame overweging. Zou er ergens een middenweg gevonden kunnen worden tussen volledige vrijheid van keuze door het individu (als zoiets al bestaat) en het opleggen door de staat van quota voor banen en de productie van goederen zoals sommige vormen van het communisme kenmerkten? Zou dit kunnen door middel van een sterkere fijngevoeligheid van beide zijden zowel van het individu als van de maatschappij voor het ideaal van het algemeen belang? Zoals het er nu voor staat, is het de zogenaamde 'vrije markt' die werk in de meeste samenlevingen toewijst en die bepaalt welke banen het waardevolst zijn en daarom het meest worden beloond. En voor de meeste mensen zijn het de werkgevers die veelal de arbeidsvoorwaarden bepalen en zo de graad van vrijheid van handelen en van de creativiteit opleggen die de werknemer tentoon kan spreiden. Natuurlijk zoeken de meest vooruitstrevende werkgevers naar manieren om die creativiteit op te wekken, zoals we zullen onderzoeken in het artikel Het tevoorschijn komen van de Waterman beginselen op de werkplaats.

Een andere dimensie van carrière is dat de omstandigheden van de meeste geïndustrialiseerde economieën nu betekenen dat mensen verwachten dat dit veel gevarieerder is dan in voorgaande decennia, waarbij het idee van een ‘baan voor het leven’ bijna is verdwenen. Het voorstel van Charles Handy over de portfolio werknemer ligt nu op tafel, waarin individuen ‘overdraagbare bekwaamheden’ ontwikkelen om aan projecten van verschillende organisaties op verschillende momenten in hun leven te werken. Op een bepaalde manier is de huidige arbeidsmarkt in vele landen, gekenmerkt door een overwicht aan korte termijn contracten of freelance werk in plaats van vaste banen (soms de ‘gig economie’ genoemd), een ruwe benadering van enkele aspecten hiervan, maar het lijkt alsof de dingen worden gereduceerd tot de kleinste gemene deler, waarbij de rechten van de werknemers worden geminimaliseerd en de macht bij de werkgeversorganisaties blijft. Hier worden de toenemende discussies over het universele basisinkomen1 belangrijk, want dit wordt door sommigen gezien als een manier om de werknemer de zekerheid te bieden waarbij hij of zij in staat moet zijn een zekere keuze in hun werkgever te hebben, of om parttime werk te combineren met hun eigen projecten, een idee dat door James Robertson meer in detail onderzocht werd als ‘eigenwerk’2

Menswaardige voorwaarden van de arbeid  

Wat eveneens in de Beginselverklaring van de IAO is opgenomen is de belangrijke vaststelling dat “het falen van een land om de menswaardige voorwaarden van de arbeid te aanvaarden een belemmering vormt voor de andere landen die de voorwaarden in hun eigen land wensen te verbeteren”. Deze gedachte houdt rechtstreeks verband met de huidige wereldcrisis over migratie en onderstreept hoe de aard van de arbeidsvoorwaarden in de wereld een rechtstreekse invloed heeft op de hele maatschappij. Zo zijn bijvoorbeeld bepaalde vormen van arbeid, voornamelijk gevaarlijke – waarvan twee prominente voorbeelden zijn het ontmantelen van schepen en de recyclage van vervuild afval – door de rijke landen ‘uitbesteed’ aan armere landen; hoewel er nu tekenen zijn dat deze trend weerstand begint op te roepen. En in sommige landen bestaan er arbeidssystemen die moeilijk te onderscheiden zijn van vaste arbeid3, waarbij voornamelijk migrantenarbeiders uit armere landen worden uitgebuit. Het gaat om het onmiskenbare feit dat veel mensen elk jaar weer de moeilijke keuze maken om hun eigen land te verlaten om elders werk te zoeken, omdat ze het gevoel hebben dat de arbeidskansen in hun land hen en hun gezinnen niet kunnen onderhouden. Hiervoor kunnen er vele redenen zijn – aanhoudend geweld of politieke instabiliteit; de nasleep van oorlog of natuurrampen; systematische corruptie; rassen of geloofsdiscriminatie; en/of andere politieke en sociale factoren die hun invloed hebben op de arbeidsmarkt, inbegrepen het gebrek aan veiligheid en een arbeidsregeling zoals hierboven vermeld. Dus door iedere persoon die migreert te bestempelen als een ‘economische migrant’ worden een reeks kwesties veel te eenvoudig voorgesteld, die allemaal de nodige aandacht van de VN en van andere multilaterale instellingen verdienen. En om het nog ingewikkelder te maken is er bij enkele landen nu een toenemende trend om bijna elke vorm van immigratie te beperken, of zelfs volledig te belemmeren.

Door zo de immigratie te belemmeren trachten deze landen de nationale identiteit veilig te stellen (sommigen zouden dit verstarring kunnen noemen) – maar een beschermde of verstarde identiteit zal in strijd komen met alle andere veranderingen die de sociale en economische krachten teweegbrengen. In de natuur bestaan gezonde, veerkrachtige ecosystemen uit een gevarieerde reeks organismen en er is alle reden om aan te nemen dat hetzelfde enigszins waar is voor het mensenrijk. Zoals eerder vermeld zou het doel moeten zijn om verbindingen, wederzijds begrip en vrije wisselwerking te doen toenemen.

Arbeid en de transformatie van de planeet

Economen suggereren dat arbeid voornamelijk wordt gedaan om ‘waarde’ toe te voegen, wat conventioneel wordt gemeten aan de hand van geld. Afgezien van het feit of er een eenvoudige manier is om ‘waarde’ in geld te vertalen, is het misschien tijd om te overwegen hoeveel van de collectieve arbeid van de mensheid bij het omzetten van hulpbronnen van grondstoffen in consumptiegoederen en diensten echt ‘waardevol’ is, d.w.z. hoeveel ligt er in de dienst van de waarden die de menselijke geest oprecht verrijkt. Hoeveel van wat we gewoonlijk produceren drukt goede wil, schoonheid, gemeenschap, vrijheid, samen delen, vertrouwen, mededogen of wijsheid uit of maakt deze mogelijk en hoe kunnen we naar een maatschappij evolueren waarin arbeid deze waarden bevordert? Visionaire denkers zoals Handy, Robertson en Eisenstein hebben de weg gewezen naar dergelijke positieve toekomsten - het is aan alle mensen van goede wil om de kloof tussen visie en realiteit te helpen overbruggen en arbeid waardig te maken met zijn juiste rol als bijdrage aan de sociale en spirituele evolutie van de mensheid en de planeet.

