Afdaling en opoffering

Er is altijd de keuze tussen twee paden en dit is een keuze die door de mens vrijwillig gemaakt moet worden.

Herdrukt uit The Beacon, September-Oktober 1989

door Sarah McKechnie

Over het mysterie van de afdaling of de “val” van de opstandige engelen – de zonne-engelen of agnishvattas – naar de aarde wordt gezegd dat dit het mysterie is waarnaar verwezen wordt in de Schriften, en het “geheim der eeuwen” (Esoterische Psychologie II, p.93). Zodoende is het niet verrassend dat er zoveel verkeerd begrip is over de “gevallen engelen” waarvan Lucifer de bekendste vertegenwoordiger is.

Het geheim van de “gevallen engelen” is het wezenlijke mysterie dat ten grondslag ligt aan het ware Plan van de evolutie, want de wil van de zonne-engelen om te “vallen”, om zichzelf op te offeren ten einde het licht van het geestelijk principe te brengen naar wat toen nog de dier-mens was, markeerde het werkzaam worden van de grote Wet van de Dualiteit, waardoor de evolutie van materie en vorm – zowel positief als negatief – in geestelijk opzicht versneld kon worden. Deze daad van opoffering bij de dageraad van de menselijke geschiedenis is een draad die gewoven werd door de grote geschriften en mythologieën van de wereld, inclusief de mythe van Prometheus die het vuur (de geest) stal ten behoeve van de mens, en het Bijbelverhaal van de Verloren Zoon, die het huis van zij Vader verliet om zich over te geven aan het pad van ervaring in het vormleven en aan zijn zinnen – de reis naar ”het verre land”.

De rol van de zonne-engelen en hun offer ten behoeve van de mensheid wordt uitvoerig besproken in De Geheime Leer door H.P. Blavatsky. En daarom ook kreeg het tijdschrift van de Theosofische Vereniging de naam “Lucifer” in een poging helderheid te brengen in wat beschouwd werd als een onterecht verguisde engel, die zichzelf opofferde.

De naam “Lucifer” komt uit het Latijn, Lux (Lucis in de 2e naamval - licht) en ferre (brengen); Dus Lucifer betekent letterlijk “Brenger van het Licht”. Dit hangt samen met de planeet Venus in Openbaringen XXII:16, waar Christus zegt: “Ik ben de heldere morgenster”, daarmee Venus bedoelend die de komst van het volle licht van de Zon – de Zoon, de Christus – aankondigt. Het is interessant dat de rol van “Lichtbrenger” gelinkt is aan Mercurius of Hermes – de goddelijke boodschapper in de Griekse en Romeinse mythologie. In het Christendom wordt de functie van Mercurius vervuld door St. Michael, “de Engelbewaarder van Christus” volgens St. Thomas. De esoterische verbinding tussen deze Engelbewaarder en Christus wordt verder geïllustreerd in de stelling van de Tibetaanse leraar, waarmee Alice Bailey samenwerkte bij het schrijven van een reeks boeken over de Tijdloze Wijsheid, dat “Mercurius en de Zon één zijn”.

Esoterisch gezien werd de rol van Engelbewaarder mogelijk gemaakt door het offer van de zonne-engelen in het onderhouden van het geestelijk principe of, in occulte zin vuur, door voortdurend herhalende incarnaties in de vorm totdat de dier-mens een denkende mens werd en uiteindelijk begon te ontwaken in zijn waarlijke spiritueel erfgoed: de menselijk/goddelijke mens. Zo schept de zonne-engel de vorm voor de incarnatie van het zielelichaam – het causale lichaam – en trekt eveneens dat lichaam terug bij de vierde inwijding, als de verbinding tussen vorm en geest voor altijd gezekerd en het causale lichaam vernietigd is.

Het concept van de “opstandige engel” schijnt terug te gaan tot de dichter John Milton in Paradise Lost, dat de idee van de val van de zonne-engelen in het menselijk bewustzijn verankerd scheen te hebben als een daad van opstandigheid en daardoor een val uit de genade. (“Regeren loont de moeite, maar wel in de Hel: het is beter te regeren in de Hel dan te dienen in de Hemel.”) Toch is deze geest van opstandigheid en de er uit voortvloeiende pijn niet te vinden op Venus, zo meldt ons de Tibetaan. De geest van opstandigheid schijnt juist op Aarde voor te komen, want de Tibetaan geeft aan dat deze geest de houding van onze planetaire Logos zelf kwalificeert. De Tibetaan citeert het Oude Commentaar:

„Hij trad het leven binnen en wist dat dit de dood betekende.

„Hij nam een vorm aan en de duisternis ervan bedroefde Hem.