  1. Universeel Basisinkomen is een periodieke contante betaling aan iedereen op een individuele basis zonder te kijken naar de bestaansmiddelen of werkvoorwaarde.
  2. Zie bijvoorbeeld het boek Future Work (Toekomstwerk), verkrijgbaar op  jamesrobertson.com in een vrij te downloaden versie (onder Boeken).
  3. Gebonden arbeid is het onderpand van iemands diensten als zekerheid voor de terugbetaling van een schuld of andere verplichting, waarbij de voorwaarden van de terugbetaling niet duidelijk of redelijk zijn aangegeven en degene die de schuld houdt en dus enige controle heeft over de werknemer, niet van plan is om ooit toe te geven dat de schuld is terugbetaald. De diensten nodig voor het terug betalen van de schuld kunnen onbepaald zijn en de tijdsduur van de dienst kan onbepaald zijn, waardoor de persoon die de schuld zou moeten hebben, voor onbepaalde tijd diensten kan eisen. Schulden gebondenheid is door de Verenigde Naties beschreven als een vorm van “moderne slavernij” en het Aanvullend Verdrag betreffende de afschaffing van de slavernij wil deze praktijk afschaffen.

 

OPKOMENDE WATERMAN BEGINSELEN OP DE WERKPLAATS

Een van de dingen die de lezers van deze nieuwsbrief verenigt is een herkenning dat naar gelang Waterman verschijnt er een elektrificerende levenskracht door de menselijke gemeenschap heen pulseert. Hoewel dit ons een positief gevoel van de toekomst zou kunnen geven, betekent het op dit moment dat de principes van eenheid, samenwerking en onderlinge afhankelijkheid zich wrijven tegen vastgeroeste ideeën van concurrentie en scheiding, wat chaotische, moeilijke tijden oplevert. Oude geschriften spreken over zulke tijden als inwijdend, die alle vereisten voor transformatie bieden.

Ten einde onszelf in deze tijden te richten naar de transformerende vermogens is het van belang authentiek sterk bewijs vast te stellen waar de hogere Waterman vaardigheden hun uitdrukking vinden en verankerd worden in mensen, gemeenschappen, culturen en beschavingen. Waar kunnen we denken en gewoontes vast stellen die gebaseerd zijn in de erkenning van de eenheid, het universeel denken, dienst aan het geheel en het onzelfzuchtig groepswerk? Waar vinden mensen creatieve manieren om hun ingeboren goede wil tot uitdrukking te brengen?

Dit is een uitdaging omdat zoveel van de discussie over wat er in de wereld gebeurt gekleurd en gevormd is door een taal en slagzinnen ontworpen om alles een laagje Waterman te geven – of het nu een oud afscheidend model en verdelend denken vertegenwoordigt, of het nieuwere gevoel van vrije geesten in lijn met het grotere algemeen belang. Sterker nog, enkele van de populaire uitdrukkingen van de inkomende energieën in de sociale media zijn nog steeds luchtige abstracties, waarbij de moedige wijsheid ontbreekt die voortkomt uit de pionierende inspanningen om de verhoudingen te concentreren rond het herkennen van eenheid op manieren die de werkelijke levensthema’s en problemen waar de mensen en de natuur vandaag tegenover geplaatst zijn, beïnvloeden.

Nergens geldt dit meer dan in de wereld van werk en werkgelegenheid. Het is niet enkel de verhouding tussen kapitaal en arbeid die door beproevende tijden gaat en besproken wordt door politieke slagzinnen; het zit veel dieper dan dat. Voorbijgaan aan de dromerige slagzinnen om een wereld te scheppen waarin samen delen en samenwerken deel uitmaken van de arbeidsverhoudingen hangt af van de dikwijls stille en onbesproken bereidheid van de mensen hard te werken om iets nieuw te bouwen. Positieve werkomgevingen met een gezond evenwicht tussen kapitaal, management en arbeid kunnen niet plotseling gecreëerd worden. Het zijn de gevolgen van een belangrijke investering in creativiteit, zweet en hard werk vrijwillig gegeven door hen die bezield zijn om iets nieuws in de wereld van het werk te scheppen.

Bovendien is het, bij het erkennen van de afwezigheid van een coöperatieve geest op de werkplek, essentieel dat we het enorme aantal werkomgevingen waarin een samenwerkende geest bloeit niet vergeten. Er zijn inderdaad wel enkele opvallend grote werkgevers die een zekere graad van goede wil in hun verhouding met de werknemers hebben ingebouwd. Matthew Gonnering, hoofd van de wereldwijde technologiemarketing onderneming Widen werd bijvoorbeeld in een artikel in Forbes magazine onder de aandacht gebracht: “Waarom deze CEO leidt met eudomonia: een betrokkenheid voor geluk, gezondheid en voorspoed voor allen”. Widen richt de aandacht op opbouwende verhoudingen binnen de onderneming waardoor het hele kader aangemoedigd wordt om “te streven naar duurzaam geluk in het bereiken van uitmuntendheid door het nastreven van acties die een groter gevoel van doelstelling manifesteren”. (http://bit.ly/WGLead)

Doch achter dit en andere opmerkelijke voorbeelden van leiderschap moeten we vaststellen dat talloze werkplaatsen (grote en kleine) over de hele wereld doordrongen zijn van een geest van samenwerken en respect die het gevolg is van de goede wil van de leidinggevenden, managers en werkgevers. Dit is de geest die het zaad is voor de toekomst.

Toch zijn er problemen die onze aandacht vragen. Werkloosheid, onder-aanneming, werkgelegenheid van slecht betaalde banen en het uithollen van fundamentele sociale vangnetten in de informele economie weerspiegelen allemaal een gemeenschappelijk gebrek aan respect voor het doelbewust energetisch leven van de mensen. Zij vormen een teken van de wetteloosheid van deze tijd en een minachting voor het welzijn van de burgers. De situatie is vooral wanhopig voor laaggeschoolde werknemers. Zoals opgemerkt door het Stanford Center on Poverty and Inequality:

“Als het eerste soort ‘banenprobleem’ is dat er nog steeds niet genoeg banen zijn, is het tweede dat de beschikbare banen niet altijd de vereiste uren, lonen of zekerheid bieden die nodig zijn om uit de armoede te geraken. Als gevolg werken laaggeschoolde individuen niet alleen minder, ook al hebben ze werk, doch is er geen garantie dat hun banen hen en hun gezinnen uit de armoede zullen tillen.” https://stanford.io/2YauCFa

Zoals filosoof Kwame Anthony Appiah onlangs opmerkte in The New York Review of Books1 is het doel niet om “de hiërarchie uit te roeien en van elke berg een zoutvlakte te maken”. Uiteindelijk “leven we in een overvloed aan onvergelijkbare hiërarchieën en de verspreiding van sociale waardering zal altijd ten goede komen aan de betere romanschrijver” en zo voort. Maar geërfde klassenidentiteiten hebben een schadelijk effect op de noties van eigenwaarde, en als ze niet in toom worden gehouden, hebben rijkere klassen voordelen om hun dominantie te behouden. Zoals Appiah schrijft: “het blijft een dringende gezamenlijke inspanning om de manieren te herzien hoe we denken over de menselijke waarde in dienst van morele gelijkheid”. 

Het potentieel van de toekomst in Waterman is dat het werk steeds meer georganiseerd wordt op een manier die de ontwikkeling van de werknemers en de gemeenschappen waarin de werknemers wonen bevordert. In de visie van Rudozlf Steiner over een drievoudig sociaal organisme zouden de volwassenen in een wereld van gezonde verhoudingen de sociale activiteit in drie onafhankelijke domeinen organiseren: economie, gerechtelijk en cultureel. Het doel van de economische activiteit zou zijn tegemoet komen aan de noden van alle mensen op de planeet en allen zouden aan deze taak hun arbeid bijdragen, loon ontvangen evenredig met de waarde van hun bijdrage. In de woorden van de door Steiner geïnspireerde econoom Stephen E. Usher: “Om het economische leven goed in te schatten, is het noodzakelijk om elke loontrekker te beschouwen als een klein bedrijf dat waarde creëert en het loon te interpreteren als de prijs die wordt betaald voor de waarde.”  (http://bit.ly/WGRSEcon)

Dit kan onrealistisch klinken, zeker in een tijd waarin meer en meer werknemers zelfstandig worden en de bescherming verliezen van moeilijk verkregen werknemersreglementen. Maar in werkelijkheid ligt het denken over verantwoorde en ethische werkomgevingen (of associatieve economie in een Steiner visie) binnen een grote variëteit van benaderingen tot duurzame, regeneratieve ontwikkelingen en zakenpraktijken die over de wereld in opkomst zijn. Traditionele ontwikkelingsmaatstaven zoals het BNP of de productiviteit worden vervangen door nieuwe maatstaven zoals veerkracht, samenwerking en welzijn. Dit vindt plaats op lokale, nationale en internationale niveaus; zowel in de geïndustrialiseerde als de ontwikkelingswereld. Er zijn nu vele voorbeelden van goede toepassingen waarbij nieuwe benaderingen in praktijk worden gebracht en dit met goede resultaten; en er zijn onderzoeksinstellingen, denktanks en soortgelijke instituten die een levendig denk- en analysewerk leveren dat leidt tot een geheel nieuw begrip van de wereld van het werk.

De Srilankaanse ontwikkelingsbeweging Sarvodaya Shramadana, die in 1958 van start ging, is uitgegroeid tot het meest breed opgezette netwerk van gemeenschapsgerichte ontwikkelingsorganisaties in het land en verbindt meer dan 3.000 juridisch onafhankelijke dorpsgemeenschappen. Het beschikt nu over een breed scala aan diensten die de lokale dorpelingen ondersteunen bij hun inspanningen om ‘geen armoede, geen welvaart’ gemeenschappen op te bouwen met betrouwbare en duurzame werkmogelijkheden, gezondheidszorg en onderwijs voor iedereen. Afgaande op de inspiratie van Gandhi en de Boeddha werd de beweging beroemd over het hele land door het organiseren van uitgestrekte netwerken van vrijwilligers in kampen voor het delen van arbeid waarbij honderden mensen uit het hele eiland zich verenigen met dorpelingen uit verarmde landelijke gemeenschappen om iets wat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het dorp te bouwen – dikwijls een weg. In het proces van het bouwen van een weg kwam de gemeenschappelijke geest van het dorp tot leven. Zoals de beweging zegt: “Wij bouwen de weg en de weg bouwt ons”. Zo gaat het met deze nieuwe benaderingen van werken - verander de werkomgeving om de vrijheid, waardigheid en creativiteit van de beroepsbevolking en je zult de geest van samenwerking en goede wil zien beginnen groeien over de gehele onderling verstrengelde verhoudingslijnen in een gemeenschap.