„Hij trok Zich terug uit de verborgen plaats en zocht de plaats van licht en het licht onthulde al datgene wat Hij het minste zocht.

„Hij smeekte vurig om te mogen terugkeren.

„Hij zocht de Verheven Troon en Hem Die daarop zat. Hij zeide: 'Ik zocht dit niet. Ik zag uit naar vrede, naar licht, naar het gebied waar ik zou kunnen dienen, waar ik mijn liefde zou kunnen tonen en mijn kracht zou kunnen onthullen. Daar is geen licht, geen vrede te vinden. Laat mij terugkeren.'

Doch Hij, Die op de Troon zat, wendde Zijn hoofd niet om. Hij scheen zelfs niet te luisteren noch te horen. Doch uit de lagere sfeer van duisternis en smart steeg een stem op en smeekte:

'Wij lijden hier. Wij zoeken het Licht. Wij hebben de glorie nodig van een binnentredende God. (Ik kan geen andere woorden vinden behalve deze laatste twee om het symbool uit te drukken dat ik bezig ben te vertalen.) Hef ons op tot de Hemel. O Heer! treed binnen in de graftombe. Til ons op tot in het Licht en breng het offer. Breek voor ons de muren van de gevangenis open en treed binnen in de smart.'

De Heer van het Leven keerde terug. Hij deed het niet gaarne en vandaar de smart."

(Esoterische Psychologie II, blz. 98)

HET KWAAD VAN AFGESCHEIDENHEID

Toch bestaan zonde en kwaad op Aarde. De Tibetaan zegt ons dat het enig echte kwaad de zonde van afgescheidenheid is. En zo beginnen we te begrijpen hoe Lucifer geleidelijk aan met het kwaad geïdentificeerd ging worden, want de ontwakende geest die de staat van de gevorderde mensheid van vandaag kenmerkt vormt, zoals we maar al te goed weten, zowel ons middel tot bevrijding als tot verdere afscheiding en afgeslotenheid. De geest, werkend en krachtig maar los van de ziel, kan de grote kristalliserende factor zijn die krachtige barrières van afgescheidenheid opwerpt. “De geest is de doder van het Ware. Doodt de doder”, zo luidt het bevel aan de discipel. In deze zin wordt de geest vanwege zijn concrete en analytische element het toevluchtsoord (en de niet-herkende gevangenis) van de ideologie, en is hij inderdaad tot de zonde van afgescheidenheid in staat langs de weg van vooroordeel en haat en de bereidheid om de vervormingen van halve waarheden te aanvaarden.

Een verdere verduidelijking van de rol van de zonne-engelen levert het beschouwen van de vierde Straal van Harmonie door Conflict en de vijfde Straal van Concrete Kennis en de planeten Mercurius en Venus, waar doorheen zij achtereenvolgens hun energieën sturen. Want Mercurius is de “Boodschapper der Goden”, en de vierde Straal is het stromende principe dat het Plan en het Doel van goddelijkheid, bekend op het niveau van buddhi of intuïtie en geregeerd door Mercurius, verbindt met de geest of manas, geregeerd door Venus en de vijfde Straal. “Venus was de bewaarder van wat we het Geestelijk principe noemen en bracht dit als een groot geschenk naar de mensheid in zijn vóórstadium”, zo wordt ons verteld in De Stralen en de Inwijdingen. Of, met de woorden van de Boeddha: “liefde is de geestelijke bevrijding”. En de vijfde Straal, gekanaliseerd door Venus en mentaal van uitdrukking, “werkt in verbinding met de Wet van Splitsing”, en “is medeverantwoordelijk voor de snelle vorming van grote conditionerende ideologieën” (Ibid, p.602). Hier worden we eraan herinnerd dat de zonne-engelen die verkozen af te dalen naar de Aarde zich onderwierpen aan de Wet van Dualiteit opdat de evolutie van het menselijke ras afhankelijk kon worden van de ontwikkeling van mentaal onderscheidingsvermogen en vrije wil, en zo van het vermogen om keuzes te maken en daarmee het hogere pad te kiezen. Er is altijd de keuze tussen twee paden, en het is een keuze die door de mens vrijwillig gemaakt moet worden.

De substantie van het mentale niveau is de vijfde Straal, gekanaliseerd door Venus, en omdat het koninkrijk der engelen met substantie werkt – met het vormaspect – brachten de zonne-engelen de stof van het mentale naar de mensheid door de verbinding te vestigen tussen het causale lichaam van de ziel op het mentale vlak – een verbinding die behouden blijft tot aan de vierde inwijding welke de niet langer benodigde vorm van het causale lichaam vernietigt. Enig idee van de omvang van deze daad van de zonne-engelen krijgen we wanneer we beseffen dat de vijfde Straal van Kennis “de energie is die de mensheid (en vooral de getrainde discipel of ingewijde) toestaat toe te treden tot de mysteries van Gods Geest zelf. Het is de “Stoffelijke” sleutel tot de “Universele Geest” (Ibid, p.591).