Coöperaties

Een van de gevolgen van de instroming in de mensheid van de Watermanenergieën zal een toenemende gevoeligheid zijn voor de coöperatieve geest op alle domeinen van verhoudingen. Concurrentie is in de economische verhoudingen door het Vissen Tijdperk heen het dominante patroon geweest. Coöperatie vergt een gevoel van gemeenschappelijk doel en verantwoordelijkheid voor het welzijn van het geheel die in de industriële verhoudingen vrijwel afwezig zijn. Maar ze zijn niet helemaal afwezig. Het coöperatieve model van tewerkstelling is een van de duidelijkste tekenen van een toenemend verlangen naar samenwerking op de werkplaats. Om te voorkomen dat we het model als ‘fringe’ verwerpen, moet worden opgemerkt dat 10% van de beroepsbevolking in de wereld in coöperaties werkt. Werknemerscoöperaties kunnen een efficiënt model bieden om zaken te doen. De grootste federatie in de wereld waarvan de werknemerscoöperaties is een multinational, de Mondragon Cooperative Corporation, met 74.000 mensen in 2015. Het is een goed overgangsmodel, met een gezonde mix van eigenaar-werkers en werknemers. Niet alle werkers zijn coöperatieve leden (eigenaar-werkers). Van de 261 firma’s in de coöperatie zijn er 101 coöperatief, en de meeste ervan zijn gelokaliseerd in het Baskenland waar de beweging startte en het is er een dominante economische macht. De productie-eenheden werken nu in 33 landen en geen enkele buiten Spanje is een coöperatie. Een van de redenen hiervoor, zo staat in het ondernemersrapport, is dat “het opzetten van coöperaties coöperatieve leden vereist die gewend zijn te werken in een coöperatieve cultuur en dit is een proces dat tijd kost”. Het opbouwen van een geest van samenwerking op elk gebied van relaties, inclusief werkgelegenheid en werk, kost tijd. Het is geen kwestie van snelle politieke slagzinnen. Onderwijs is nodig.

Wat Mondragon onderscheidt van andere grote ondernemingen en maakt dat het een bruikbaar model is voor een Waterman aanpak van arbeid, is dat het georganiseerd is rond een stel sociale beginselen, in plaats van aangedreven te worden door het motief van winst voor hen die het kapitaal verstrekken. Deze beginselen omvatten:

  • de democratische organisatie van coöperaties door middel van een Algemene Vergadering van de werkers-leden die de leidende organen kiezen en samenwerken met bestuurlijke rechtspersonen.
  • de autonomie van de arbeid, met de erkenning dat “arbeid de voornaamste factor is om de natuur, de gemeenschap en de mensen zelf te transformeren”. De basisbeginselen van de groep stelt dat “de gecreëerde rijkdom wordt verdeeld in termen van de geleverde arbeid en dat er een wil is om de beschikbare banen voor alle leden van de samenleving uit te breiden”.
  • kapitaal wordt beschouwd als een noodzaak om zaken te ontwikkelen en is daarom een eerlijke beloning waard, maar het wordt behandeld als ondergeschikt aan de arbeid en aan de ontwikkeling van de onderneming.
  • ‘solidaire beloning’, betekent voldoende en eerlijke betaling van het werk.
  • sociale transformatie vergt een uitbreiding van de zaken zodat ze kan bijdragen aan de economische en de sociale wederopbouw … en een vrijere, eerlijkere en meer verzorgende maatschappij. Het bijgevoegde beginsel van universaliteit duidt op “een solidariteit met allen die voor de economische democratisering werken”.
  • Om de beginselen te promoten en gezonde, winstgevende bedrijven te ontwikkelen, worden aanzienlijke personele en financiële middelen toegewezen aan coöperatief, professioneel en jeugdonderwijs; deze omvatten een coöperatieve universiteit (Mondragon University) die voor iedereen toegankelijk is; naast R & D afdelingen en technologiecentra die in 2013 wel 1.700 mensen tewerkstelden.

Vakbond-coops

 Mondragon's zakelijk succes is in opkomst als een model voor het bereiken van waardig werk. Dit erkennend, sloot de United Steelworkers Union in de VS in 2009 een overeenkomst met het Spaanse bedrijf om nieuwe Vakbond-Coops op te richten. In dit model koos de Algemene Vergadering van de eigenaar-werkers een Bestuursraad die het managementteam aanduidt om de zaak te leiden; zij koos eveneens een Vakbondscomité die de werkers van de vakbond vertegenwoordigt in de grotere nationale vakbonden die, omwille van hun grootte, toegang verlenen tot de gewenste gezondheidszorg en pensioenplannen en die de eigenaar-werkers in staat stelt samen te werken met andere werknemers van buiten de onderneming. Voorbeelden van zulke ondernemingen over de hele VS die verschillende vormen van het model van de Vakbond-coops toepassen zijn te vinden op 1worker1vote.org, , die zich omschrijft als “een nationaal netwerk van een hybride, gedeeld eigenaarschap, regionale en gemeentelijke ecosystemen die een begin maken met vakbondsgevormde eigenaar-werkende coöperatieve zaken om de structurele ongelijkheden in kansen, mobiliteit en inkomen te boven te komen”. Aanhangers van Vakbond-coops beweren dat ze een sterk levensvatbaar model bieden voor kleine en middelgrote particuliere ondernemingen om over te stappen wanneer hun eigenaren klaar zijn om met pensioen te gaan. Uitverkoop aan grotere ondernemingen betekent dikwijls dat het sociaal kapitaal, dat door deze ondernemingen opgebouwd werd, verloren gaat (inbegrepen de kennis van de werknemers), waar de overgang naar een Vakbond-coop een sterke stimulans heeft om de integriteit van het bedrijf te ontwikkelen, zijn concurrentievermogen te vergroten en de werkgelegenheid uit te breiden door gebruik te maken van een goed geïnformeerde beroepsbevolking in een opnieuw uitgedachte relatie met het management.

Platvorm-coops

Een van de voornaamste problemen in de huidige werkomgeving is het toenemend aantal mensen die gedwongen worden (door gebrek aan officiële banen) om in hun huis, auto’s, geld en arbeid te investeren om diensten aan te bieden door middel van hun online platvormen. In de geïndustrialiseerde en ontwikkelingslanden zijn er een groeiend aantal mensen, ofwel zelfstandig of geëngageerd in de informele economie, met slechts enkele regelgevende beschermingen en met weinig zekerheid. De meeste digitale platforms die door zelfstandigen worden gebruikt, worden gefinancierd en gecontroleerd door durfkapitaal, gericht op het maximaliseren van de winst voor de investeerders. De coöperatieve benadering richt de aandacht op het collectieve eigenaarschap (en democratische controle) van het platvorm door hen die dit in hun werk gebruiken (taxichauffeurs, ontwerpers, IT werkers, enz.) en dit in een grote variëteit van vormen. Voorbeelden hiervan zijn bekende producenten-coops zoals Stocksy, waar zelfstandige fotografen een platform in samenwerking gebruiken om klanten te vinden en het inkomen van leden te verhogen. Multi-stakeholder coops zoals Fairmondo, waar ethisch verantwoorde producten van fair-trade-bedrijven op de markt worden gebracht, hebben een gemeenschappelijke missie om de kwaliteit van de menselijke relaties te verbeteren. De Belgische coöperatie SMart, met meer dan 35.000 leden over heel Europa (vooral in de creatieve sector), biedt een interessant model aan. De leden verwerven de voordelen en de bescherming van een werknemerscontract door hun klanten te factureren via het SMart platvorm. De contracten met de klanten worden door de leden onderhandeld en de betaling wordt dan ontvangen van SMart alsof het een loon betreft – de verzekering, de gezondheidszorg, de belastingen en de betaling aan de sociale zekerheid worden door SMart namens de leden geregeld.

Duurzame en Regenererende Modellen

De onderling overeen gekomen Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN zijn misschien het meest opmerkelijke teken van een wereldwijde erkenning dat het welzijn van de mensheid en de planeet bedreigd wordt door de huidige patronen van de economische ontwikkeling (kapitalisme en socialisme) die enorme ongelijkheden voeden binnen landen en tussen landen en die de gezondheid van de natuurlijke systemen bedreigen. Een duurzame benadering van de economie, onderschreven door ontelbare grote ondernemingen, regeringen en maatschappelijke netwerken proberen de uitbuitingsrelatie van de mensheid met de natuurlijke wereld te vervangen door een evenwicht tussen mensen en het ecosysteem, waardoor beide kunnen gedijen.

Dit heeft op velerlei manieren op de werkomgeving een invloed. Misschien is de grootste impact het creëren van nieuwe banen en nieuwe beroepen om duurzame praktijken in energie, industrie, bedrijfsleven en overheid te helpen ontwikkelen, begrijpen en beheren. Jonge mensen die wensen bij te dragen aan het scheppen van een betere wereld hebben een weelde aan mogelijkheden om hun professionele levens aan dat doel te wijden omwille van de duurzame benadering ervan. Verder gebruiken bedrijven hun nieuw verworven duurzaamheidsmissies om het succes van hun bedrijf te koppelen aan de succesvolle ontwikkeling van een duurzame wereld. Unilever, bijvoorbeeld, heeft zijn oorspronkelijke doel van “netheid gemeengoed maken” geactualiseerd met het nieuwe doel “duurzaam leven gemeengoed maken”. Terwijl het gemakkelijk is om sceptisch te staan ten opzichte van zulke motieven van ondernemingen die uiteindelijk nog steeds worden voortgedreven door de nood aan maximale winsten, is het eveneens waar dat werknemers de neiging hebben om in het werk dat de nadruk legt op positieve sociale doelstellingen een grotere voldoening te vinden en daarom zich op hun werk meer toeleggen. En terwijl enkele ondernemingen duurzame opdrachten enkel aannemen als een marketing instrument, vinden anderen dat wanneer de leden van de staf door de opdracht worden gestimuleerd de onderneming zelf begint te transformeren.

Economisch denken verandert als reactie op de visie van duurzaamheid. Een van de duidelijkste tekenen hiervoor is wat omschreven werd als ‘regenererende economie’. Nieuwe ondernemingen worden georganiseerd rond het model van de natuurlijke ecosystemen met als doelstelling het produceren van rijkdom terwijl tegelijkertijd de gezondheid en de levenskracht van de omliggende gemeenschap en omgeving toenemen. In een rapport getiteld Regenerative Capitalism stelt de VS denktank, the Capital Institute, een economisch wereldbeeld voor dat zich richt op de onderlinge afhankelijkheid van holistische systemen. In plaats van één oplossing voor problemen van ongelijkheid, werknemersmisbruik en aantasting van het milieu voor te stellen, benadrukt het rapport de waarde van een grote verscheidenheid aan lokaal gevestigde ondernemingen gericht op innovatie en aanpassingsvermogen. Gemeenschappen zijn opgebouwd uit een “mozaïek van mensen, tradities, geloofsovertuigingen, en instellingen die op lange termijn uniek gevormd werden onder druk van geologie, menselijke geschiedenis, cultuur, de plaatselijke omgeving en de veranderende menselijke noden”.

Het rapport wijst op talloze lokaal gebaseerde duurzaamheidsinitiatieven, waaronder maatschappelijk verantwoorde investeerders, B-ondernemingen en verantwoorde bedrijven, die in hun geheel beschouwd het levende bewijs leveren dat er een nieuwe regeneratieve economie ontstaat (http://bit.ly/WGRegen)

Een ander teken van een nieuw model is de in de VS gebaseerde Onderhandelen voor het Algemeen Welzijn Netwerk (Bargaining for the Common Good Network), waarbij vakbonden, gemeenschapsgroepen en organisaties voor sociale rechtvaardigheid samenwerken om een gemeenschappelijk front te ontwikkelen in de arbeidsonderhandelingen met als doel niet alleen de vakbondswerkers, maar de hele gemeenschap als geheel te laten profiteren. (http://bit.ly/WGUnion)

‘B’ Ondernemingen

‘B'-bedrijven zijn een nieuw type particuliere onderneming dat gecertificeerd is om te voldoen aan strenge normen voor sociale en milieuprestaties, waaronder betrokkenheid van werknemers, betrokkenheid van de gemeenschap en bestuursstructuur. Er zijn momenteel meer dan 2500 gecertificeerde B bedrijven in meer dan 50 landen. Ze omvatten bekende bedrijven als Patagonia, Ben & Jerry’s en de Seventh Generation. Een teken van de positieve werkomgeving in B ondernemingen is dat het behoud van de werknemers zeer hoog ligt – een goed teken van een gezonde werkomgeving. Een CEO van een B onderneming verklaarde (http://bit.ly/WGBcorps) “onze werknemers werken hier graag” en als gevolg kunnen we “jeugdig (millennium) talent aantrekken en een retentiegraad van 98+ procent behouden”. “Benefit Corporations” (Liefdadigheidsondermemingen) zijn een verdere ontwikkeling van de B ondernemingen. Dat zijn wettelijke vormen van naamloze vennootschappen die van de gewone ondernemingen verschillen in het feit dat ze wettig gemachtigd zijn om de invloed van positief aandeelhouderschap bovenop de winst na te streven. Ze komen vrijwillig overeen om te rapporteren over de publieke voordelen die het bedrijf heeft gecreëerd voor de gemeenschap.