Voorts is de verbinding tussen de vijfde Straal van Concrete Kennis en de tweede Straal van Liefde-Wijsheid buitengewoon hecht, want de tweede Straal regeert het huidige zonnestelsel, en door het offer van de “Licht Dragende” zonne-engelen met betrekking tot de dier-mens, was het tweede-straals aspect van wijsheid gewekt, want “wijsheid is kennis uit ervaring (de tocht van de Verloren Zoon) en ten uitvoer gebracht door liefde”. Aldus bracht de afdaling van de zonne-engelen naar de materie het erfgoed van ervaring ter ontvouwing van het goddelijke Plan.

Terugkerend naar het verhaal van de Verloren Zoon, en om de dieperliggende implicaties van de ervaring van de Verloren Zoon te begrijpen, is het belangrijk om op te merken dat, na de terugkeer naar het huis van zijn Vader, deze zich verheugd naar buiten spoedde om hem te omhelzen, daarmee de oudere zoon die thuis was gebleven met een gevoel van jaloezie en onderwaardering achterlatend. Dat een dergelijke reis naar “een ver land” deel is van Gods Plan lijkt geïllustreerd te worden in de volgende passage van de Tibetaan:

Deze drang om zich te offeren, van het ene afstand te doen voor het andere, de ene weg of gedragslijn te kiezen waardoor een andere weg wordt opgeofferd, te verliezen om ten slotte te winnen — dit alles ligt ten grondslag aan de geschiedenis van evolutie. Dit vereist psychologisch begrip. Het is een regerend beginsel van het leven zelf en loopt gelijk een gouden patroon van schoonheid door de duistere bouwstoffen waarmee de menselijke geschiedenis wordt opgebouwd. Wanneer deze drang tot opofferen ten einde te winnen, te verkrijgen of datgene te redden wat wenselijk wordt geoordeeld, begrepen wordt, dan zal de gehele oplossing van 's mensen ontplooiing worden geopenbaard. Deze neiging of drang onderscheidt zich enigszins van begeren, zoals begeerte heden ten dage verstaan en bestudeerd wordt. Hetgeen het in werkelijkheid betekent komt neer op het tevoorschijn treden van datgene wat het goddelijkste in de mens is. Die neiging heeft in zich een aspect van begeerte, doch het is de dynamische, actieve kant en niet die van het gevoel. Het is het overheersende kenmerk van de Godheid.

(Esoterische Psychologie II, blz. 97)

Door de energie van de vijfde Straal, die in essentie een “Lichtdrager” is, is de evolutie van de mens versneld en daarmee de komst van het Koninkrijk Gods naar de Aarde ten gevolge van de opkomst van zovelen die hun inwijding nemen in dit tijdperk. Het feit dat De Geheime Leer Venus gelijkstelt met Gaia (de Aarde), en het ontwakend bewustzijn van de Gaia theorie erkent dat de Aarde een levend en verenigd organisme is, geeft aan dat de mensheid nu begint te ontwaken en enigszins samen te werken om dezelfde reden waarom de engelen nederdaalden in de materie: tot redding van de stof en het voor het ontwaken van de geest in de vorm opdat het Doel van de Godheid vastgelegd en tot uitdrukking gebracht kon worden in de stof. De zonne-engelen “vielen” uit eigen keuze en als een daad van buitengewone opoffering ten behoeve van de mensheid. Die “Heren van Kennis en Mededogen en van aanhoudend volhardende Toewijding” zijn wij zelf, en op onze beurt moeten wij gewetensvol keuzes maken om onze incarnatie in de vorm onder controle te houden, zoekend naar het Doel en daarbij het leven op Aarde als offer aanbieden aan de lagere levensvormen die van onze zorg afhankelijk zijn.

Christus zei: “Ik ben de stralende morgenster”. Zijn belofte en de nalatenschap van de aanwezigheid op Aarde van al die “lichtdragers”, wordt het beste samengevat is de volgende woorden: H.P. Blavatsky schreef dat “in alle oude kosmogonieën het licht voortkomt uit de duisternis”. En Alice Bailey drukt een soortgelijke herkenning uit in de volgende woorden: “de Meester M., … voegt de duisternis toe aan het licht zodat de sterren zichtbaar worden, want in het licht schijnen de sterren niet, terwijl er in de duisternis geen verspreid licht is, doch enkel geconcentreerde punten die uitstralen'.” (De Stralen en de Inwijdingen, blz. 170)