Waterman Beginselen

Over heel de wereld wordt er duidelijk een overvloed aan creatieve energie en wil geïnvesteerd voor de ontwikkeling van een nieuwe benadering van werk. De Waterman beginselen van eenheid, samenwerking en samen delen vinden hun uitdrukking in een veelvoud aan verschillende manieren van beheer van de verhoudingen tussen kapitaal en arbeid. Het gevolg is dat het in toenemende mate mogelijk wordt zich een toekomst voor te stellen waarin mensen van alle leeftijden, vaardigheden en klassen in staat zijn betekenisvol, waardig werk te kunnen vinden via levensvatbare ondernemingen die bijdragen aan de eigen ontwikkeling van de werknemers als mens maar ook om de gemeenschap waarin ze leven te ontwikkelen.

  1. “The Red Baron” by Kwame Anthony Appiah in The New York Review of Books, October 11 2018 – www.nybooks.com (registratie kan vereist zijn).

 

DE INTERNATIONALE ARBEIDSORGANISATIE: PROGRAMMA’S EN BEGINSELEN

De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), een van de oudste agentschappen van de Verenigde Naties, dient als een garantie voor de menselijke waardigheid op de werkplaats door het bepleiten van sociale rechtvaardigheid en de rechten van de werknemers onder de 187 lidstaten, in meer dan 40 landen. Het hoofdkantoor van de IAO is gevestigd in Genève en fungeert als een organiserend orgaan via welke drie onderafdelingen - regeringen, werkgevers en werknemers - mensenrechtenkwesties op het werk kunnen aanpakken.

Een van de belangrijkste aandachtspunten van de IAO is het onderhouden van een productieve dialoog tussen deze drie onderafdelingen, het verzekeren van de sociale bescherming van de werknemers en het wereldwijd vestigen van wederzijds overeengekomen standaarden voor waardig werk. Door deze thema’s frontaal aan te pakken legt de IAO de basis voor het behouden van vrede en het bevorderen van de goede wil in de wereld.

In de kern van het werk van de IAO ligt het bevorderen van een rechtvaardige behandeling van alle werknemers, los van ouderdom, klasse, etniciteit of gender. De IAO beklemtoont dat zulke rechtvaardige werkvoorwaarden wereldwijd noodzakelijk zijn voor een eerlijke en vredevolle uitwisseling tussen landen; het behouden van de vrede tussen de landen is niet mogelijk als een van de leden van de menselijke familie lijdt van uitbuiting of vernedering door werkgevers of regeringen.

Geschiedenis van de IAO

In het midden van de 19e eeuw ontstond er een kritische publieke discussie over de manier waarop werknemers moeten worden behandeld toen de bevolking in de snel geïndustrialiseerde landen, die het slachtoffer was van onmenselijke arbeidsomstandigheden in fabrieken en zweetwinkels, het zwaar te verduren kreeg als gevolg van de onmenselijke arbeidsomstandigheden. Aan het begin van de 20e eeuw was de uitbuiting van arbeiders ontstaan als een mensenrechtencrisis, die nog verergerd werd door de groeiende economische afhankelijkheid tussen alle landen. De oprichting van de IAO was een antwoord op deze crisis.

In 1919, aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, legden de auteurs van het Verdrag van Versailles een krachtige, progressieve verklaring af: respect voor werknemers overal is de spil van sociale rechtvaardigheid, beweerden ze, en sociale rechtvaardigheid is op zijn beurt de basis waarop duurzame vrede tussen naties kan worden gebouwd. Als een onderdeel van het verdrag, gingen ze verder, zouden ze de IAO oprichten wat toen een agentschap was in de Volkerenbond, om de respectvolle behandeling van de werknemers onder alle lidstaten op te leggen.

Vertegenwoordigers uit negen landen - België, Cuba, Tsjecho-Slowakije, Frankrijk, Italië, Japan, Polen, het Verenigd Koninkrijk en de VS - hebben vervolgens de beginselverklaring van de IAO opgesteld, waardoor de structuur, de procedures en de algemene bepalingen van de organisatie werden vastgelegd. Deze beginselverklaring vestigde universele standaarden voor vele praktische arbeidsvergoedingen en weerspiegelt de waarden vastgelegd in de inleiding van de beginselverklaring:

Overwegende dat universele en duurzame vrede alleen tot stand kan worden gebracht als deze gebaseerd is op sociale rechtvaardigheid;

En overwegende dat er arbeidsomstandigheden bestaan die zoveel onrechtvaardigheid, ontberingen en gebrek voor grote aantallen mensen met zich meebrengen, dat de onrust zo groot is dat de vrede en de harmonie in de wereld in gevaar komt; en een verbetering van die voorwaarden is dringend vereist; zoals bijvoorbeeld door de regeling van de werkuren, inclusief de vaststelling van een maximale werkdag en week, de regulering van het arbeidsaanbod, het voorkomen van werkloosheid, het voorzien in een passend leefbaar loon, de bescherming van de werknemer tegen ziekte en letsel voortvloeiend uit zijn dienstbetrekking, de bescherming van kinderen, jongeren en vrouwen, voorzieningen voor ouderdom en letsel, bescherming van de belangen van werknemers bij tewerkstelling in andere landen dan die van henzelf,

Overwegende dat ook het falen van een natie om menselijke arbeidsvoorwaarden aan te nemen een obstakel is voor andere landen die de omstandigheden in hun eigen land willen verbeteren;

De Hoge Verdragsluitende Partijen, bewogen door gevoelens van rechtvaardigheid en menselijkheid en door de wens om de permanente vrede van de wereld te waarborgen en met het oog op het bereiken van de doelstellingen in deze Preambule, stemmen in met de volgende grondwet van de Internationale Arbeid Organisatie.

Naarmate de wereld van het werk en het begrip van de rechten van werknemers evolueerde, heeft de IAO reden gevonden om haar standpunten te verduidelijken. Een van haar sleutelverklaringen kwam in 1944 tot stand, gedurende Wereldoorlog II, met De Verklaring van Philadelphia. In deze verklaring nam de IAO verscheidene nieuwe beginselen aan die verwezen naar de economische ontwikkeling en de mensenrechten op de werkplaats. Het bepaalde dat:

  • Arbeid is geen handelswaar.
  • Vrijheid van meningsuiting en van vereniging zijn essentieel voor duurzame vooruitgang.
  • Armoede waar dan ook vormt een gevaar voor de welvaart overal ter wereld.
  • De oorlog tegen gebrek moet krachtdadig worden voortgezet binnen elke natie.

Bij het herstel van de vrede aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, in 1946, werden het gezag en het vermogen van de Volkenbond overgedragen aan de nieuw opgerichte Verenigde Naties en trad de IAO toe tot de Verenigde Naties als haar eerste gespecialiseerde agentschap.

De IAO zou verder een voortrekker voor de arbeidersrechten blijven en won de Nobelprijs voor de Vrede in 1969 naar aanleiding van haar 50ste verjaardag. En tijdens de rest van die eeuw en tot in de volgende zou de IAO de zaak van rechtvaardige arbeidsnormen blijven bevorderen. Enkele van de later door de IAO bepleite vooruitstrevende voorstellen zijn onder andere:

  • De Verklaring betreffende Fundamentele Beginselen en Rechten op het Werk in 1998, waarin het recht van de werknemers om collectief te onderhandelen werd bevestigd en werd aangedrongen op een einde aan verplichte arbeid, kinderarbeid en oneerlijke discriminatie onder werknemers;
  • De verklaring over sociale rechtvaardigheid voor een eerlijke globalisering in 2008, waarin een eigentijdse visie tot uitdrukking werd gebracht van het mandaat van de IAO voor een wereld met arbeidsuitdagingen in verband met globalisering;
  • De Agenda 2030 van de VN voor duurzame ontwikkeling in 2015, die de nadruk legt op waardig werk voor iedereen als een sleutelbeginsel als beleid voor duurzame en inclusieve groei en ontwikkeling.

Waardig werk als een mensenrecht

Zoals uitgedrukt in dit laatste punt vertoont het concept van “waardig werk” van de IAO voor alle arbeiders vandaag een speciale overweging omdat het via waardig werk voor alle mensen is dat de mensheid de armoede in de wereld kan verbeteren. Om als ‘waardig’ te worden beschouwd, moet het volgens de IAO aan verschillende criteria voldoen: productief zijn en een redelijk inkomen bieden; veilig zijn en sociale bescherming bieden aan gezinnen; uitzicht bieden op een persoonlijke ontwikkeling en sociale integratie; de werknemers in staat stellen hun bezorgdheden uit te drukken, te organiseren en deel te nemen in de beslissingen die hun leven beïnvloeden; en gelijkheid van kansen en behandeling bieden voor alle vrouwen en mannen.

Om het concept van waardig werk wereldwijd te bevorderen heeft de IAO een agenda met vier pijlers aan haar leden voorgesteld. Ten eerste moeten de regeringen en werkgevers de gelegenheden van baancreatie, investeringen, ondernemerschap, ontwikkelen van vakmanschap en duurzame bestaansmiddelen in hun regio’s steunen. Ten tweede moeten alle IAO-partijen een sociale dialoog aangaan om de productiviteit te verhogen, geschillen op de werkplek te voorkomen en sterke samenlevingen op te bouwen. Ten derde moeten alle werkplekken veilig zijn, voldoende rust bieden en rekening houden met persoonlijke en sociale behoeften. Werkgelegenheid moet ook zorgen voor toegang tot gezondheidszorg en compensatie in geval van werkloosheid. In de vierde en laatste plaats moeten de rechten van alle werknemers worden gerespecteerd.

Het was tijdens de Algemene Vergadering van de VN in september 2015 dat deze vier pijlers van de agenda voor waardig werk van de IAO deel gingen uitmaken van de 2030 Agenda voor duurzame ontwikkeling van de VN. Doelstelling 8 van de 2030 Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen roept specifiek op voor een gestage verbintenis om waardige werkvoorwaarden wereldwijd in te stellen.

Betreffende Doelstelling 8 schrijft het VN Ontwikkelingsprogramma (UNDP), “Doelstelling 8 [stelt]: bevordert aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, meer economische productiviteit en technologische innovatie. Het aanmoedigen van ondernemerschap en baancreatie zijn hiervoor de sleutels, maar ook de effectieve maatregelen om dwangarbeid, slavernij en mensenhandel uit te roeien. Met deze doelstelling in gedachte is het de bedoeling om volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor vrouwen en mannen tegen 2030 te bereiken”.

Volgens de IAO moeten er tegen 2030 meer dan 600 miljoen nieuwe banen gecreëerd worden – ongeveer 40 miljoen per jaar – om aan de stijgende vraag naar arbeid wereldwijd te voldoen. Tegelijkertijd werken momenteel 780 miljoen mannen en vrouwen in de wereld, maar op een lager bestaansniveau. Dit zijn de arbeidskwesties die doel 8 wil verhelpen.

Hoewel veel van de goede nieuwsberichten van de IAO over de vooruitgang die is geboekt bij de uitbanning van de armoede in de wereld zijn sinds 2000 met meer dan de helft gedaald, zijn de meeste landen er nog niet in geslaagd om waardig en inclusief werk voor iedereen te bereiken vermeldt de IAO in Tijd om te handelen met het oog op Doelstelling 8: Integreren van Waardig Werk, Duurzame Groei en de Integriteit van het Milieu, een recent rapport aan het Hoog Politiek Forum over Duurzame Ontwikkeling van de VN.

Bovendien is de vooruitgang naar Doelstelling 8 in sommige regio’s vertraagd. Ongeveer de helft van de wereldbevolking lijdt onder een laag inkomensniveau, zelfs in plaatsen met een lage werkloosheid. “Een aanhoudend gebrek aan waardig werk, onvoldoende investeringen en onderconsumptie leiden tot een uitholling van het sociale basiscontract dat ten grondslag ligt aan democratische samenlevingen: dat iedereen moet delen in de vooruitgang”, zegt de VN-website gewijd aan ODD 8. “Hoewel de gemiddelde jaarlijkse groei van het reële bbp per hoofd van de bevolking wereldwijd jaar na jaar toeneemt, zijn er nog steeds veel landen in de ontwikkelingslanden die vertragen in hun groeipercentages en verder afwijken van het streefcijfer van 7% groei voor 2030. Naarmate de arbeidsproductiviteit afneemt en de werkloosheidscijfers stijgen, begint de levensstandaard te dalen als gevolg van de lagere lonen.”

Bijgevolg, zegt de VN, zal het bereiken van een duurzame, rechtvaardige, en inclusieve tewerkstelling voor iedereen een dringende actie vergen. Maar de humanitaire voordelen van dergelijke acties zullen enorm zijn: kwaliteitsbanen die economische groei ondersteunen zonder het milieu te schaden; toegang tot financiële diensten en investeringen in alle sociale sectoren; en betaald werk voor iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht of etniciteit.

In erkentelijkheid voor het eeuwfeest van de IAO heeft de officiële jaarlijkse vergadering van de IAO, de Internationale Arbeidsorganisatie, een honderdjarige Verklaring aangenomen die het belang van haar kernbeginselen herbevestigt. Onderdirecteur-Generaal voor Management & Hervorming van de IAO, Greg Vines, omschreef de Verklaring als, “een korte maar gewichtige verklaring die kijkt naar de belangrijkste uitdagingen en gelegenheden voor de toekomst van het werk, gaande van technologie voor de klimaatverandering, van demografische verschuivingen naar de noodzaak aan nieuwe deskundigheid. Het biedt een leidraad hoe om te gaan met deze dringende kwesties en een platform voor samenwerking met andere organisaties in het internationaal systeem. Het is eveneens een sterke herbevestiging van het sociaal rechtvaardige mandaat dat ons 100 jaar geleden gegeven werd, en van de kritieke rol van de sociale dialoog in de internationale arbeidsstandaarden. Kort gezegd erkent de Verklaring onze successen, herkent waar we nu staan, en meest belangrijk kijkt het naar waar we in de toekomst moeten gaan”.

FEESTWEEK VAN DE NIEUWE GROEP VAN WERELDDIENAREN 2019

In december 2019 zullen, als deel van een feest dat elke zeven jaar plaats vindt, mensen uit de hele wereld al mediterend licht, liefde en geestelijke macht uit de hogere werelden aanroepen, en een antwoord oproepen voor deze energieën van de Nieuwe Groep van Werelddienaren.

Het teweegbrengen van een Wereld van Goede Wil, Eenheid en Juiste Verhoudingen

Miljoenen mensen delen tegenwoordig de overtuiging van een innerlijke spirituele eenheid in de mensheid, die uiterlijke verschillen van ras, natie en geloof overstijgt. Onder deze miljoenen is een wereldwijde groep van dienaren uit elk domein van het menselijk leven, voorloper in de ideeën en praktijken van een opkomende spirituele beschaving. Door de essentie van hun leven wordt een nieuwe wereld van goede wil, eenheid en juiste relaties geboren. De groep is het bewijs van een levende brug tussen de hemel en de aarde.

In de twintigste eeuw wees Alice Bailey, een vooraanstaand denker in de westerse esoterie, op de opkomst van deze diverse groep, als een van de belangrijkste ontwikkelingen in de geschiedenis van de mensheid en de sleutel tot de geboorte van een nieuw tijdperk. Ze noemde de groep de Nieuwe Groep van Werelddienaren.

Alice Bailey verwees naar een bepaalde week elke zeven jaar in december als de Feestweek van de Nieuwe groep van Werelddienaren. Gedurende deze week vindt er een belangrijke kosmische eenlijnigheid plaats en het denkvermogen en het hart van de groep van alle dienaren wordt dan gestimuleerd met licht, liefde en geestelijke wil die uitstromen uit Grote Wezens, Heiligen en Engelen uit de Hogere Werelden.

Doe alstublieft met anderen mee tijdens deze feestweek in december dit jaar. Door middel van meditaties en geconcentreerde eenlijnigheid kunnen we samen de instromende energieën van het Ene Leven visualiseren waardoor transformerende reacties uit de Nieuwe Groep van Werelddienaren worden opgeroepen – en de handen worden versterkt van iedereen die lief heeft en dient.

Maandelijkse webinars over Goede Wil

Als deel van de voorbereidingen voor de ze week richt Wereld Goede Wil de aandacht op een maandelijks webinar over de energie van goede wil, die verbonden is aan het ritme van de Goede Wil Meditatiegroep. De webinars vinden plaats op de laatste woensdag van elke maand, om 5 uur ’s middags. Om deel te nemen ga a.u.b. naar www.lucistrust.org/world_goodwill/goodwill_meditation_group1 en klik op ‘Webinar registratie’.

Een weids netwerk van groepen zullen evenementen organiseren – het moederorgaan van Wereld Goede Wil, de Lucis Trust, heeft een website (www.festivalweek.org) gecreëerd die het netwerk van activiteiten in al zijn diversiteit wil weerspiegelen - laat ons uw plannen weten zodat ze op de site kunnen worden geplaatst, met links naar uw eigen websites en sociale media-pagina's.

Image Credits

All images except those on p.18 & 19 are ©ILO
Photographers: J Go (cover); A Mirza (p.2); M Crozet (pp. 3,4,7–9,11–14,17); S P Ouseph (p.5); A Mirza (p.16)
p.18 image by Kristopher Roller on unsplash.com

Houd contact

Wereld Goede Wil in Sociale Media